Hoofdstuk 4
'Ik vroeg me af hoe ver je zou lopen voor je hier terug zou komen. Je had me moeten bellen.' Overrompeld keek Rachel op. Gage zat op het trapje voor zijn deur. Zijn grijze personenwagen stond achter haar auto bij de stoeprand en niet op zijn oprit. Het was na negenen en Rachel had de hoop opgegeven hem te vinden, nadat ze overal was geweest waar hij gewoonlijk naartoe ging.
'Dat heb ik geprobeerd. De batterijen van je pieper zijn zeker op.' Hij trok de pieper van zijn riem om dat te controleren. 'Sorry. Daar had ik niet aan gedacht.' Rachel ging naast hem op het trapje zitten. Van opluchting kwam alle spanning los die zich tijdens de terugtocht van het restaurant had opgebouwd. Gage pakte haar rechterhand en haalde er het horloge uit dat ze vasthield. Hij repareerde de losse schakel, deed het horloge weer om haar pols en klikte het dicht. 'Ik was wat aan het rijden. Zonder drank. Gewoon een beetje aan het rondrijden.' Ze knikte, was blij dat te horen.
'Het spijt me dat je je zorgen maakte.' Ze haalde haar schouders op. 'Ik maak me graag zorgen.'
Hij grinnikte en in plaats van op te staan, leunde hij met zijn ellebogen op de tree achter hem en strekte zijn benen. 'Je ziet er goed uit, Rachel.' Hij klonk minder depressief dan de vorige keer dat ze hem gezien had. Ze keek hem onderzoekend aan en ving zijn blik, waarin ze het eerste glimpje van aanvaarding las. 'Dank je. Jij niet', zei ze vriendelijk. Hij was achtendertig en bijna één meter negentig lang. Zich goed kleden en fit blijven waren altijd prioriteiten geweest. Het was een teken van zijn verdriet dat hij de dingen die hij het belangrijkst vond het eerst liet schieten.
Hij streek over zijn kin. 'Vind je mijn piratenversie niet leuk?' 'Het ziet er nog een beetje sjofel uit.'
'Met de feestdagen mag je een baard laten staan.' 'O, is het een baard?' Het paste wel bij zijn scherpe gelaatstrekken. Hij glimlachte naar haar. 'Hoe zou het toch komen dat het net lijkt of ik Tabitha hoor in dit gesprek? 'Zij zou eerst over je haar begonnen zijn.' 'Dat is waar.'
Hij liet zich ermee plagen door haar en alleen daaraan al kon ze merken dat er de laatste tijd iets fundamenteels veranderd was. De hoop vlamde op. Tabitha had zijn persoonlijkheid zachter gemaakt, maar de laatste twee jaar was het cynische kantje weer teruggekeerd, waardoor ze hem nog maar zelden zag lachen. Het was een heel goed teken om hem weer te zien lachen.
'Ik ben weer aan het werk gegaan', merkte hij op. 'Dat heb ik gehoord.' 'Nee - echt aan het werk gegaan. Ik ga de weekendspecial doen.' Een speciale nieuwsreportage voor de zaterdagkrant, een kans om dieper in te gaan op dingen die in de stad gebeurden. Daar had hij jaren geleden zijn Pulitzerprijs mee gewonnen en ze wist nog hoeveel prestige en druk er met die baan verbonden waren. 'Ik ben blij voor je.'
'Ik ben doodsbang.' Hij zei het zo bot en met zo'n grote glimlach dat ze moest lachen. 'Welkom terug in het land der levenden.' 'Jeffrey heeft net zo lang op me ingepraat tot ik ja zei. Mijn jongere collega wil ook graag een Pulitzerprijs winnen.' 'Hij is jong en ambitieus. Klinkt je dat niet bekend in de oren?'
'Ik ben nooit jong geweest.' Ze schoot in de lach. 'Het is onze taak om onderzoek te doen, dingen uit te pluizen en te schrijven. Ik vind het een beetje vervelend om een das om te moeten doen als ik naar kantoor ga, maar meestal zal ik vanuit huis werken.'
'Ben je daar klaar voor?' 'Daar kom ik vanzelf achter. Maar nu wat anders: wat veroorzaakte die grimmige blik op jouw gezicht toen je net naar je auto terug kwam lopen?'
'Cole.'
'Niet wat, maar wie dus.' Hij stond op en bood haar zijn hand. 'Ie vindt hem aardig; je wilt het alleen niet toegeven.' 'Hij past op mijn broer, daar ben ik dankbaar voor.' Het was wel zo eerlijk dat Cole na te geven. 'Hij maakt zich zorgen over die branden.'
