Hoofdstuk 5
Sam snurkte. Jack draaide zijn hoofd om en overwoog een kussen naar het andere bed te gooien om hem te laten ophouden. Volgens Sams vrouw werkte dat. De slaapzaal van de kazerne bood plaats aan twaalf mensen. De bedden waren eenvoudig en de matrassen qua dikte en comfort net iets beter dan een kampeermatras, maar slechter dan het goedkoopste motelbed.
Languit liggend bovenop zijn slaapzak wist Jack eigenlijk niet waarom hij niet kon slapen. Het was elf uur 's avonds en hij had er nooit eerder moeite mee gehad om in slaap te komen. Hij verschoof een beetje naar rechts op het kussen. Hij lag op het vierde bed en als zijn hoofd aan de linkerkant van het kussen lag, scheen het driehoekje licht van de lantaarnpaal buiten het raam precies in zijn ogen.
Er zat een rooklucht in de slaapzak en zo laat op de avond irriteerde hem dat. Hij moest eraan denken hem naar de wasserette te brengen. Aangezien de bedden door drie verschillende ploegen werden gebruikt, gebruikten de meeste mannen liever een slaapzak dan te moeten rommelen met lakens en dekens. Beneden in de vrouwenslaapzaal was dat anders. Er zaten twee vrouwelijke ambulancemedewerkers en één brandweervrouw in deze ploeg. Ze namen de tijd om een eigen plekje te creëren, ook al betekende dat dat ze elke keer als ze dienst hadden het bed moesten verschonen.
Het was middernacht en hij lag erover na te denken waarom vrouwen hun bedden opmaakten met lakens en dekens en mannen een slaapzak gebruikten. Hij vouwde zijn handen achter zijn hoofd en vroeg zich af wat zijn zus Rachel daarover te zeggen zou hebben. Waarschijnlijk dat hij moest gaan slapen. Cassie zou de kerstboom volgende week in haar winkel moeten hebben staan als hij van enig nut wilde zijn voor haar kerstverkoop. Misschien zouden ze aanstaande zondagmiddag een boom kunnen gaan uitzoeken. Hij wist dat ze op zondag altijd gesloten was om godsdienstige redenen, dus dan zou ze wel vrij zijn.
Hij zou de pick-uptruck van zijn broer Stephen kunnen lenen en Cassie meenemen naar een tuincentrum of een van die grote kerstboomkwekerijen. Het zou een goed excuus zijn om een paar uur van haar tijd te krijgen. Hoe meer Jack erover nadacht, hoe beter het idee hem aanstond. Hij zou met de juiste kerstcadeautjes moeten komen voor onder die boom. Ze zou waarschijnlijk voorstellen er mooi ingepakte lege dozen onder te leggen, maar daar was niets leuks aan. Trouwens, hij geloofde sterk in kwantiteit naast kwaliteit. Jack glimlachte. Er moest toch een plek zijn waar hij oude, zeldzame stripboeken zou kunnen vinden.
De sirene verbrak de stilte. Cassie bracht haar auto met een ruk tot stilstand, zette de motor af en brak de sleutel bijna doormidden toen ze hem uit het contact trok. De lantaarnpalen stonden te ver weg om meer dan een vage indruk te geven van een huis op de hoek, omringd door eeuwenoude bomen. Het huis was groot en oud en werd aan alle kanten omgeven door een veranda. Nu al haatte ze de twee torentjes, omdat ze wist dat daar smalle, gedraaide trappen naar boven zouden zijn. Het was net zo'n soort huis als dat van haar oma, waar Cassie als kind graag op onderzoek uit was gegaan.
Er dreef rook op de wind. Gloeiende asdeeltjes begonnen de rook te verlichten als vuurvliegjes, losgelaten uit de ingewanden van de aarde. Het publiek bestond uit een man van een jaar of tachtig, die haastig het trapje van zijn veranda af kwam rennen en zijn vrouw, die de ceintuur van haar dikke, blauwe ochtendjas dichtknoopte en hem uitschold omdat hij zijn schoenen niet aan had. 'Hebt u de brandweer al gebeld?'
‘Ja.’' Hij keek vol ongeloof naar de overkant van de straat. 'Ik stond net op om wat te gaan drinken en opeens rook ik een brandlucht. Het duurde een hele poos voor ik erachter was waar die vandaan kwam.' Dat verbaasde Cassie niet; ze wist hoe snel een brand kon uitslaan en zich vanuit het niets kon ontwikkelen tot iets als dit. 'Wie woont hier? Is er iemand thuis?'
'Carla en Peter Wallis en hun dochter Tina.' Cassie schrok bij het horen van de naam van het kind. 'Hoe oud is Tina?' 'Zes. Ze gaan vaak op reis, maar voor zover wij weten zouden ze met de feestdagen thuis blijven.'
