***

Dinsdagmiddag vertrokken ze, één dag voor de deadline die Williams hun gegeven had. Ze reden naar Cale zonder dat ze precies wisten wat ze zouden doen als ze daar eenmaal waren. Mary stelde voor om Bethany Cavendish nog eens op te zoeken, maar na onderling overleg werd besloten dat Cavendish mogelijk deel uitmaakte van Williams' spel, aangezien ze Brian op het spoor had gezet van het boek dat geen boek was. Dennis opperde om naar Bell City te gaan en navraag te doen naar het meisje dat naar Wendy Ward was teruggebracht, het meisje dat voor Deanna was aangezien.
Maar dat kon wachten, besloten ze. Eerst moesten ze een paar vragen stellen in Cale, want in Cale was het allemaal begonnen. Mary kwam met het idee om naar het huis in During Street te gaan, waar het echtpaar op leeftijd woonde (als Cavendish zelfs maar op dit punt te vertrouwen was) en de jongens waren het ermee eens dat dat waarschijnlijk de beste plek was om te beginnen.
Ze waren met de Lexus van Dennis Flaherty, en Mary had de hele weg last van nostalgie. Ze had heel wat tijd in die auto doorgebracht. Daar: ze had op een avond op de terugweg na een theatervoorstelling in Indianapolis haar hand uitgestoken en Dennis' hand vastgepakt. En daar: hij had haar gezoend, haar over de bank naar zich toe getrokken. Het waren verwarrende herinneringen en ze moest uit het raampje kijken, naar het onscherpe landschap, om ze uit haar hoofd te zetten. Op de achterafwegen in Cale raakten ze de weg kwijt. Brian had op de achterbank de kaart op zijn schoot uitgespreid en Dennis en hij kregen woorden toen bleek dat ze een afslag hadden gemist en ruim acht kilometer te ver waren doorgereden. Overdreven zuchtend keerde Dennis de Lexus op een met grind bedekte uitwijkhaven en reed terug naar de stad. Eindelijk vonden ze During Street; het straatnaambord was kromgetrokken en bijna niet te zien achter de takken van een treurwilg die naast de weg stond. Als er al zoiets bestond als 'een godvergeten gat', dan was dit het. During Street was een smalle, door bomen versluierde straat, en vanaf de weg was de blauwe uitgestrektheid van de Thatch te zien. De vegetatie was dicht: rivierbegroeiing, donkere bladeren en donkere aarde, gifsumac die overal in de stroom viel. Er stonden een paar bouwvallige huisjes die waarschijnlijk alleen 's zomers werden gebruikt. Brian beweerde dat hij het huis zou herkennen dankzij het veld dat Bethany Cavendish hem had beschreven. En daar stond het, iets verderop aan de rechterkant, een eenvoudig Cape Cod-achtig huis met aan de voorgevel een wapperende Amerikaanse vlag.
'Polly's huis,' zei Mary, doelend op de sheet die ze de eerste week tijdens Williams' college hadden gezien.
Een oude man deed open. Omdat Dennis wel iets had van een verkoper, was hij tot hun woordvoerder benoemd. 'We vroegen ons af,' zei Dennis door het gaas van de hordeur, 'of we u misschien even kunnen spreken over het meisje dat hier vroeger heeft gewoond.' Brian zou omzichtiger zijn begonnen, maar Dennis' tactiek leek te werken. De oude man deed de deur voor hen open en liet hen binnen.
'Af en toe vinden we nog spulletjes van haar,' zei de oude vrouw toen ze om de keukentafel zaten. Ze heette Edna Collins. Ze maakte oploskoffie voor hen klaar die ze opdronken terwijl ze luisterden. Het echtpaar was, precies zoals Bethany Cavendish had gezegd, blij hen te zien. Eenzaam, dacht Mary. Ze snakken gewoon naar gezelschap. 'Er komen wel vaker mensen langs,' zei de oude man. 'Toeristen. Om foto's te maken. Dit is een beroemde plek, nietwaar, Edna? We zijn plaatselijke beroemdheden.' Hij lachte - een hartelijke, diepe lach die te groot leek voor zijn tengere lichaam.
