***

Het was alsof ze bang was dat ze zich zou blootgeven. Later die middag ging Brian naar de ovens, naar het woud van hitte. Hij dacht aan wat de rechercheur had gezegd, en dat het meisje in het verhaal zoveel leek op het meisje dat hij had ontmoet. Polly. Hij wist niet wat het betekende, maar hij wist wel dat hij niet meer terug kon naar dat college. Probeerden ze hem van zijn stuk te brengen? Gek te maken? Probeerden ze hem kapot te maken? Nou, ze deden hun best maar, hij ging niet meer terug.
Alsof ze bang was... Nee.
... dat ze zich zou blootgeven.
Had Brian die avond bij de ovens kennisgemaakt met het meisje over wie de rechercheur had gesproken, het meisje dat vermist was geraakt - Deanna Ward? Dat was onmogelijk. Waarom had dat meisje gezegd dat ze Polly heette? Had Williams haar naar hem toe gestuurd om te liegen? De zoveelste kleine hersenspoeling, de zoveelste gemene truc. Het begon hem te achtervolgen, aan hem te knagen, tot hij het gevoel kreeg dat hij twee kanten op werd getrokken: één Brian die erheen liep en één Brian die angstig wegliep. Wat is dit verdomme?
Hij werkte weer aan een vaas voor zijn moeder, hoewel haar huis er inmiddels vol mee stond. De laatste keer dat hij thuis was geweest, had hij ze gevonden in een kast die weinig werd gebruikt, onder een laag stof en onaangeroerd. Maar toch - waar het om ging was dat hij de moeite nam. The Doors schalden uit de luidsprekers die in de hoeken van de ovenruimte hingen. Het gebouw stond op de campus bekend als Chop Hall, genoemd naar de Chinees-Amerikaanse beeldhouwer die aan het hoofd stond van de kunstafdeling van Winchester. Volgens zeggen deed dr. Lin elke avond aan judo als het gebouw leeg was, al had Brian hem dat nooit zien doen. Vandaar de naam 'Chop', die erop zinspeelde dat dr. Lin je flink onder handen zou nemen als je creaties beneden peil waren. Dr. Lin hielp Brian bij de oven. Brian had de blaaspijp en hij verzamelde de kleurige klompjes - blauwe en groene ditmaal, in overeenstemming met zijn huidige gemoedsgesteldheid, een van die septemberdips waarvan hij altijd last had tegen het eind van het najaarsblok. 'Draaien!' zei dr. Lin, en Brian liet de pijp ronddraaien en begon erin te blazen, duwde tegen het glas, liet het zwellen tot een gloeiende oranje bol. De hitte schroeide zijn blote borst. Hij was bedekt met roet en zweet. De oven loeide en zoog de lucht op uit het vertrek. Brian kon wel gillen, letterlijk gillen, toen het proces dit punt bereikte. Niemand zou hem horen. 'This is the end,' zong Jim Morrison boven het geloei uit, 'beautiful friend. This is the end.'
Toen hij de vaas op de punty had overgezet, liet dr. Lin hem alleen. Brian tikte op de pijp en de vaas bleef intact. Er zaten geen craquelélijntjes in het glas. En de vaas was foeilelijk, extreem, eerder massa dan vorm. Hij was perfect. Hij zou hem Exodus noemen: de uittocht, de massale vlucht. Er waren flink wat problemen thuis. Katie, bijvoorbeeld. Ze belde hem nog steeds bijna elke avond, stuurde hem kitscherige ansichtkaarten van Vassar. Ze ondertekende elke kaart met Ik hou van je! en haar agressie begon Brian uit te putten. Tirannie op afstand. De ruim elfhonderd kilometer tussen Winchester en Vassar College hadden hem veranderd. New York kwam hem nu voor als een ver land, een onwezenlijke plek vol met de beige en zachtgroene kleuren van polaroidfoto's uit de jaren tachtig. Sinds hij daar weg was, was zijn voorstelling van thuis veranderd, bevroren en vervaagd. Soms kon hij zich niet eens het gezicht van zijn moeder voor de geest halen.
