***

Mary reed het parkeerterrein van het zwembad in Pride Street op en bestudeerde de foto's nog eens. De rode auto had ze natuurlijk gezien op de foto's die Williams hun had gestuurd. Maar die auto was ook opgedoemd toen ze in Bell City waren. Het was de auto waarvan Paul had gezegd dat die te koop stond bij het huis in St. Louis Street. Probeerde Williams haar weer daarheen te lokken, naar de plek waar hij vroeger met Jennifer en Polly had gewoond?
De motor van de Camry draaide stationair terwijl de avond viel. Ze moest de binnenverlichting aandoen om de foto's te kunnen bekijken. Het was bijna zeven uur en haar vader en moeder zouden zich al aan het klaarmaken zijn om haar in het eetcafé te treffen, haar vader onder de douche, haar moeder net uit het bad met een handdoek om haar natte haar. Maar Mary zouden ze in het eetcafé niet zien. Ze had op Winchester nog wat zaken af te handelen en ze was van plan om af te maken waaraan ze was begonnen. Ze belde het mobiele nummer van haar moeder. Ze zou later thuiskomen, legde ze uit, maar ze hoefden voor haar niet op te blijven. Ja, alles was oké. Ja, haar toetsen had ze goed gemaakt. Nee, ze had niets nodig. Ze kwam gewoon wat later, en beloof me - Beloof me, mam - dat je niet voor me opblijft.
Ze deed haar ogen dicht en dacht na. Hoe moest ze deze foto's gebruiken, deze 'aanwijzingen' van Williams, om iets uit te puzzelen? Het bloed suisde in haar oren, gesuis van opgewonden afwachting, en ze wist dat dat gevoel verloren zou gaan als ze er niet in slaagde erachter te komen wat Williams haar probeerde te vertellen.
Ik geloof niet dat het een onderdeel was van het spel, had Brian drie avonden geleden gezegd over de lift die hij Elizabeth Orman had gegeven. Volgens mij was ze oprecht.
Mary maakte een U-bocht en reed weer richting Winchester. Op de heuvel rechts van de weg, die de studenten Grace Hill noemden, zag ze het huis van decaan Orman. Ze draaide de oprit in en reed de heuvel op naar de cottage. Het woord 'cottage' was te zwak uitgedrukt voor het huis. In wezen was het een villa in de stijl van een negentiende-eeuws landelijk koetshuis. Het A-vormige huis verrees tot hoog tussen de bomen. Mary wist dat het vier verdiepingen had met een totale oppervlakte van ruim vierhonderdvijftig vierkante meter.
Mary stapte uit en liep naar de voordeur. Ze had geen idee wat ze tegen Elizabeth Orman zou zeggen als de vrouw opendeed. Dat haar man medeplichtig was aan een moord die twintig jaar eerder was gepleegd? Dat ze wist dat de vrouw met Dennis Flaherty naar bed was geweest? Mary belde aan en wachtte. Van binnen kwam het vage geluid van voetstappen en toen deed decaan Orman de deur op een kier open. 'Ja, zeg het maar,' zei hij.
'Ik geloof dat ik informatie heb over professor Leonard Williams die u wel interessant zult vinden,' zei Mary. Ze volgde haar gevoel en sprak voor de vuist weg. Het was een opwindende sensatie en ze liet zich erdoor meeslepen.
In de ogen van de man verscheen iets duisters en veelzeggends. 'Kom binnen,' zei hij.
Mary liep achter hem aan het huis in. Orman had zijn krant uitgespreid op de vloer naast de bank en de plasma-tv in de hoek stond op ESPN. 'Mijn excuses voor de rommel,' zei hij, terwijl hij een deel van de krant onder de bank schoof. Met een handgebaar nodigde hij Mary uit om te gaan zitten en ze nam plaats op een antieke leunstoel. Orman zag er voor zijn doen onverzorgd uit. Hij droeg een Winchester U-sweatshirt en een joggingbroek. Hij had gaten in zijn sokken, zag ze. Zijn oranje haar was aan de ene kant plat en warrig, alsof hij net had liggen slapen. 'Zeg het maar,' zei hij.
'Ik heb het afgelopen studieblok zijn colleges logica gevolgd,' begon Mary. 'En sommige dingen die hij ons heeft verteld waren - laten we zeggen dat die uiterst merkwaardig waren.'
'Wat voor dingen?' Ormans interesse was gewekt. Hij zat voorovergebogen met zijn dubbelfocusbril tussen zijn ineengestrengelde vingers geklemd.
'Dingen over Deanna Ward.'
