***

De barkeeper was lid van Mensa. Hij vertelde hun over zijn talloze pogingen om een graad te halen en hoe de 'gevestigde orde' hem elke keer de voet had dwarsgezet. Toen Dennis hem naar zijn interesses vroeg, zei hij: 'Hoeveel tijd heb je?' Hij begon ze op te sommen: zeventiende-eeuwse poëzie, vloeistofmechanica, stringtheorie, speltheorie, chaostheorie. Hij bleef hen aankijken, zijn vorsende blik probeerde in te schatten hoe sterk ze onder de indruk waren. Brian nam een slokje van zijn cola light. 'Hoe dan ook,' zei de man, terwijl hij een glas droogwreef met de lange theedoek die hij over zijn schouder had hangen,'aan niets van dat alles heb je iets in de echte wereld. Ik vermoed dat ik daardoor hier ben beland.' Hij spreidde zijn armen om het hun te tonen: de donkere, kleine uitspanning aan de kant van een zelden bereden stuk van de tweebaanssnelweg. Er zaten een stuk of wat klanten, allemaal mannen, in een hoek achterin te pokeren. Mary vroeg zich af of de man in de caravan in Upper Stretch Road hen op een dwaalspoor had gebracht.
Ze hoorden de barkeeper geduldig aan en hoopten zo zijn vertrouwen te winnen en de kans te krijgen het gesprek op Polly te brengen. Hij zaagde nu door over een van zijn theorieën - over dat er diverse melkwegstelsels boven op elkaar 'geplakt' zaten, zoals hij het uitlegde. 'Het staat vast dat er in dit model buitenaards leven is,' zei hij, op de toon van een wetenschapper. Toen boog hij zich dichter naar hen toe en wees met zijn vinger naar Dennis Flaherty's borst. 'Dat is absoluut zeker.'
Brian begon ongedurig te worden. Zijn voet tikte tegen de onderkant van de bar en in zijn colaglas zat alleen nog gesmolten ijs. De mannen achterin barstten opeens in lachen uit, het geluid klonk als een schot in de besloten akoestiek van de gelagkamer. 'Hebt u Polly gekend?' vroeg hij eindelijk.
De man staarde hen aan. Hij wreef een ander glas droog en zette het op een hoge plank, terwijl hij de hele tijd Brian bleef aankijken. 'Jawel,' zei hij, zijn toon nu rustig en terughoudend. 'Iedereen kende Polly.'
'Kwam ze weleens hier?' vroeg Dennis.
'Ze was nog maar een kind toen ze uit Bell City vertrok. Negentien of twintig. Dit was niet echt een tent waar zij kwam.' 'Waar kende u haar van?' vroeg Dennis.
'Ik kende haar oom en tante. Ze woonden aan Upper Stretch Road.' De barkeeper deed moeilijk. Hij werd stug, klapte dicht en weigerde hun de informatie te geven waarvan Mary gewoon wist dat hij die had. Hij was op zijn hoede, zijn achterdocht was gewekt door de vragen die ze stelden. De naam alleen al, het woord zelf - Polly - had waarschijnlijk het effect van een elektrische schok op de inwoners van Bell City. 'Wat voor meisje was ze?' probeerde Dennis.
'Aardig,' zei de kroegbaas. 'Een lieve meid. Ze raakte verwikkeld in gedoe, weet je. Nou ja, wie niet? Maakte fouten. Kreeg daar spijt van. Ze is er nog goed afgekomen. Die dingen gebeuren nou eenmaal. Voor de rest was ze gewoon een doorsneetiener.' 'Gedoe?' vroeg Brian.
Hij bleef hen aankijken met zijn bijna brandende blik. Toen schudde hij lachend zijn hoofd. De verlichting achter de bar was fel, waarschijnlijk volgens voorschrift van de county, omdat je bij slechte verlichting de valse identiteitsbewijzen er niet uit kon pikken, iets wat een tent als de Wobble Inn zich echt niet kon veroorloven. Het gezicht van de man was in de gloed scherp verlicht.
Hij weet iets, dacht Mary. Dat voel ik gewoon. Er moet toch een manier zijn om hem aan het praten te krijgen? Wist ik nu maar... 'Marco heeft ons gestuurd,' zei ze, met een glimlach. 'Marco?'
'Die hebben we eerder vandaag gesproken,' zei Brian, en hij schoof zijn kruk dichter naar de bar, zodat de barkeeper zijn glas opnieuw kon vullen.
'Jezus, Marco weet er meer over dan ik,' zei de kroegbaas, terwijl hij
Brians glas volschonk.
'Maar Marco is er niet,' zei Mary luchtig.
De barkeeper knipperde met zijn ogen. Zijn blik liet hen eindelijk los en hij deed een stap achteruit van de bar. 'Hoor eens,' zei hij, 'alles wat ik weet, is uit de tweede hand. Marco heeft het me nota bene zelf verteld, dus snap ik eigenlijk niet waarom hij jullie naar mij heeft gestuurd. Maar als jullie er echt in geïnteresseerd zijn: er zijn dingen waar je tenen krom van gaan staan.'