Er waren nog geen vlammen te zien achter de ramen, maar ze sloegen inmiddels wel uit het dak. Het huis stond aan de rand van het brandweerdistrict. De brandweer was onderweg; er was weinig verkeer. Had ze nog drie tot vijf minuten om op hen te wachten?
Ze legde haar hand op haar toeter. De rook was misschien nog niet op de begane grond, maar als hij al op de eerste verdieping was gezakt, zou iemand die daar lag te slapen niet wakker worden.
Onder haar jas voelde ze haar shirt kletsnat worden van het zweet. Ze wilde niet naar binnen. Ze was bang. Dat was misschien logisch, maar ze schaamde zich ervoor. 'Hebben ze huisdieren?' De buurman schudde zijn hoofd. In ieder geval zou er binnen geen dolle hond op haar wachten. Als er iemand binnen was, zou ze het zichzelf nooit vergeven als ze niet naar binnen ging. Ze moest het gewoon doen. Nadenken deed ze later maar. Ze vond haar zaklamp onder de bestuurdersstoel en greep de grote rol verpakkingstape die ze gebruikte om dozen boeken dicht te plakken die ze op veilingen kocht. Cassie was blij dat ze haar leren jack aanhad, maar wenste dat ze iets beters had dan tennisschoenen en korte sokken.
Ze had eerder reddingsoperaties uitgevoerd. Met Ash. Met een persluchtcilinder op haar rug, een uitrusting die honderdvijftig graden hitte kon reflecteren en een gezichtsmasker om de rook in elk geval uit haar gezicht te houden, ook al was er geen zicht. Deze avond had ze geen van die dingen. En van dat alles miste ze Ash het meest.
'Als de brandweer arriveert, zeg dan dat ik de slaapkamers met de klok mee controleer. Goed onthouden. Met de klok mee.' Ze rende naar het huis. Met iedere stap kwam ze dichter bij haar eigen nachtmerrie.
Heer, geef me moed. Ze was niet bang voor het gevaar; ze was bang voor haar herinneringen, dat die haar zouden verlammen. Zolang ze haar doel voor ogen zou houden en in beweging zou blijven, kon ze de risico's aan. Maar als ze oog in oog zou komen te staan met de vlammen - de misselijkheid kwam nu al op en er was nu alleen nog maar sprake van rook. Nog een toeschouwer. Ze zag de man toen ze het pad naar de voordeur opliep. 'Achteruit, alstublieft. Ik ben van de brandweer.'
Ze had geen behoefte aan goedbedoelende burgers die het huis zouden binnengaan in een poging te helpen. De man stond aan de rand van de tuin naar de brand te kijken. In het donker was hij niet meer dan een impressie - een lange man met een lichtbruin jack en een spijkerbroek. Hij stopte zijn handen in zijn zakken en draaide zich terloops om om haar aan te kijken. Ze kon niet zien wie het was, maar de manier waarop hij zich bewoog... Ash.
Ze struikelde. Hoe vaak had ze die kalme, ontspannen inschatting van een situatie gezien voor hij in actie kwam? 'Ash?' fluisterde ze vol ongeloof. Hij woonde hier in de buurt. Hij was terug. 'Ash', zei ze opgelucht en met meer zekerheid in haar stem. De man deed een stap achteruit en verdween in het duister. Wat was er aan de hand?
Een heet asdeeltje schampte haar wang. Cassie's aandacht keerde met een ruk terug naar het huis. Het kon Ash niet geweest zijn. Hij zou niet naar een brand staan kijken. Hij zou haar niet negeren. De rook spoot uit de overhangende rand van het dak, als een omlaag gerichte schoorsteen. Sinds haar komst was de brand alleen maar feller gaan woeden. Ze had Ash nodig, niet de een of andere toeschouwer die het leuk vond om daar te staan kijken.
Hoe kon ze het beste naar binnen gaan? In het verleden zouden Ash en zij de voordeur ingeslagen hebben met een stormram. Zij had niet de kracht om zoiets te proberen. Ze zag een schommelstoel op kinderformaat op de veranda naast twee grote stoelen. Ze hoefde het niet netjes te doen. Ze pakte de eerste grote stoel. Het metaal was koud en moeilijk te hanteren, omdat ze nu alleen nog kracht had in haar linkerarm. Ze gooide de stoel door het raam van de woonkamer. Er kwam maar een klein beetje rook naar buiten. Als het vuur voornamelijk in het dak zat, was er nog een kans. Met de zaklamp sloeg ze het glas uit de onderkant van het kozijn.
Tien jaar lang had ze het heerlijk gevonden om dit te doen. Ze was gek geweest. Ze stapte over het raamkozijn. Rand van het district. Laat op de avond. Jack zette zich schrap tegen het dashboard toen Nate de moeilijke bocht nam naar Holly Street. Hij had elke centimeter van de weg nodig om de lange brandweerwagen van ploeg 81 de bocht om te manoeuvreren. Het was een oude buurt met smalle straten. Mensen werden wakker van de sirenes en de zwaailichten. Jack dwong de wagen met al zijn wilskracht om de afstand sneller te overbruggen. Cypresstraat 1437. Ze waren op weg naar het buurtje achter Cassies winkel.