'Nog maar een paar dagen geleden heb ik in het veld een pop gevonden. Ik zei tegen Norman: "Ik durf te wedden dat die van dat meisje is geweest." We vinden om de haverklap zulke dingetjes in dat veld: snuisterijtjes, speelgoed, van alles. Spulletjes die misschien van haar zijn geweest. Op de helling, helemaal tot aan de rivier, vinden we kleine dingen. Ik durf zelfs te wedden dat je als je nu gaat kijken genoeg vindt om een huis te vullen.'
'Ze hangen daar soms rond,' zei de oude man. 'Jongelui. We zien ze in het veld met hun zaklantaarns. God mag weten wat ze daar uitspoken. Op een keer hielden ze een of andere ceremonie, iets duivels. "Wicca" noemen ze dat, geloof ik. Ik ben naar ze toe gegaan met mijn geweer en heb ze gezegd dat ze op moesten houden. We vinden het niet erg dat er foto's worden gemaakt van het huis. We wisten waar we aan begonnen toen we hier kwamen wonen. Maar het gaat me te ver als ze satan op mijn grond brengen.' 'Ze was een schatje,' zei Edna. 'Ik heb haar natuurlijk nooit ontmoet, maar ik heb foto's van haar gezien. Een tenger ding. Deanna. Een heel lieve naam. Hoe oud? Zeventien? Achttien? Wat een drama. Zelfs nu nog houden we de boel in de gaten vanaf onze veranda. We letten op voor het geval er iets verdachts gebeurt. Ik heb altijd gedacht dat ze haar misschien hebben meegenomen naar de rivier en dat ze er toen stilletjes vandoor zijn gegaan. Dat zou heel makkelijk hebben gekund.' Ze, dacht Mary.
'Kent u deze man?' vroeg Brian, terwijl hij Edna de foto van Williams liet zien die achter op het omslag van Een verdwijning in de velden stond. Ze hielden de vrouw scherp in de gaten, alert op ook maar het kleinste teken van misleiding, maar ze bekeek de foto aandachtig, trok haar dubbelfocusbril omlaag en peinsde, alsof het een foto was van een verloren gewaande bloedverwant die ze probeerde te plaatsen in de stamboom. 'Volgens mij niet,' zei ze. Ze gaf het boek door aan haar man en ook hij zei dat hij Williams niet herkende. Voor zover Mary kon zien, waren ze allebei oprecht.
Toen ze weer begonnen te vertellen, herinneringen ophaalden aan hun jaren in het huis, verontschuldigde Mary zich. Edna wees haar de wc. Ze deed de deur achter zich dicht en bekeek zichzelf in de spiegel. Haar ogen waren donker en haar haren, altijd weerspannig, de krullen geneigd tot kroezen en pluizen, zagen er woester uit dan normaal. Ze draaide de kraan open en plensde water in haar gezicht. Ze hoorde het gebrom van een motorboot onder aan de helling op de Thatch en moest weer denken aan de vrouw van decaan Orman en haar verhaal dat ze was lastiggevallen op de boot. Paste het allemaal in elkaar, vroeg ze zich af. Was de rivier misschien de verbindende factor?
Ze liep de wc uit en door de gang naar de keuken. Ze hoorde Edna praten over een familiereünie die ze wilden organiseren als ze alle familieleden konden opsporen. Aan het eind van de gang bleef ze staan en bekeek de foto's die Edna had opgehangen: nichten en neven, veronderstelde Mary, dochters en zoons, allemaal blond en met een lichte huidskleur. Ze voelde een windvlaag vlak boven de vloer en draaide zich om om te zien of de voordeur open was gegaan. Die was dicht. 'Het was in één woord fantastisch,' zei Edna in de keuken, links van Mary 'En na de voorstelling was er vuurwerk.' Mary keek naar de familieleden, de kinderen met spleetjes tussen de tanden en hun ouders op een of andere manier te onberispelijk. Eén meisje droeg een shirt van Cale Central High; de foto leek ergens in de jaren tachtig te zijn gemaakt. Mary ging ervan uit dat het de dochter van Edna en Norman was, aangezien ze op latere foto's te zien was met haar gezin. Ze vroeg zich af of dit meisje met Deanna Ward op school had gezeten.
Toen voelde ze weer die wind tegen haar enkels. Koud en venijnig, beslist buitenlucht Ze liep terug door de gang om te zien waar die tocht vandaan kwam. Voor de eerste deur bleef ze staan en voelde de wind onder de deur door tegen haar voeten.
