***
Mary sliep al toen Brian op haar deur klopte. Het moest na
elven zijn, misschien nog later. Ze schoot met een ruk overeind en
stootte haar hoofd aan de stang die onder het bovenbed door liep.
(Ze had het stapelbed gehouden, omdat volgens de regels van de
campus in alle slaapkamers een stapelbed moest staan. 'Voor het
geval,' had een van de decanen haar snibbig verteld, 'er iets
gebeurt en je een kamergenoot moet nemen.')
Brian liep op de gang zenuwachtig heen en weer. 'Er is iets
gebeurd,' zei hij toen ze de deur opendeed.
Binnen zette ze voor hem een mok van de goedkope Lipton-thee
die ze altijd dronk. Hij raakte de mok niet aan. Zijn gedachten
waren elders. Ze had hem een stoel gegeven, maar hij kon niet lang
blijven zitten. Het enige wat hij kon, was ijsberen en zijn hoofd
schudden, alsof hij daar ongewenste gedachten uit wilde
verwijderen.
'Ten eerste,' zei hij, 'heeft Williams een boek geschreven
over dat meisje over wie die rechercheur ons heeft verteld.
Deanna.' 'Dat meen je niet!'
'Ja,' zei Brian. 'Maar het interessantste komt nog.' Brian
haalde het boek uit zijn tas en gaf het aan Mary Hij ging ermee om
alsof het onder stroom stond, alsof het een dodelijke kracht
bevatte. Op het omslag van Een verdwijning in de velden stond een
huis, omringd door korenvelden onder een pikzwarte, onheilspellende
hemel. Het was geschreven door Leon Williams.
'Kijk er maar in,' zei hij. 'Blader het door.' Dat deed
ze.
Toen de bladzijden over haar duim gleden, voelde ze haar hart
kloppen in hetzelfde ongelijkmatige, staccatoritme als eerder die
dag, vlak voor het moment dat ze doorhad waar Polly was.
Er stonden alleen zinnen op de eerste paar bladzijden. Op de
rest stond onzin: twee woorden ononderbroken achter elkaar tot aan
de laatste
bladzijde: voor de. Bladzijde na bladzijde met die twee
woorden: voor de
voor de voor de voor de.
'Waarom?' was het enige wat ze kon zeggen.
'Dat weet ik niet,' moest Brian toegeven.
'Het zou een misdruk kunnen zijn. Een fout van de
drukker.'
'Dat had ik ook al bedacht. Dus ben ik helemaal naar Cale
Community College gereden. Dat was gesloten. Ik moest de
bibliothecaresse smeken om me binnen te laten. Dat boek was
net zo. Een paar bladzijden tekst en dan' - hij bladerde het
boek door zoals Mary had gedaan, onthutst - 'dit.
Twee exemplaren met dezelfde ernstige fout? Echt niet.'
'Wat betekent het, Brian?'
'Volgens mij is het Williams,' zei hij. 'Volgens mij doet hij
dit. Hij probeert erachter te komen hoever we erin meegaan. Hij
probeert ons om de tuin te leiden. Het maakt allemaal deel uit van
de cursus.' Mary dacht over die verklaring na. 'Maar,' zei ze toen,
'het raadsel is opgelost.'
'Wat bedoel je?'
'Ik heb het ontcijferd. Williams zei iets over een opslagloods
en toen herinnerde ik me een van de eerdere aanwijzingen. Het is
Pig. Pig heeft Polly.' Brian keek bedenkelijk, alsof hij niet
helemaal begreep wat ze hem zojuist had verteld.
'Maar er is nog één ding,' zei ze. 'Wat dan?' 'Gewoon dat
het...' 'Vertel op, Mary.'
'Gewoon dat het zo makkelijk was. Het was alsof Williams wilde
dat we de oplossing vonden. Na dit hele gedoe, na al die
spelletjes, waarom zou hij ons dan gewoon de oplossing
géven?'
'Misschien is het de oplossing helemaal niet,' zei
Brian.
'Wat bedoel je?'
'Ik bedoel dat er misschien meer is. Misschien zit er nog veel
meer achter.'
Mary dacht weer even na. De damp van haar thee sloeg tegen
haar gezicht en ze voelde de warmte op haar ogen.
