Hoofdstuk 6
Jack trok de polsriempjes van zijn handschoenen strakker aan toen bluswagen 81 voor het huis tot stilstand kwam en een klein stukje verder reed, zodat bluswagen 65 bij de brandkraan kon komen. Ze zouden samen met het water doen. Bluswagen 65 zou het naar voren doorpompen, zodat ze met vier brandslangen tegelijk de aanval op het vuur konden openen en de waterdruk gelijk konden houden. Ladderwagen 81 reed met gillende sirenes langs hen heen en stopte bij de zijkant van het huis. De wagen van de reddingsploeg stopte achter de bluswagens. Het vuur sloeg al uit het dak. Jack sprong uit de wagen en was blij dat ze alle voertuigen hadden laten uitrukken. Ze zouden alle manschappen en heel wat slangen nodig hebben om het vuur te blussen.
Waren er nog mensen in het huis of was het leeg? Jack liet zijn ogen over de tientallen toeschouwers glijden, op zoek naar een of twee buren die daar het antwoord op zouden weten. Er waren twee politieagenten en er was al een verslaggever gearriveerd.
'Ze ging naar binnen om de slaapkamers te controleren'. Jack splitste zijn oren bij de woorden van de radeloze bejaarde man, die nu bij de kapitein stond. 'Ze zei dat ik tegen jullie moest zeggen dat ze ze met de klok mee zou controleren. Ze hamerde er echt op dat ik dat zou zeggen.'
'Wie?'
Jack zag de auto. Er waren geen twee mensen met een blauwe auto met witte sierstrippen en een bumpersticker van het chili-restaurant waarop stond: Brandweerlieden houden van heet.
'Cassie', schreeuwde Jack, terwijl de adrenaline door zijn lijf heen stroomde. 'Is ze alweer naar buiten gekomen? Hij probeerde de wanhoop uit zijn stem te weren terwijl hij zijn persluchtcilinder greep. Hij boog voorover en gooide hem op zijn rug. Bruce en Nate lieten de brandslangen die ze aan het uitrollen waren, vallen en grepen branddekens en extra persluchtcilinders. De prioriteiten veranderden onmiddellijk. De twee medewerkers van reddingsploeg 81 renden al naar de deur.
'Nee. Ze is al drie minuten binnen', zei de bejaarde man. Geconfronteerd met de mogelijkheid dat er nog mensen in het huis waren, wist Jack dat ze geen andere keus had gehad dan naar binnen te gaan. Angst was te zachtjes uitgedrukt voor het gevoel dat hem nu beheerste. Dakspanen gleden van het dak en spatten in een zee van vonken uit elkaar op de stoep. 'Jack, geef de reddingsploeg dekking.' Frank stemde zijn radio af en maakte contact met de luitenant van truck 81. 'Er gaan vijf mensen naar binnen. Breek het dak open, maar ga het pas blussen als we zeker weten dat het niet zal instorten op degenen die het huis doorzoeken.'
'Er is niemand thuis!' De politieagent die verwoede pogingen had gedaan om de garage open te krijgen, had zich zojuist toegang verschaft. Er stond geen auto. Degene die hier woonde was met de feestdagen weg. Jack kon wel vloeken. Dat had Cassie vast niet geweten. En dat betekende dat ze zou proberen elke slaapkamer te bereiken.
Ze wist hoe vuur zich voortbewoog en ademde. Ze zou het gevaar kennen. Maar dat mes sneed aan twee kanten. Ze zou tot het laatste moment binnen blijven. En de rook zou haar onderuit halen. Na achttien maanden uitgeschakeld te zijn geweest, zou ze haar eigen grenzen niet meer kennen. Stress,
hitte, rook - ze zou allang naar buiten hebben moeten komen.
Samen met Bruce en Nate rende hij naar het huis. Hij wilde dat Ben teruggeroepen was naar de kazerne. Hij zou niet zonder haar naar buiten komen en hij zou de felheid van de man op dit moment goed kunnen gebruiken. De verf bladderde van de muren. Jacks adem stokte binnen zijn masker toen zijn lamp de gevreesde aanblik signaleerde.
Zodra deze muren opengehakt werden, zouden de vlammen hen tegemoet springen. Als er zuurstof bij de bron van deze brand kwam, zou er een vuurzee ontstaan. Het huis viel niet meer te redden.
Jack liep achter de mannen van reddingsploeg 81 aan de trap op, terwijl Bruce en Nate de begane grond controleerden. Waar was ze?
De vlammen hadden het plafond bereikt, een dieprood, gloeiend monster, dat in golven door de dikke rook rolde, die de verf opvrat. De twee mannen van reddingsploeg 81 stapten samen de rook in om met hun lichamen letterlijk de hele breedte van de gang te bestrijken. Jack wist wat ze deden. Ze
hoopten over Cassie te struikelen.