Mary opende de deur op een kiertje en tuurde naar binnen. De kamer was leeg. Er zaten geen luiken voor de ramen, die een centimeter of vijf openstonden, en de muren waren voor een deel geschilderd. Her en der in de kamer stonden verfblikken. Lappen blauw zeildoek waren op de vloer uitgespreid, hoewel er geen tapijt lag dat beschermd moest worden, alleen kale planken op een balkenframe. Mary deed de deur dicht en liep naar de volgende kamer. Ze deed de deur open en vond hetzelfde: een lege kamer en verfblikken. Er lag hier geen zeildoek en er was nog niet geverfd. Flarden papier dwarrelden rond in de wind. Mary voelde weer iets aan zich trekken, een drang om hieraan te ontsnappen, om het op een of andere manier te laten ophouden. Ze ging naar de derde kamer. Hier was het tapijt opgeslagen, grote rollen, nog in plastic verpakt. Ze wilde net naar binnen gaan toen ze achter zich een stem hoorde: 'Wat doe je?'
Het was Norman Collins. Hij keek haar ernstig aan, alsof dit hem van
haar tegenviel.
In de keuken werd gelachen.
'Ik wilde alleen maar...' begon Mary, maar verder kwam ze niet. Liegen was haar nooit makkelijk afgegaan. Ze was voorstander van de waarheid, en dat was wat ze in Dennis zo aantrekkelijk had gevonden. 'We zijn de boel aan het opknappen,' legde Norman uit. Zijn staalharde blik bleef strak op haar rusten, doordringend. Hij rook naar buitenlucht, naar zon en wind, net als haar eigen grootvader.
'De verf is mooi,' wist Mary uit te brengen. Hij knikte, haar nog steeds met zijn blik aftastend, terwijl zijn kaak zich bij elke ademhaling spande. Hij stond op het punt nog iets te zeggen toen Dennis in de gang verscheen. 'Het wordt tijd dat we gaan,' zei hij. Mary glipte langs Norman en liep naar de buitendeur. Ze bedankten alle drie het echtpaar Collins en liepen de verandatreden af naar de Lexus. Mary voelde dat Norman haar nakeek, en haar hart bonsde met elke stap die ze zette. Ze stapte in en liet zich met een diepe zucht naast Dennis op de passagiersstoel vallen.
'Wat is er?' vroeg Brian vanaf de achterbank. Zijn hand lag op Mary's schouder en dat was een prettig gevoel; het schonk haar troost.
Ze vertelde de jongens over de kale kamers en dat Norman haar had betrapt. Ze had zijn blik niet vertrouwd, die vreemde blik waarmee hij haar had aangekeken. Ze vermoedde dat hij iets voor hen verzweeg. 'Misschien zijn ze echt aan het renoveren,' zei Dennis. 'Kom op, Dennis,' zei Brian schamper. 'Waar wonen ze dan? Dat huis is piepklein. Als al die kamers leeg zijn, waar slapen ze dan?' 'Wat is het dan wel?' zei Dennis. 'Wisten ze dat we kwamen? Waren ze toevallig daar, in dat nephuis, toen we langskwamen? Zitten zij ook in het complot? Heeft Williams Polly vermoord...' 'Deanna,' verbeterde Mary hem.
'... en probeert iedereen hem te dekken? Die vrouw op die school. Cavendish. Die Troy op Winchester. Die nepvrouw van Williams. En nu dit vreemde stel. Hoe ver gaat dit gedoe?'
'Dat is nou precies wat wij ons ook hebben afgevraagd,' zei Brian effen. 'Hoe krijgt hij het voor elkaar?' vroeg Dennis. 'Die mensen zitten zestig kilometer van elkaar. Vliegt hij soms op en neer? Zijn de Collinsen familie van hem? Heeft hij ze betaald om voor hem te liegen? Probeert hij...' Mary had het door voordat Dennis zover was. Ze ging rechtop zitten en vroeg: 'Probeert hij ons ergens heen te leiden?'
Daar dachten ze alle drie even over na. De auto reed During Street uit en draaide de met grind bedekte verbindingsweg met de H-72 op. 'Misschien had Williams niets met Deanna te maken,' zei ze, 'maar weet hij wie wel. Misschien is de deadline nog steeds... Misschien is die nog steeds van toepassing.' 'De deadline?' vroeg Brian.