De man vertrok geen spier toen Mary de naam noemde. Ze zocht een reactie, al was het maar een zenuwtrek, maar vond niets. 'Dingen over de verdwijning van dat meisje,' vervolgde Mary, 'en een ander meisje, dat Polly heet en dat u volgens hem hebt gekend.' Orman begon te lachen. Een gegrinnik diep in zijn keel dat nauwelijks hoorbaar was.
'Leonard zegt zoveel,' zei Orman. 'Al twintig jaar lang komt hij keer op keer met van alles op de proppen. Hier op Winchester negeren we doorgaans zijn... theorieën. De meeste zijn onschuldig, maar sommige zijn niet alleen onbehoorlijk, maar ook potentieel gevaarlijk. Ik heb Leonard hier vaker op aangesproken dan u zich kunt voorstellen. Elke keer belooft hij beterschap. Maar er verandert niets. Loze beloftes, weet u. En we vermoeden dat Leonard daarom is vertrokken.'
'Omdat u hem hebt aangesproken op zijn manier van lesgeven?' vroeg Mary.
'Omdat hij het spuugzat was dat hij het volgens onze regels moest spelen,' zei de decaan. 'Maar ja, als je bij een bedrijf wilt werken, zul je je moeten aanpassen aan de richtlijnen van dat bedrijf. Zo gaat dat in Amerika, nietwaar? Leonard kon zich daar niet in schikken, dus is hij in het holst van de nacht vertrokken en zal hij hier nooit meer doceren.' 'Hebt u hem ontslagen?' vroeg ze.
'Natuurlijk niet. Een professor met een vaste aanstelling ontslaan we niet. Maar we kunnen het zo regelen dat Leonard niet wordt ingepland in het collegerooster. Of dat hij de kost moet verdienen met researchsubsidies uitzoeken in de kelder van Carnegie. Om het even wat om hem buiten de collegezaal te houden. Vroeger was hij een briljant docent, maar nu niet meer. Hij houdt zich te veel bezig met niet-essentiële zaken, met de wanorde van ons dagelijks leven, om studenten iets van waarde bij te brengen.' 'Wie is Deanna Ward?' drong Mary aan.
De decaan keek haar aan. Weer zag ze geen spoor van opgelatenheid waaruit ze had kunnen opmaken dat hij alles over Deanna wist. 'Een meisje uit Cale dat jaren geleden vermist is geraakt,' zei Orman luchtig. 'Leonard heeft een boek geschreven over die zaak en al jarenlang probeert hij zijn bizarre theorie te verkopen aan iedereen die maar wil luisteren.' 'Wat was zijn theorie?'
Een nauwelijks waarneembaar samenknijpen van zijn ogen. Ging ze te ver? 'Dat weet ik niet,' zei Orman gelaten. 'Ik heb het niet gelezen. Wat mij betrof was het een sensatieromannetje.'
Ze besloot het even te laten rusten. Ze spraken over de colleges en of ze haar studiepunten wel zou krijgen. Mary deed of ze zich zorgen maakte over de vereiste studiepunten voor Logica en Argumentatieleer 204. Orman stelde haar gerust en beloofde dat ze de bijschrijving over enige tijd op haar overzicht kon verwachten.
'Ik probeer alleen maar mijn gemiddelde te handhaven,' zei ze. Mary besefte dat de rollen waren omgedraaid: nu was zij degene die toneelspeelde, en vreemd genoeg vond ze het nog leuk ook.
Dat begrijp ik, juffrouw Butler. We zullen doen wat we kunnen om uw verloren tijd te compenseren.'
Ze stond op en Orman volgde haar voorbeeld. 'Zou ik voor ik ga even gebruik mogen maken van het toilet?' vroeg ze. 'Het is nog een heel eind rijden naar Kentucky.'
Hij wees haar het gastentoilet rechts in de gang en ze stapte een ruimte binnen voorzien van alleen een wc en een wasbakje. Mary liep onrustig heen en weer en probeerde te bedenken wat ze Orman zou vragen als ze weer naar buiten kwam. Denk na, eiste ze van zichzelf. Je staat op het punt hem te breken. Ga door met vragen over Deanna Ward. Toen ze voor de spiegel stond, hoorde ze de achterdeur open- en weer dichtgaan. Vervolgens de stem van een vrouw vlak buiten de toiletruimte, in de gang die naar de keuken leidde. Elizabeth Orman.
Toen Mary het toilet uit kwam, waren de Ormans in de keuken. De vrouw had tassen met boodschappen binnengebracht en de decaan legde groente in de koelkast. 'Dan ga ik nu maar,' zei Mary.
Elizabeth draaide zich om en keek haar aan. Decaan Orman zei: 'Lizzy, dit is Mary Butler. Ze wilde even met me praten over de logicacolleges van professor Williams.'