Dit had alle kenmerken van een brand van de pyromaan. Maar deze keer had niet de Gouden ploeg dienst, maar de Rode ploeg. Het was toeval dat Nate en Bruce beschikbaar waren geweest toen deze melding binnenkwam. Reddingsploeg 65 was weggeroepen naar een auto-ongeluk en Nate en Bruce waren teruggeroepen naar de kazerne om de manschappen aan te vullen. Ze kwamen net binnen toen de sirene ging voor deze brand.
Jack moest ervan uitgaan dat dit het werk van de pyromaan was en op het ergste voorbereid zijn. Volgens het adres was het weer een huis - maar was het onbewoond of bewoond?
'Bruce.' 'Ik kom direct achter je aan met de brandbijl.' Jack knikte. Hij wilde geen team het huis insturen als het dak elk moment kon instorten. Cassie jammerde tegen de hitte. Hij drong binnen in haar jack en doordrong haar blouse met lange mouwen. De huid, die nog herstellende was van de laatste operatie, schreeuwde het uit van de pijn. Ze vond de gang en de trap naar boven. De rook was misleidend. Op de begane grond bestond hij slechts uit witte kringeltjes in de straal van haar zaklamp, maar als ze naar boven scheen, kon ze de duisternis op de overloop niet doorboren.
Ze wilde teruggaan. Ze wist wat haar bovenaan de trap wachtte. Doorgaan of naar buiten? Cassie greep de trapleuning beet en nam de trap met twee treden tegelijk. De rook dreef haar op haar knieën. Hoestend en zich moeizaam oriënterend bewoog ze zich op de tast naar rechts. Laag bij de grond kon ze nog steeds ademhalen, alhoewel de lucht heet was. Haar ogen brandden van de rook en het zicht was hopeloos. Ze verspilde geen adem door te roepen. Ze zou iemand beetgrijpen en hem naar buiten slepen. Het gebrul van het vuur in het dak was oorverdovend. De bewoners hadden de zolder waarschijnlijk volgestouwd en er nooit over nagedacht wat tien jaar schimmelvorming zou doen met vergeten dozen. Er begon pleisterwerk naar beneden te vallen. Stopcontacten rookten. Er schoten vlammen uit gaatjes waar foto's aan de muur hadden gehangen. Haar mogelijkheden waren beperkt. Ze zou niet lang meer over lucht kunnen beschikken. Dertig seconden. Met de klok mee zoeken. Ze voelde de eerste slaapkamer met het eind van het dikke plakband dat ze al los had getrokken en wikkelde het met twee snelle draaien om de hete deurknop. Ze liet het tape achter zich
aan fladderen toen ze de rook indook op zoek naar het bed. Een bed vinden dat niet opgemaakt was en hopen dat haar graaiende handen een arm of been zouden raken, bidden dat zo geen leeg kinderbed zou vinden. Kinderen in een brand hadden de dodelijke gewoonte in kasten of onder meubels te kruipen. Zonder uitrusting zou ze onmogelijk de hele kamer kunnen doorzoeken.
Ze botste met haar rechterscheen tegen hout en de schreeuw van pijn kostte haar kostbare lucht toen ze tegen het bed aanviel. Het bed was strak opgemaakt. Ze kromp ineen bij het besef dat dit waarschijnlijk een logeerkamer was. Cassie draaide zich om en dook de gang weer in. Ze liet
zich hoestend op haar knieën vallen en hapte naar adem in de paar centimeter schonere lucht vlak boven het tapijt. De lucht was zo heet dat het pijn deed om adem te halen. Ze graaide in de dikke rook naar de volgende deur, terwijl ze genadeloos haar angst negeerde. De volgende deur bleek de
badkamer te zijn. De derde deur klemde toen ze hem open probeerde te doen. Was iemand binnen in de kamer gevallen toen hij bij de deur probeerde te komen?
Cassie zette haar zaklamp bij haar linkervoet. Ze accepteerde de blaren die ze zou oplopen, pakte met haar linkerhand de hete deurknop beet en zette haar gewicht tegen de deur. Haar longen brandden van de inspanning. Het lukte haar haar rechterhand in de deuropening te krijgen en de deur een beetje open te wrikken.
Er was vuur achter de deur. Toen de deur beetje bij beetje openging, stond ze oog in oog met de draak. Plotseling zwaaide de deur helemaal open en sloegen de vlammen in haar gezicht. Pleisterwerk. Ze had een stuk pleisterwerk en een balk opzij geschoven. Cassie deinsde terug voor de vlammen. Ze schoten langs haar heen naar de tegenoverliggende muur. Alle lucht werd opgeslokt in de wervelende rook. Ze had geen tijd meer over.
Wegwezen. Ze kon onmogelijk langs die vlammen. Cassie draaide zich om - en struikelde over een teddybeer in de gang.