***

Het meisje heette Mary Butler. Ze was derdejaars met Engels als hoofdvak, in navolging van haar moeder. Ze woonde in het grootste studentenhuis voor vrouwen op de campus, Brown Hall, in een van de ruimste eenpersoonskamers. Niet dat ze niet met kamergenoten kon opschieten. Integendeel, Summer McCoy en zij hadden twee jaar lang een kamer gedeeld en waren hecht bevriend geraakt. (Toen Summer tijdens hun tweede jaar de ziekte van Pfeiffer kreeg, had Mary haar verzorgd en er weer bovenop geholpen. Toen Mary en Dennis Flaherty met elkaar hadden gebroken, had Summer haar elke avond gezelschap gehouden, met Grasshopper-koekjes en Agatha Christie-films op VHS - allebei vonden ze Poirot op een bepaalde manier sexy.) Nee, Mary woonde alleen omdat ze het afgelopen jaar het gevoel had gehad dat ze ruimte nodig had. Eigen ruimte om te kunnen nadenken, om te kunnen beslissen hoe ze verder wilde met haar leven, om niet te hoeven praten over haar gevoelens. Haar beslissing om een eenpersoonskamer te nemen was dus een kwestie van vertrouwen - een woord dat ze dikwijls gebruikte, en zonder overdrijving.
Zo was het niet altijd geweest. In de tijd Voor Dennis, zoals zij het noemde, was ze veel beter van vertrouwen geweest. Na Dennis, nadat hij haar de bons had gegeven en iets met Savannah Kleppers was begonnen, was ze een beetje in haar schulp gekropen en was voor het eerst het vermoeden in haar opgekomen dat de wereld minder eenduidig in elkaar zat dan die vroeger had geleken.
Ze had oprecht van Dennis Flaherty gehouden. Als eerstejaars waren ze een maand of zes met elkaar omgegaan. Hun relatie had in het teken gestaan van hoffelijkheid, van tedere verlegenheid. Hij had bonbons voor haar meegebracht, kaarten met mooie gedichten erin, bloemen. Ze was op de middelbare school af en toe met een jongen uitgegaan, maar ze was in wezen nog maar een groentje als het om de liefde ging. Hij had dat aangevoeld en haar behandeld als een acoliet, alsof ze iets kostbaars was dat hij in de grotemensenwereld introduceerde. Mary had dat tegelijkertijd gehaat en vertwijfeld graag gewild, en naderhand, in de Na-Dennis- fase, had ze zich afgevraagd of hij haar al die tijd had bewerkt met de bedoeling haar te verraden. Dat was per slot van rekening heel makkelijk geweest.
Mary had tegen Dennis gezegd dat ze van hem hield. Hardop. Iets wat ze nooit eerder had gedaan. En ze dacht - ze dacht, maar wist niet meer zeker - dat hij ook had gezegd dat hij van haar hield. In de tijd Na Dennis had ze zichzelf betrapt op de gedachte: nooit meer. Nooit meer zou ze zich zo laten inpakken. Ze was nog steeds graag gezien, nog steeds populair, nog steeds 'zo'n schat', zoals de Delta-meisjes altijd over haar zeiden, maar vanbinnen was ze altijd op haar hoede voor mensen die haar pijn zouden kunnen doen. 'Het is een totaal andere wereld,' had haar moeder aan de telefoon gezegd. 'Keihard.' Het was makkelijk om wat haar moeder zei naast zich neer te leggen. Per slot van rekening was ze een vrouw die maar tweemaal buiten Kentucky was geweest, beide keren voor een vakantie. Maar er zat wel een kern van waarheid in haar woorden: Winchester was inderdaad anders. Er speelden zich zoveel drama's af, er waren zoveel subtiele allianties, dat het moeilijk was te beslissen waarover je kon praten en wat je voor jezelf moest houden. Maar dat was niet erg. Eigenlijk was het best prettig in haar eenpersoonskamer in Brown Hall, vredig en rustig en sereen. Ze keek uit over het binnenplein, dus ze kon uit het raam kijken en de campus vanachter glas bekijken, als een diorama, zonder voortdurend aan het leven daar beneden deel te hoeven nemen. Ze was dol op de feestjes, de mensen, de komedie die je speelde als je daar buiten was. Maar Na Dennis had ze het idee gekregen dat ze dat niet de hele tijd kon volhouden. Boven, op haar kamer hoefde Mary niet haar rol te spelen in die soapopera als ze daar geen zin in had. Ze kon zich afzijdig houden en de meisjes beklagen die zich maar al te gretig in het spel stortten.