Ze kroop rond op handen en voeten. De brandweerman in hem roemde haar tegenwoordigheid van geest; de man die haar in het ziekenhuis bezocht had, kon wel huilen. Zijn heldere lamp viel op de vreemde kleur blauw. Ze hield een teddybeer in haar linkerhand. Geen wonder dat ze was blijven
doorzoeken. De mannen van reddingsploeg 81 wikkelden haar in een branddeken om haar te beschermen tegen vallende vuurdeeltjes en tilden haar in zijn armen.
Jack deed zijn best om de getransplanteerde huid op haar armen te ontzien toen hij haar overnam. Cassie schokte van het hoesten. Ze zou op geen enkele manier zonder struikelen de trap af kunnen lopen. Hij legde haar over zijn schouder en draaide zich om naar de trap. Hij had nog maar één doel voor ogen: haar zo snel mogelijk naar buiten krijgen. Zodra hij de voordeur uit was, trok hij zijn masker af. Hij draaide Cassie om, sloeg de branddeken terug en schrok bij de eerste heldere aanblik van haar gezicht. De tranen stroomden over haar wangen en ze hapte kokhalzend naar lucht.
Verschroeide longen deden vreselijk pijn. 'Waar is de ambulance?
'Hier.'
De laarzen voelden als lood aan zijn voeten toen hij ernaartoe wilde rennen.
Cole was er, samen met twee ambulancemedewerkers van het plaatselijke ziekenhuis. Jack was dankbaar toen hij zag dat het Neal en Amy waren. Die wisten wat hen te doen stond bij een brand. Toch wilde hij dat het zijn broer Stephen geweest was, die de oproep ontvangen had. Hij zette Cassie voorzichtig neer.
Jack hoorde het bevel om de brand te blussen en wist dat het betekende dat zijn mannen en de reddingsploeg veilig buiten waren. Met oorverdovend geraas begon het water te stromen.
Cassie weigerde te gaan liggen op de brancard. 'Te heet, protesteerde ze.
Toen Cole haar jack uittrok, zag Jack de brandplekken in het leer. Ze zou een nieuw jack moeten hebben voor Kerst. Amy schoof een zuurstofmasker over haar hoestende mond.
Jack deed zijn handschoenen uit. Hij maakte de knoopjes van de manchetten van Cassies blouse los en rolde haar mouwen voorzichtig omhoog. De verse littekens op haar armen zagen pijnlijk rood, opgevlamd door de hitte. Haar rechterarm was er erger aan toe dan haar linker. Neal reikte hem koude kompressen aan en Jack legde ze op haar onderarmen. Ze kromp ineen.
'Dat is beter', fluisterde ze.
Jack tilde haar kin omhoog om te kijken of ze nieuwe brandwonden had opgelopen. Haar ogen traanden vreselijk en ze kon ze slechts op een kiertje open doen. ‘Hij haalde voorzichtig haar bril van haar neus en zag tot zijn opluchting dat de glazen niet gebarsten waren. De uitputting die hij eerder
die avond gezien had, overspoelde haar nu. 'Het huis was leeg, Cassie. Het gezin is met vakantie.'
Haar opluchting was voelbaar.
Neal legde een ijskompres tegen haar nek om haar sneller te laten afkoelen. 'Volhouden, Cassie, de oogdruppels zullen helpen.' Hij streek het haar uit haar gezicht en deed haar ogen voorzichtig open om ze in te druppelen. Hij depte haar tranende ogen met een steriel gaasje. 'Laat ze maar goed tranen, dan worden ze schoon.'
Een hoestaanval deed haar dubbelslaan. Het deed pijn om ernaar te luisteren. Jack moest terug naar zijn mannen, maar hij wilde niet bij haar weg. Hij kon zich er slechts een voorstelling van maken
hoe moeilijk het was geweest om weer oog in oog te staan met een brand.
Hij voelde een stevige hand op zijn schouder. Jack keek op in de ogen van zijn kapitein, die naar Cassie keek. 'Ploeg 26 kan hier elk moment zijn', zei Frank. 'We hebben genoeg mensen. Blijf bij haar. Laat het me weten als ze iets nodig heeft. Wat dan ook.'
Jack knikte dankbaar. Neal stootte hem aan en Jack keek op. Neal had Cassies vingers opengebogen om haar horloge af te kunnen doen. Er zaten blaren op de vingers van haar linkerhand en op haar
handpalm. Sommige ervan waren al open en rauw. Jack herkende het patroon: Ze had een deurknop beetgepakt. Zijn eigen hand verkrampte van medeleven. 'Cassie, we brengen je naar het ziekenhuis.' Hij streelde de binnenkant van haar rechterpols en voelde haar onregelmatige hartslag. 'We zullen iemand naar die blaren laten kijken.' Haar ogen gingen open en met ongecoördineerde bewegingen schoof ze met haar rechterhand het zuurstofmasker opzij. 'Nee. Niet naar het ziekenhuis.'
In haar ogen stond angst te lezen, maar ze had hierin niets te kiezen. Ze moest naar een dokter, niet alleen voor haar handen, maar ook voor haar longen. Hij had er geen behoefte aan met haar in discussie te gaan, niet hierover. 'Cole.' Hij beriep zich op de enige persoon naar wie ze zou luisteren.