'Morgen,' zei ze. 'Morgen is het laatste college van de serie. Ik denk dat er iets gaat gebeuren.'
'Maar Deanna Ward is twintig jaar geleden verdwenen, Mary,' zei Dennis. 'Ik heb gewoon het idee...' Ze maakte haar zin niet af. Haar hoofd duizelde. Het antwoord lag voor het grijpen, de betekenis van dit alles zou onthuld kunnen worden als ze zich maar goed genoeg kon concentreren, als ze zich maar kon focussen... 'Hij weet wie het heeft gedaan,' zei ze.
'Maar waarom zou hij feiten achterhouden?' vroeg Brian. 'Dat is toch een misdrijf? Ik bedoel, dat maakt Williams net zo schuldig als wie ook in deze zaak. In dat geval is hij medeplichtig. Als hij informatie heeft, zoals Bethany Cavendish zei, waarom komt hij daar dan niet mee voor den dag?'
'Puzzels,' zei Dennis. Hij hield zijn blik op de weg en het zonlicht weerkaatste scherp in zijn zonnebril.
'Wat bedoel je?' drong Brian aan.
'Hij is dol op puzzels. Je zou zijn werkkamer eens moeten zien. Hij heeft van die oude Chinese puzzels. Tangrams heten die. Je knipt vormen uit, silhouetten, en die gebruik je in de puzzel. Hij heeft een paar... rare gemaakt.'
'Hoezo raar?' vroeg Brian.
'Sommige waren luguber. Sommige waren onthoofd. Naakte lichamen. Verkrachtingen. Weerzinwekkend. Toen hij zag dat ik ze bekeek, stopte hij ze weg in een kast, maar ik had al genoeg gezien.'
Niemand zei iets. De weg rolde onder hen door en wierp grind tegen het chassis. Bij de kruising met de H-72 sloeg Dennis rechts af in de richting van Bell City.
'Wil je daarmee zeggen dat Williams ons dit aandoet omdat hij dol is op puzzels?' vroeg Mary. 'Ik weet niet of ik daar iets mee kan.' 'Wat is het andere scenario?' wilde Dennis weten. 'Dat Williams Deanna heeft ontvoerd? Geloven jullie dat?'
Mary moest denken aan zijn kracht toen ze hem die dag in het lokaal voor de deur weg had willen duwen. Had hij Deanna Ward ontvoerd en stuurde hij hen nu, bijna twintig jaar later, op een onmogelijke speurtocht om haar te vinden? Of zette hij hen moedwillig op het verkeerde spoor, dwarsboomde hij hun plan, plaatste hij hier en daar een 'acteur' om hen van de waarheid weg te houden?
Motief, dacht ze toen. Wat zou zijn motief kunnen zijn om dit spel te spelen?
'Nou,' zei Dennis. 'Dat geloof ik niet. Volgens mij had Mary gelijk toen ze zei dat Williams weet wie Deanna Ward heeft ontvoerd. Dit maakt allemaal deel uit van zijn spel.'
'Horen spelletjes niet leuk te zijn?' vroeg Brian, zijn stem was scherp. 'Er is niks leuks aan een vermist meisje.'
'Geloof me,' zei Dennis, 'Williams heeft het niet gedaan. Ik heb met hem gepraat. Ik weet of iemand de waarheid spreekt, en hij was oprecht toen hij zei dat Polly een logicaraadsel was en meer niet. Die andere kwestie: Deanna - ik weet niet wat dat is, maar ik kan jullie verzekeren dat Williams ons iets probeert te vertellen. Misschien kan hij het niet zeggen op de manier die hij zou willen. Misschien is er iemand die de waarheid kent, en probeert Williams ons te vertellen wat hij weet zonder dat die andere persoon het doorheeft.'
Mary moest weer aan de deadline denken. Ze dacht aan Deanna Ward en of dit mogelijkerwijs over haar zou kunnen gaan. In zekere zin zou dat een heleboel verklaren. Geen wonder dat Williams' logicaspel zo makkelijk was geweest: het was alleen maar een voorbereiding op de werkelijke test.