Elizabeth knikte vluchtig en wijdde zich weer aan haar boodschappen. Mary zocht naar blauwe plekken op het gezicht van de vrouw, maar ze zag niets. Kon ze zo snel genezen zijn? Had ze, zoals Brian zich had afgevraagd, die avond in het bos gewoon een toneelstukje opgevoerd? •Decaan Orman liet Mary uit en ze liep terug naar haar auto. Ze had niet de informatie bemachtigd die ze nodig had, maar ze besefte dat ze niet verder over Deanna Ward had kunnen doordrammen zonder Ormans argwaan te wekken.
Buiten was de schemering nu echt gevallen. Ze plofte neer achter het stuur, startte de motor en bleef even zitten terwijl de ventilator warme lucht tegen haar gezicht blies. Ze was nu echt op een dood punt aangeland. Ze schakelde de Camry in zijn achteruit en begon voorzichtig de heuvel af te rijden. Ze was nog maar net onderweg toen ze vanuit haar ooghoek iets zag. Toen ze nauwkeuriger keek, zag ze dat de garagedeur van de Ormans nog open was en dat er nog een veiligheidslamp brandde. Mary schakelde naar de parkeerstand en stapte uit. Ze sloop om de zijkant van het huis en keek in de garage naar Elizabeth Ormans auto. De auto tikte en siste terwijl hij afkoelde na Elizabeths rit naar de supermarkt. Het was een rode Honda Civic.
Het achterportier stond open en Mary zag op de achterbank zakken met boodschappen staan. Op de bumper zat een sticker met de tekst: WETENSCHAPPERS ZIJN DE BESTE MINNAARS. Ze draaide zich om en wilde teruglopen naar haar auto toen...
'Ik begrijp alleen niet waarom ze hierheen is gekomen,' zei een vrouwenstem bij de deur tussen de garage en het huis. Mary maakte zich klein, zo klein dat ze bijna onder de achterkant van de auto zat. De vrouw zou haar alleen kunnen zien als ze de garage uit kwam, wist Mary. Toen Elizabeth Orman het trapje af liep, kroop Mary helemaal onder de auto. Ze keek naar Elizabeths voeten, voelde het geklik van haar hakken trillen tegen haar oor. Ze praatte natuurlijk in haar mobieltje. 'Maar waarom?' vervolgde Elizabeth. 'Ik begrijp het niet. Ik ben bang dat we haar misschien kwijtraken.' Opnieuw zweeg ze om te luisteren. Mary hoorde de stem aan de andere kant van de lijn, maar de woorden verstond ze niet. Het was een krassend, ver, mannelijk bromgeluid. Elizabeth slaakte een diepe zucht en zei toen: 'Ik hoop dat je gelijk hebt. Alleen... we zijn er zo dichtbij. Ik zou het vreselijk vinden als we haar nu kwijtraken en weer helemaal opnieuw moeten beginnen.'
Op dat moment viel er een blikje tomatensoep op de grond. Het kwam neer op misschien een halve meter van Mary's neus en rolde in een kleine boog onder de auto naar haar toe. Mary deinsde achteruit en probeerde naar de andere kant van de auto te schuiven zonder geluid te maken. Elizabeths hand verscheen in Mary's gezichtsveld. Elizabeth liet zich op haar knieën zakken en tastte naar het blikje zonder onder de auto te kijken. Toen ze het had gevonden, rolde ze het met haar vingers naar zich toe en Mary hoorde dat ze het in de zak stopte.
'Je hebt gelijk,' zei ze nu. 'Ik moet niet zo piekeren. Zo gaat het altijd. Ik maak me altijd zorgen over dingen die ik niet in de hand heb. Als ze naar huis gaat, zullen we een manier vinden om haar terug te halen. Als ze doet wat ze moet doen en op die andere plek opduikt, is het vanavond afgelopen. Dankjewel. Je hebt me ontzettend geholpen. Ik moet nu terug naar binnen, naar Ed. We willen vanavond eten voor dat gedoe, als het doorgaat. Ja, je hebt gelijk. Natuurlijk gaat het door. Hoe dan ook, we spreken elkaar later vanavond.'
Elizabeth klapte het mobieltje dicht. Ze liep het trapje op, ging naar binnen en deed de deur achter zich dicht. Godzijdank had ze de garagedeur open laten staan. Mary gleed onder de auto vandaan, haastte zich in elkaar gedoken naar de voorkant van het huis en stapte in haar Camry. Ze nam even de tijd om bij te komen en hervatte toen de afdaling van Grace Hill. Pas toen ze beneden was aangekomen, herinnerde ze zichzelf eraan dat ze moest ademhalen.