Soms keek ze uit het raam en vroeg ze zich af wat Dennis op dat moment zou doen. Soms meende ze hem te zien, zijn krullende haar beneden langs te zien deinen. Elke keer wanneer dat gebeurde kreeg ze het benauwd en stokte haar adem. Lange tijd was ze hem bewust uit de weg gegaan, maar het kon niet uitblijven dat ze elkaar af en toe op de campus tegenkwamen. En nu had hij zich ingeschreven voor dezelfde cursus als zij. Ze bestierf het bijna toen hij binnenkwam in Seminary East. Toen hij haar zag, knipoogde hij - alleen Dennis Flaherty kon in de eenentwintigste eeuw knipogen en daarmee wegkomen - en ging rechts van haar zitten, vier stoelen verderop. In twee jaar was hij niet zo dichtbij geweest.
Ze zat er net over na te denken of het mogelijk zou zijn deze cursus te laten vallen en zich op zo'n korte termijn voor iets anders op te geven, toen Williams binnenkwam.
Mary zag onmiddellijk dat hij anders was. De manier waarop hij liep, de manier waarop hij de groep toesprak: helemaal niet als een professor. En toen hij met dat verhaal kwam over het meisje dat Polly heette, vergat Mary Dennis en ging ze helemaal op in het bizarre college.
'Wie is de prof?' vroeg Summer toen ze elkaar die avond in de eetzaal tegen het lijf liepen.
'Williams,' zei Mary.
'Hmm. Nooit van gehoord,' zei het andere meisje. Mary had ook nog nooit van hem gehoord. Wat best wel vreemd was, want ze had voor op minstens tien professoren op de campus internetklusjes gedaan. Het was toch raar dat helemaal niemand hem ooit ter sprake had gebracht. Ze had hem toch minstens moeten tegenkomen op een kerstborrel of iets dergelijks. Niet alleen dook Williams niet op in haar drie smoelenboeken, maar hij onbrak ook in haar jaarboeken. Er stonden geen publicaties van hem in het campustijdschrift, hij kwam niet voor op de bladzijde over het docentenkorps, hij werd niet genoemd in de meest recente editie van de universiteitskrant. Het sloeg gewoon nergens op. Het was, zoals Summer placht te zeggen, bizar. Die avond zocht Mary op Winchesters website naar informatie over hem. Hij was lid van de faculteit filosofie en stond op de lijst van hoogleraren. Ze vond ook een cv: BA aan de universiteit van Indiana, 1964; MA aan dezelfde universiteit, 1970; PhD aan Tulane, 1976. Dat was alles. Googel hem, dacht ze, maar toen herinnerde ze zich dat ze zijn voornaam niet wist. Het enige wat ze wist, was de initiaal op haar lesrooster: L. Ze had regelmatig haar scherm vernieuwd omdat ze de eerste wilde zijn die de gemailde aanwijzingen las. Maar het was inmiddels acht uur en er zat nog steeds geen mailtje van Williams in haar inbox. Ze ging onder de douche - ze had niet alleen de grootste eenpersoonskamer in het huis, maar ook haar eigen badkamer en kitchenette; enkele meisjes op de tweede verdieping waren Mary's kamer het Hyatt gaan noemen - en probeerde Williams' college uit haar hoofd te zetten, maar dat lukte niet. Professor L. Williams intrigeerde haar en ze vond hem zelfs in zekere zin sexy. Dit was voor Mary niet ongewoon. Het voorgaande jaar had ze een knagende en misschien ongezonde verliefdheid ontwikkeld voor dr. Cunningham. Dat zou niet zo vreemd zijn geweest als dr. Cunningham niet in bijna alle opzichten zonderling was geweest, van zijn geslis tot zijn roze racefiets met tien versnellingen en een mandje voorop waarmee hij over de campus reed, en het was al bij Mary opgekomen dat ze misschien sommige professoren alleen maar aantrekkelijk vond omdat de andere studenten dat juist niet vonden. Veel studenten bij Logica en Argumentatieleer 204 hadden Williams een engerd gevonden - dat hadden ze in de hal, na het college, letterlijk gezegd.