'Zoals wat, bijvoorbeeld?' vroeg Dennis.
'Zoals dat het meisje door haar echte moeder en vader in de steek is gelaten. Ze woonde bij die oom en tante omdat ze nergens anders heen kon. En dat waren beste brave mensen, zoals ik al zei, alleen hadden ze geen benul hoe ze een meisje moesten opvoeden. Ze hadden het beste met Polly voor, maar er was geen land met haar te bezeilen. Ze sloot zich aan bij de Creeps. Dom Frederick begon met Polly om te gaan - en bedenk wel: Dom was vierendertig en Polly net zeventien - en hij was lid van die bende. Zo heeft ze natuurlijk Star leren kennen, Deanna's vader.' 'Wat voor relatie had ze met Star?' vroeg Brian, de man aansporend, terwijl zijn voet onder de bar steeds harder ging tikken. "Verschillende mensen zeiden verschillende dingen, weet je wel? Marco en Star zaten bij elkaar op school in Cale en Marco kende die mensen dus redelijk goed. Star had een oogje op dat meisje, dat weet ik wel. Ongeveer in die tijd kwam hij op een avond hier binnen en kon hij over niets anders praten, smoorverliefd was hij op haar. We waren net open. Dit was vlak voor Deanna' - Mary begon door te krijgen dat mensen in deze regio de tijd indeelden in perioden van 'voor' of 'na', voor Deanna en na Deanna - 'en niemand had enig benul van wat er stond te gebeuren. We waren gewoon onnozel, weet je wel, zoals de man die op een brug staat te kijken naar de naderende storm, en dan een paar minuten later - zap! - wordt hij door de bliksem getroffen. Hij verkoolt omdat hij niet het benul had om van die brug af te gaan, de arme stakker.' De barkeeper zweeg even en keek naar de hoek waar de mannen zaten te kaarten. Ze waren gestopt om naar hem te luisteren. Hij had de aandacht en wilde dat graag zo houden. "Volgens Marco had Star iets met Polly's tante, maar wie zal het zeggen? Wie weet wat hij hier kwam doen? Ik heb zelf nooit geloofd dat Polly en hij... je weet wel. Die man had iedere vrouw in Martin County kunnen krijgen. Wat had hij dan met dat jonge grietje gemoeten?' 'Sommige mensen zeggen dat Polly op zijn dochter leek,' zei Brian. 'Als je daarmee bedoelt dat ze allebei tiener waren, dan hebben die mensen gelijk. Maar verder ging de gelijkenis niet. Ik heb Polly regelmatig in Bell gezien en ik heb natuurlijk toen het was gebeurd op het nieuws foto's van Deanna gezien, maar van een echte gelijkenis was geen sprake. De politie is daar goed de fout mee in gegaan. Ze zeiden dat hij had bekend en alles. Dat heb ik nooit geloofd. Als hij bekend heeft, waarom hebben ze hem dan niet gearresteerd?'
'Misschien ging de bekentenis niet over Deanna,' zei Dennis. 'Bedoel je dat rare verhaal over New Mexico?' zei de barkeeper. 'Nee, er zit meer achter. Ik ben geen samenzweringstheoreticus,' al was hij dat duidelijk wel - 'maar, kom op zeg. Iedere gek kan zien dat Polly niet Deanna Ward was.'
Hij zweeg en schonk zichzelf een biertje in. Zijn handen trilden een beetje en het was duidelijk dat het verhaal hem van streek had gemaakt. De mannen in de hoek hervatten hun spel. Nee, dacht Mary. Er is meer. Hij houdt iets achter.
'Dat is zo'n beetje alles wat ik weet,' zei hij, schor en nauwelijks verstaanbaar.
'Dank u,' zei Dennis.
Ze draaiden zich om om te vertrekken en op weg naar de deur fluisterde Mary Brian in het oor: 'Er is hier meer te vinden. Hij heeft ons niets verteld wat we niet al wisten. Die Marco zei dat we van deze man antwoord op onze vragen zouden krijgen.'
'Meer weet hij niet, Mary,' zei Brian. Ze waren bij de deur gekomen en maakten hem open. In de buitenwereld hing de dikke, zware geur van regen. Ze hoorde het gerommel van opleggers op de nabijgelegen 1-64, zoals Marco had gezegd. De bomen dropen en ergens vlakbij klonk het harde geruis van een beek die zich een weg zocht naar de Thatch. Opeens viel Mary iets in. In de deuropening bleef ze staan, met één voet al buiten.
'Heb je het boek bij je?' vroeg ze Brian. Hij haalde het uit zijn zak, precies zoals hij die dag op het dak van het Tau-huis voor Dennis had gedaan. Ze liep terug naar de bar en trok de aandacht van de barkeeper. 'Ja?' vroeg hij, duidelijk niet blij haar weer te zien.
'Hebt u deze man ooit gezien?' vroeg Mary, terwijl ze het boek in het barlicht hield, zodat de barkeeper Leonard Williams op het achterplat kon zien.
De ogen van de man werden groot. 'Zeker weten,' zei hij. 'Die man ken ik. Dat is Polly's oom.'