***

'Ik... Ik heb...' stamelde Mary. 'Ik volg logicacolleges van professor Williams en hij heeft nog een werkstuk van me dat ik nodig heb.' 'Maar vandaag was toch de laatste dag van het studieblok?' vroeg Polly. Ze droeg een dikke jekker en had haar armen over elkaar geslagen tegen de snijdende wind. Polly zag er in Mary's ogen niet uit als veertig. Haar houding was die van een jonge vrouw, maar haar gezicht was getekend door jaren van zorgen en ellende. Ze had de hond aan een lijn. Ze klikte de lijn vast aan de waslijn die tussen de twee esdoorns in de achtertuin was gespannen.
'Jawel,' zei Mary, 'maar het kost me studiepunten als het werkstuk niet af is voor het Winchester-blok begint.' 'O,' zei Polly. 'Weet je waar het ligt?'
'Ja. Ik geloof dat hij had gezegd dat hij het op zijn bureau zou leggen.' 'Kom dan maar even binnen. Pap is er niet, god mag weten waar hij uithangt. Maar hij bewaart alle belangrijke dingen in zijn werkkamer, dus je zult het vast wel ergens in de puinhoop vinden.'
Polly deed de achterdeur van het slot en de twee vrouwen liepen het huis binnen. Polly begon de tafel af te ruimen en Mary ging naar de werkkamer. Ze vergewiste zich ervan dat Polly niet keek naar wat ze deed en begon Williams' bureau te doorzoeken. Wat zoek je in godsnaam?
Ze wist het niet. Ze trok laden open en rommelde in papieren, met een half oog op Polly in de andere kamer. Buiten gleden de wolken voor het laatste zonlicht van de dag en weer schitterde er een voorwerp op het bureau.
Mary zag het nu staan, midden op het blad. Een presse-papier. De presse-papier stond op een manilla-envelop. Toen Mary de presse- papier opzijschoof en de envelop oppakte, zei Polly vanuit de andere kamer: 'Vind je zijn colleges leuk?' 'Best wel,' riep Mary. 'Hij is... interessant.' 'Ik heb van andere mensen gehoord dat zijn colleges vreemd zijn. Hij wil
me niet vertellen wat hij doceert, maar ik weet dat hij dol is op raadsels.
Mijn vader is het soort man dat nooit ergens het antwoord op geeft. Hij laat je alles zelf uitzoeken. Zo is hij altijd al geweest.'
'Ja,' zei Mary afwezig. In de envelop zat een briefje dat aan haar was gericht.
Beste Mary,
Ik wist datje het niet zou laten rusten. Er zijn een paar dingen die ik je in de auto niet kon vertellen. Ik heb het gevoel dat jij iemand bent die het er niet bij laat zitten tot je het hele verhaal kent. Nou, dat kan ik je niet geven. Maar hier heb je de rest van wat ik weet. Dit is wat Orman en Pig niet hebben gevonden in de opslagloods. Ik hoop datje er iets aan hebt.
Met vriendelijke groeten, Leonard Williams
In de envelop zaten twee foto's die ze al eerder had gezien: de rode Honda Civic en de zwarte labrador. Verder niets.
'Heb je het gevonden?' vroeg Polly. Ze stond in de deuropening. Ze had haar jas uitgetrokken en droogde met een theedoek een bord af. Ze had lang donker haar en Mary keek haar in de ogen. Daarin zag ze een mensenleven van stille pijn. 'Ja,' zei Mary, en ze stak de envelop omhoog.
'Fijn. Het is altijd zo'n rommeltje in paps werkkamer dat je van geluk mag spreken als je in die puinhoop iets kunt vinden. Elke keer dat ik naar huis kom ben ik het grootste deel van de tijd bezig zijn spullen achter hem op te ruimen.'
Polly liet Mary uit, ditmaal via de voordeur. Ze had de vrouw nog een heleboel willen vragen, maar dat kon ze natuurlijk niet doen. Terwijl ze naar haar auto liep, riep Polly: 'Prettige vakantie.' 'Dat zal wel lukken,' zei Mary.
Polly deed de deur dicht en de buitenlamp aan. Het begon per slot van rekening al donker te worden.