Hoeveel meisjes waren er geweest? Tien? Twaalf? Dat was moeilijk te zeggen. Sommigen kon hij zich niet eens herinneren. Velen hadden niets voor hem betekend. Van een paar, zoals bijvoorbeeld het meisje dat hij afgelopen weekend was tegengekomen, het meisje dat zichzelf Polly had genoemd, kon hij niet eens zeggen dat het ergens op sloeg gezien de omstandigheden waaronder het contact tot stand was gekomen. Hij dacht aan dat meisje. Zij was de reden waarom hij vandaag uit het college was weggelopen. Williams besodemieterde hem, dat was overduidelijk. Het meisje maakte deel uit van de streek van de professor, ze maakte deel uit van het raadsel. Brian zou Katie niet eens over haar hoeven te vertellen als hij weer terug was in Poughkeepsie, dus kon hij haar - die Polly net zo goed van de lijst schrappen. Hoe dan ook, er was tussen hen niets gebeurd. Hij zou Katie een brief schrijven en haar alles uitleggen. Lieve Katie, zou hij schrijven. Je gelooft nooit wat me dit weekend is overkomen.
Ze zouden erom kunnen lachen. Ja, hij had dat meisje gezoend. Maar Katie had vorig jaar een jongen gezoend, Michael heette die, en daar zat Brian niet mee. Het was gebeurd en hij was eroverheen gekomen. Dit was hetzelfde, alleen-
Alleen: wat zou Williams hiermee willen bewijzen? Wat werd hij geacht te doen met de informatie die het meisje hem gegeven had? Hoe meer hij erover nadacht, hoe kwader hij werd. Williams zat per slot van rekening wel in zijn privéleven te wroeten. Was Williams gestoord, een psychopaat die kickte op psychologische spelletjes waardoor zijn studenten in de war raakten en onzeker werden? Probeerde hij Brian op een of andere manier te ontmaskeren, erin te luizen, of misschien zelfs... 'House?'
Brian draaide zich om en zag de jongen die hij die avond in Chop had gezien. 'Ja?' zei hij.
'Was jij hier afgelopen vrijdagavond ook?' vroeg de jongen. Brian wist het nog precies: de jongen had koffie staan drinken en uit de beker waren kringeltjes damp opgestegen. 'Dat zou kunnen.'
'Wie was dat meisje dat je bij je had?'
'Ik heb geen flauw idee. Gewoon een meisje.' Brian meende te weten waar dit heen ging. 'Hoor eens, man, we waren hartstikke dronken. Ik weet niet eens meer wat ik allemaal heb gezegd. Ik...'
'Volgens mij ken ik haar.'
'O ja?' Brians nieuwsgierigheid was gewekt.
'Ja. Ze... Het is heel raar. Je denkt vast dat ik gek ben, maar dat meisje is dóód.'
Brian staarde de jongen aan. 'Wat bedoel je?'
'Dat is ons tenminste verteld. Heel lang geleden, in de jaren tachtig, is ze vermist geraakt in de stad waar ik ben opgegroeid, en toen ik op school zat, hebben ze haar stoffelijk overschot gevonden, ergens in Californië. In de buurt van San Francisco. Ze was vermoord. Haar familie was tegen die tijd allang uit de stad weg getrokken. Maar ik zweer het je, man: ze leek sprekend op de foto's die ik van haar heb gezien. Maar het meisje dat je bij je had, was... jonger. Ze kan het niet geweest zijn. Degene die ik bedoel zou inmiddels tegen de veertig lopen. Ik wilde haar staande houden, weet je, maar ze leek behoorlijk van streek te zijn.'
Brian wendde verlegen zijn blik af. Maar toen viel hem iets anders in. 'Waar kom jij eigenlijk vandaan?'
'Cale, Indiana,' zei de jongen. 'De thuisbasis van de Blue Hens. Ken je ons?'
'Nee,' zei Brian peinzend.
'Jason Nettles,' zei de jongen, en hij stak Brian een met verf besmeurde hand toe. 'Zeg maar Net. Schilderen, met glasblazen als bijvak.' Maar Brian was er met zijn gedachten al niet meer bij. De tuimelaars in zijn hoofd vielen een voor een op hun plaats.
Cale. Waar de rechercheur had gewerkt. De rechercheur had een verhaal verteld over een vermist meisje. Kon het meisje dat Brian naar de ovens had meegenomen op een of andere manier in verband staan met het verhaal van de rechercheur?
Williams, dacht hij. Williams praat ons dit aan. Hij zet het hele verhaal in elkaar.
Voor hij het wist trok Brian zijn shirt over zijn hoofd en rende hij langs de jongen heen naar de uitgang, de onbetrouwbare wereld in.