Amy probeerde het masker weer op te zetten, maar Cassie duwde het opzij. Ze probeerde om zich heen te kijken om Cole te zien. 'Nee. Ik ga niet.'
Cole was haar voormalige kapitein. Ze kenden elkaar al heel lang, al ver voor de brand in het verzorgingshuis, en Jack kon het woordeloze gesprek tussen de twee bijna letterlijk volgen. Uiteindelijk knikte Cole. 'Neal, doe hier wat je kunt. Ze gaat niet.'
Vol ongeloof en woede draaide Jack zich om. Met één blik legde Cole hem het zwijgen op, nog voor hij iets had kunnen zeggen. Cassie deed haar ogen dicht en liet Amy het zuurstofmasker weer over haar gezicht plaatsen.
Jack deed een stap opzij om Neal de ruimte te geven om te werken. 'Cole-' Hij wilde de juistheid van het besluit aanvechten.
'Ik wil mijn bril', mompelde Cassie. Jack keek naar de bril in zijn hand. Hij was zwart van het roet. Als hij hem nu aan haar gaf, zou ze hem misschien per ongeluk van haar neus slaan en breken. 'Straks, Cassie. Je kunt nu toch niks zien.'
Ze klopte op het borstzakje van haar blouse. 'Hier. Het is mijn enige bril.'
'Ik zal hem niet kwijtraken.' Ze deed haar ogen net genoeg open om hem aan te kijken. 'Hand erop?'
Als haar protest niet om een bril gegaan was, zou hij in de lach geschoten zijn om de irritatie in haar stem. 'Ik beloof je dat ik hem niet zal verliezen.' Ze geloofde hem met tegenzin. Jack gaf een zacht kneepje in haar enkel. Hij begreep waarom ze zo vasthoudend was om zoiets kleins. Na de brand in het verzorgingshuis had ze drie weken met verband om haar ogen gelegen. Zonder bril kon ze
bijna niets zien. 'Hand erop, meisje.'
'Cassie.' Neal vroeg haar aandacht. 'Ik moet die hand schoonmaken. Dat zal wel even prikken.'
Ze knikte alleen maar. Jack nam aan dat alles relatief was. Een prik was niets vergeleken met de pijn die ze had doorgemaakt.
Jack richtte zijn aandacht op zijn vriend en ging wat zachter praten. 'Cole, ze moet naar een dokter.'
'Vertel mij wat.' 'Maar waarom-?'
'Ze moet half dood zijn, wil ze vrijwillig een voet over de drempel van een ziekenhuis zetten.'
Jack veronderstelde dat hij er ook zo over zou denken als hij een jaar lang ziekenhuis in, ziekenhuis uit gegaan zou zijn. 'Dat verandert niets aan het feit dat ze naar een dokter moet.' 'Dus zoek ik er een die huisbezoeken aflegt.' Cole wees naar de brand. 'Werk van de pyromaan?'
Jack dwong zichzelf zich te concentreren op het probleem waar ze mee te maken hadden. 'Brand in de muren', bevestigde hij. 'Ik twijfel er niet aan dat we zijn visitekaartje zullen vinden.'
'Peter Wallis woont hier.' De rustige opmerking werd onderstreept door het belang van de informatie. 'De voorzitter van het bestuur van het brandweerdistrict?' Cole knikte.
Het motief van de brandstichter was nu geen open vraag meer. 'Dat deed pijn.'
Jack draaide zich om bij het horen van Cassies woorden, zag haar van pijn vertrokken mond.
'Ik ben bijna klaar', zei Neal meelevend. Hij had haar hand schoongemaakt en was nu bezig met een blaar die zich tussen haar ringvinger en pink vormde. Jack ging weer naast haar staan en legde zijn hand op haar schouder. Cassie schoof het zuurstofmasker opzij. 'Was deze brand aangestoken?
'Daar ziet het wel naar uit.' Jack duwde het masker weer op zijn plaats en wilde dat ze een betere patiënt was. Ze negeerde hem.
'Hij heeft hem aangestoken', mompelde ze. 'Wat?' Ze fronste haar wenkbrauwen en schudde haar hoofd. 'Cassie, heb je iets gezien?' drong Cole aan. 'Wat dan ook?' 'Bij de oprit. Hij stond naar de brand te kijken. Op een vreemde manier', fluisterde ze. 'Een lange man met een bruin jack en een spijkerbroek.' Ze keek neer op haar hand. 'Ik heb hem niet echt goed gezien. Hij stond in het schemerduister.' Jack wierp Cole een blik toe. Ze hadden erop gehoopt dat iemand de man zou zien, maar Cassie - Jack was bang voor wat dat betekende. Ze had hem gezien; dat betekende dat hij
haar ook had gezien. Cole haalde zijn sleutels uit zijn broekzak. 'Neem haar mee naar de kazerne om haar verklaring op te nemen, zodra ze hier met haar klaar zijn', zei hij zachtjes. 'Ik neem haar auto wel mee.'