Ze kwam de douche uit, met natte haren en een handdoek om haar lichaam gewikkeld - nog een voordeel van de eenpersoonskamer was dat Mary in haar blootje kon blijven rondlopen - en logde in op haar Winchester e-mailaccount om te zien of er al een mailtje was binnengekomen.
Er was een bericht van professor Williams. Op de onderwerpregel stond:
Eerste aanwijzing.
Mary opende het mailtje en las.
Tijd
Polly is voor het laatst gezien op vrijdag 1 augustus op een feestje. Het was een afscheidsfeestje ter ere van Polly, omdat ze binnenkort naar de universiteit zou vertrekken. Al haar vrienden waren aanwezig, inclusief een ex-vriendje, ene Mike. Mike en Polly hadden problemen gehad.'Mike had Polly af en toe geslagen.
Op een avond tegen het eind van hun relatie had Polly de politie moeten bellen, maar toen die was gearriveerd, had ze geweigerd een aanklacht in te dienen. Na het afscheidsfeestje is Polly teruggegaan naar het huis van haar vader in During Street, waar ze de zomer doorbracht. Toen ze thuiskwam, was haar vader nog wakker; hij zat naar David Letterman te kijken. Hij vertelde de politie dat hij samen met Polly tv had gekeken en dat hij haar toen ze in slaap viel naar bed had gedragen, 'zoals ik altijd deed toen ze nog klein was'. Daarna heeft hij haar niet meer gezien.
De politie vermoedt dat Polly op 2 augustus, vroeg in de ochtend, het huis heeft verlaten. Haar rode Honda Civic is gevonden naast Stribbling Road, zo'n dertig kilometer buiten de stad. Toen Mike Reynolds, Polly's ex-vriendje, werd ondervraagd, ontkende hij natuurlijk Polly na het afscheidsfeestje nog te hebben gezien. Het probleem met Mikes eventuele schuld met betrekking tot Polly's verdwijning is het volgende: Mike is tot de volgende ochtend op het feestje gebleven en een heleboel getuigen hebben de rechercheurs verteld dat ze hadden gezien dat Mike op de bank lag te slapen. In Polly's auto werden geen aanwijzingen gevonden dat Polly van plan was geweest voor lange tijd weg te gaan: er lagen geen tassen in de. kofferbak, geen schone kleren op de achterbank. De enige vingerafdrukken in de auto waren van Polly. Er waren geen aanwijzingen gevonden die op een worsteling duidden.
Polly's vader kreeg op maandag 4 augustus een telefoontje. De beller klonk ver weg, alsof ze 'op de bodem van de put zat'. Polly's vader meende gehoord te hebben dat de beller zei: 'Ik ben hier', maar tegen de tijd dat hij door de politie werd ondervraagd, kon hij dat niet meer met zekerheid zeggen. Rechercheurs hebben alle telefoongesprekken nagetrokken die op 4 augustus naar het huis in During Street zijn gepleegd en er was die avond om 19.13 uur inderdaad een opmerkelijk telefoontje geweest. Helaas was het nummer afgeschermd.
Toen Mary terugging naar haar inbox, zag ze dat professor Williams nog een mailtje had gestuurd. Het was getiteld 'De syllabus'. Mary klikte erop en wachtte terwijl een afbeelding op het scherm vorm aannam. Het was de afbeelding van een man die aan de galg ter dood werd gebracht. Mary zag onderaan de onduidelijke gezichten van een aantal toeschouwers. De randen van de foto waren wazig, alsof die was gemaakt op het moment dat de man door het luik viel. De man had een fluwelen kap over zijn hoofd en iemand had daar iets op getekend. Mary kneep haar ogen tot spleetjes en na enig getuur herkende ze het. Het was een vraagteken.
Het was als een schaduw, nauwelijks waarneembaar. Het was, dacht Mary, net of het in de stof was ingeweven.