'Welke branden?' Gages goede humeur verdween als sneeuw voor de zon. Rachel wist hoe gevoelig het onderwerp voor hem lag, maar ze had zijn hulp nodig. 'Dat huis, dat vorige week afgebrand is - dat vertoont kennelijk overeenkomsten met andere branden die ze de laatste tijd gehad hebben. Zou jij er eens naar willen kijken?' Zijn gezicht gaf aan dat hij het niet wilde, maar hij wreef met zijn duim over haar kin en zuchtte. 'Voor jou zal ik ernaar kijken. Zo lang je me niet op mijn kop geeft voor de hulp in de huishouding.'
'Ben ik zo voorspelbaar?' Hij sloeg zijn arm om haar schouder en draaide haar om naar zijn voordeur. 'Alleen voor mensen die je graag mogen. Wat heb je voor me meegenomen? Ik sterf van de honger.'
'Kersentaart.' Ze keek op haar horloge. 'Ik kan niet lang blijven. Kate verwacht me om tien uur.' 'Blijf dan in ieder geval nog een stukje taart mee-eten. Ik heb er een hekel aan om alleen te eten.'
Het medaillon van Jacks sleutelketting was eraf gevallen. Cassie wreef het gladde metaal tussen haar duim en wijsvinger, terwijl ze door de winkel liep om alle lichten uit te doen. De man had een Bugs Bunny-medaillon aan zijn sleutelketting. Ze was in de lach geschoten toen ze het vond. Jack was een charmeur. En vanavond stond iedereen die haar te eten gaf bij haar in de gratie.
Cassie liep het magazijn in om haar jas te pakken. Ze zou thuis een tangetje moeten opzoeken om het schakeltje te repareren dat opengegaan was. Misschien zou ze een bijpassende Road Runner-medaillon voor Jack kopen als cadeautje. Die verkochten ze in het winkeltje op de hoek, aan een draairekje bij de kassa, naast de honkbalplaatjes en de slotontdooier.
Ze was niet van plan geweest tot zo laat te blijven. Ze zou pas na elven thuis zijn. Ze zou tanken, bij de avondwinkel langsgaan en dan thuis meteen haar bed induiken. Dat klonk goed.
Cassie liet het medaillon in haar jaszak glijden. Het was een beetje pijnlijk om naar een jonge Robert Redford te kijken aan de andere kant van de tafel. Een ruige, knappe kop, brede schouders, blauwe ogen - hij was een man die de aandacht trok door gewoon een kamer binnen te lopen, die geen littekens had die zijn uiterlijk ontsierden. Het was niet eerlijk om Jack te verwijten dat hij er goed uitzag. Alles wat ze van hem wist stond haar aan. Ze hoopte dat Jack O'Malley inderdaad nog eens langs zou komen.
De brandweergemeenschap was een klein wereldje en ze had al een paar keer samengewerkt met zijn broer Stephen, die ambulancebroeder was, voor ze Jack bij de brand in het restaurant ontmoet had. Water over Jack heen gooien was die dag een praktische manier geweest om kennis met hem te maken. Het was een warme dag geweest met een felle brand en afkoeling was van het grootste belang voor iedereen die bij de brand betrokken was. Het was ook een lollige manier geweest om ervoor te zorgen dat hij haar niet zou vergeten.
Ze genoot van zijn vriendschap. Hij was een van de weinigen die niet stijf en ongemakkelijk naast haar had gezeten als hij haar in het ziekenhuis kwam opzoeken. Hij bracht liever een compilatie van alle strips uit de zaterdagkranten voor haar mee dan een tijdschrift. Hij had altijd wel een mop om haar aan het lachen te brengen. Achter de humor zag ze een serieuze man, die een bewuste keuze maakte. Hij deed iets wat anderen niet deden: hij bleef haar eraan herinneren dat het leven buiten de muren van het ziekenhuis doorging en op haar wachtte als ze er weer uit kwam. Dat waardeerde ze enorm.
Cassie deed de achterdeur van de winkel op slot. Ze was van plan planken op te hangen in het magazijn. Misschien wilde Jack haar daar wel een keer bij helpen als hij vrij had. Er was iets mis.
Cassie bleef staan en keek in het donker om zich heen, zich afvragend waar die indruk vandaan kwam. Het was net zo'n soort gevoel als ze weleens had bij een brand, als ze niets kon zien, maar een seintje van haar onderbewuste kreeg om niet te bewegen, omdat er gevaar dreigde. Haar hand sloot zich om haar sleutels. Ze liet ze tussen haar vingers glijden, zodat het scherpe wapens werden. Het was een veilige buurt en ze was gewend om 's avonds laat te werken, maar als er moeilijkheden waren, was een goede aanval de beste verdediging.
En toen drong het tot haar door. Rook.
Ze rook vuur. Met een ruk hief ze haar hoofd op. Als een havik speurde ze de hemel af en zag een vage nevel glinsteren. Sterren begonnen te verdwijnen.