Ze dacht aan de deadline en wat die waarschijnlijk betekende. Toen ze door Cale in de richting van Bell City reden, besefte ze dat ze nog maar vierentwintig uur hadden om Leonard Williams op te sporen en erachter te komen wat hij wist.Bell City is een van de armste gemeenschappen in de staat Indiana. De stad telt ongeveer vijfduizend inwoners en ligt op de grens van Martin County. Bell City werd jaren geleden beroemd door een basketbalwedstrijd op Bell East High School, toen het thuisteam het nummer één geplaatste team van Cale High versloeg op weg naar hun eerste staatskampioenschap.
Op de stadsgrens van Bell City staat een bord om dit feit te gedenken. Het zit vol deuken en pitten van de stenen die ertegenaan zijn gegooid en is bijna van zijn paal gerukt, hoogstwaarschijnlijk door bewoners van Cale die nog altijd verbitterd zijn over een wedstrijd die bijna dertig jaar geleden is gespeeld.
In Bell City vind je een Dairy Queen, een winkel voor sportvisserijbenodigdheden en de plaatselijke high school en junior high. Er zijn verscheidene kerken, de meeste baptistisch, waarvan enkele langs de H-72 in staat van verval verkeerden. De weg in Bell City zit vol scheuren en kuilen omdat het asfalt al heel lang niet is onderhouden. Het drietal had het gevoel dat ze een spookstad binnen reden.
Ze waren op zoek naar het meisje dat die rampzalige dag per vergissing naar Wendy Ward was gebracht. De politie was Deanna's vader, Star, naar de caravan gevolgd en had hem ter plekke gearresteerd. Maar het meisje bleek Deanna niet te zijn. Brian wilde met name dolgraag de extra veertig kilometer afleggen om die caravan te bekijken, al kon hij niet precies zeggen wat hij daar verwachtte te vinden.
Dennis stopte bij een tankstation net buiten het centrum om de weg te vragen. Hij ging naar binnen terwijl Brian de tank van de Lexus volgooide. Toen Dennis terugkwam, zei hij dat de pompbediende hem had aangeraden om naar Gary's Diner te gaan, aangezien Gary kennelijk de man was die je moest hebben als je belangrijke vragen had. De Diner was vlak bij het gerechtsgebouw, dat ze zagen staan boven op een heuvel, waarvan de ronde top boven de boomgrens uitstak. Daar zouden ze waarschijnlijk wel iemand vinden, had de pompbediende gezegd, met wie ze over Deanna Ward konden praten.
Het stadscentrum was bijna uitgestorven. Tegenover het gerechtsgebouw was een meubelzaak die open was, en twee mannen droegen zitbanken naar buiten terwijl anderen rode kaarten met de tekst UITVERKOOP op de bekleding vastspeldden. Dennis parkeerde voor het gerechtsgebouw en gedrieën liepen ze de drie straten naar Gary's Diner, hun jasje rond hun middel gebonden en met de brandende zon op hun gezicht. Er stonden geen auto's op het parkeerterrein en alle serveersters stonden buiten tegen een houten schutting geleund die de begrafenisonderneming naast het restaurantje aan het zicht van de klanten onttrok. Ze deelden een sigaret, namen om de beurt met hun ogen dicht een diepe trek en gaven hem dan aan de volgende in de rij door. Het was een uitzonderlijk warme dag voor begin oktober en de bomen hadden vlammende herfstkleuren.
De meisjes kwamen niet in beweging toen ze de drie studenten zagen aankomen. Ze bleven gewoon op een rij tegen de witte schutting staan roken. Ze droegen roze, met ruches afgezette uniformen, in de stijl van de jaren vijftig. Het was een ander soort roze, zachter en subtieler dan wat je tegenwoordig zag. Mary had het gevoel dat ze terug was gegaan in de tijd. Alles was onwerkelijk, vanaf Brians verhaal over het boek vorige week tot en met de verdwijning van professor Williams. En nu stond ze hier, in dit vreemde stadje, op zoek naar antwoorden op vragen die ze niet eens goed onder woorden kon brengen.
'En hoe gaat het met jullie vandaag, dames?' vroeg Dennis aan de serveersters. Altijd de charmeur. 'Goed hoor,' zei een van de meisjes aarzelend.
'We zouden jullie graag een paar vragen willen stellen, als jullie het goedvinden.'
Een lang, zwart meisje dat de rol van woordvoerster op zich had genomen, knikte.
'We hebben iets gehoord over een ontvoering die jaren geleden in Cale heeft plaatsgevonden. We vroegen ons af...'