'Maar het was aan Williams te merken,' zei ze. 'Je kon aan hem
zien dat ik de oplossing had gevonden, Brian. Zoals hij praatte.
Zoals hij de kamer uit liep. Het was net of hij... of hij geschokt
was.'
'Je zei het zelf, Mary,' drong Brian aan. 'Je hebt zelf gezegd
dat het niet goed voelde. Ik heb datzelfde gevoel. Hoe zit het met
dat meisje, Deanna Ward? En dit boek? Welke rol spelen die?'
Je weet natuurlijk nog niet dat zijn vrouw me een briefje
heeft geschreven. Daarin stond dat zij - dat niets van dit hele
gedoe echt is.' 'Een briefje?'
'Zondagavond op het feest.' 'Ben je naar het feest
gegaan?'
'Ja,' zei Mary. Ze voelde dat ze een kleur kreeg en schaamde
zich omdat ze het hem niet had verteld. 'Ze probeerde me iets te
vertellen, Brian,' ging ze verder. 'Ze probeerde me erin te
betrekken, en ik heb niet naar haar geluisterd. Ik dacht dat het
deel uitmaakte van het bedrog. Maar nu... Nu weet ik het niet
meer.'
Weer bekroop haar hetzelfde onbehaaglijke gevoel dat ze de
hele tijd al had. Ze gleed erin terug, net als Quinn met Stillman,
in Broze stad, en hoe ze ook haar best deed om het terug te
dringen, het dwong haar nu alles te heroverwegen wat ze nog maar
zeven uur eerder als de waarheid had beschouwd.
'Wat moeten we doen?' vroeg ze hem.
'We moeten een eind maken aan die colleges. Het is krankzinnig
dat hij er al zo lang mee door heeft kunnen gaan.'
'Decaan Orman,' zei ze. 'Morgenochtend gaan we naar zijn
kantoor om hem te vertellen wat we weten. We laten hem het
boek zien.'
Brian zei niets. In zijn zwijgen voelde ze nog iets: een
andere dringende kwestie waarover hij haar wilde
vertellen.
'Wat is er, Brian?'
Ze schoof twee klapstoeltjes naar het kaarttafeltje waaraan ze
in Brown Hall, toen ze nog zelf kookte, altijd had gegeten. Brian
ging tegenover haar zitten, of preciezer gezegd: hij liet zich op
de stoel vallen, die kraakte onder zijn gewicht. Hij slaakte een
diepe zucht en wreef met beide handen over zijn gezicht, alsof hij
een deel van wat hij had gezien wilde wegvegen. 'Ormans vrouw,' zei
hij. 'Elizabeth? Ik heb haar vanavond in de struiken bij de Thatch
gevonden en een lift gegeven. Ze was door iemand afgetuigd.' 'Dat
meen je niet.'
'En of ik dat meen. Maar ze heeft me op het hart gedrukt het
aan niemand te vertellen. Ze zei dat Orman die vent zou vermoorden
als hij het te weten komt. We moeten het dus voor ons houden tot ik
iets anders heb uitgezocht. Ik geloof niet... Mary, volgens mij is
het geen onderdeel van het spel. Volgens mij sprak ze de waarheid.
Ze was verschrikkelijk toegetakeld.'
'O god,' zei Mary. Ze voelde tranen in haar ogen opwellen, het
branden van angst onder in haar maag. Ze sloot haar ogen en
probeerde de tranen terug te dringen. 'O nee. O god.' 'Mary,' zei
Brian zacht. 'Kom.' En toen sloeg hij zijn arm om haar heen. Ze
omhelsden elkaar, maar vreemd genoeg was er niets romantisch aan.
Het was gewoon niet meer dan een troostend gebaar. Ze voelde zijn
warmte en bleef tegen hem aan staan tot hij zich van haar
losmaakte, en toen ze weer op haar eigen benen stond, had ze geen
spijt van wat ze had gedaan. Hij ging op het bovenbed liggen en zij
op het onderbed. Mary hoorde aan zijn onregelmatige ademhaling en
zijn onrustige gedraai dat hij niet sliep. Zij kon evenmin de slaap
vatten. 'Brian,' zei ze. Het was laat, ergens na middernacht.
Buiten loeide een sirene door Pride Street. 'Wist je dat Williams
een assistent heeft?'