'Deanna,' zei het meisje snel.
'Je hebt dus van haar gehoord?'
'Wie niet?'
'Was er niet een verband met Bell City? Iets over een meisje in een stacaravan aan de rand van de stad, dat op Deanna leek?' De serveersters keken elkaar aan. Hun blikken waren veelzeggend: een onderlinge stille communicatie van bezorgdheid, terwijl ze zich afvroegen hoeveel ze deze buitenstaanders moesten vertellen. "Dat kun je beter aan Gary vragen,' zei het meisje. 'Gary?'
'Onze baas. Die kent iedereen in Bell. Hij zal je alles kunnen vertellen wat je weten wilt.'
'Is Gary er op het moment?' vroeg Brian.
'Hij is op vakantie,' zei het meisje, terwijl ze de sigaret op de schutting uitdrukte. 'Daytona Beach. We verwachten hem volgende week terug.' 'We hebben...' begon Dennis, maar Mary onderbrak hem. Ze wist precies waar dit heen ging, en hoe charmant Dennis ook was, hij zou van deze meisjes geen antwoorden krijgen. Ze stapte voor Dennis en glimlachte tegen het meisje.
'Hoor eens,' zei ze. 'Wij studeren aan Winchester. Je weet hoe het gaat. Voor een college moeten we deze week een werkstuk inleveren over de zaak-Deanna Ward, en nu willen we even een kijkje nemen bij die caravan. Om inspiratie op te doen, snap je?'
'Ik studeer aan Cale Community,' zei een van de meisjes. 'Twaalf uur colleges dit semester.'
'Ik had graag naar Winchester gewild,' zei het zwarte meisje, 'maar ik kon het me niet veroorloven. Mijn eindexamencijfers waren ruim voldoende en ik ben toegelaten en alles, maar het geld, hè. Nou ja...' Ze deed er het zwijgen toe. Toen keek ze Mary met een veelzeggende blik aan. 'Je hebt het over Polly,' zei ze.
Mary's adem stokte. Brian, die vlak naast haar stond, greep haar bij de arm alsof hij bang was dat hij zou vallen. 'Polly?' wist Mary met moeite uit te brengen.
'Het meisje dat die agenten in de caravan hebben gevonden. Een heleboel mensen zeiden dat ze sprekend op Deanna leek. Ze was een paar jaar ouder dan ik, zat op school een paar klassen hoger. Iedereen zei dat ze een heks was. Je weet wel. Je weet hoe mensen zijn: ze beginnen over je te praten en houden dan niet meer op. Nou ja, na dat gedoe met Deanna begon iedereen over Polly te praten alsof ze een geest was of zoiets. Mijn moeder kende haar oom en tante. Dat zijn de mensen bij wie ze woonde aan Upper Stretch Road. Uiteindelijk moesten ze hier weg en zijn ze naar DeLane verhuisd. Waarschijnlijk konden ze er niet meer tegen.' Het meisje zweeg even en staarde in de verte. 'Volgens mij gaven een heleboel mensen gek genoeg Polly de schuld van Deanna's verdwijning. Ik weet niet waarom. Alleen maar omdat ze op elkaar leken? Alleen maar omdat ze allebei jong waren en leuk om te zien? Sommige mensen hier in de stad zijn echt achterlijk. Het is hier heel anders dan in Winchester.'
Ze hadden geen vragen meer en dus bedankten ze de serveersters en liepen terug naar de Lexus. Het was een rustige, mooie dag. Een paar wolken dreven loom langs de hemel. Dennis zette alle portieren open en ze wachtten tot de zittingen waren afgekoeld. Ze voelden het: ze waren er dichtbij, zo dichtbij dat ze nog maar één stap van Deanna Ward verwijderd waren.
'Wat betekent dit?' vroeg Brian even later.
Dat Williams de dader is, dacht Mary, maar ze zei het niet. Ze wilde daar niet weer over beginnen, omdat wel duidelijk was dat Dennis het niet eens was met haar theorie. Ze had geen zin om met hem te redetwisten, althans niet voor ze iets meer wist.
'Het betekent dat we naar Upper Stretch Road moeten om die caravan te zoeken,' zei Dennis.
'Maar je hebt toch gehoord wat ze zei, Dennis?' zei Mary. 'Ze zijn verhuisd. Polly is weg.'
'Volgens mij leidt hij ons daarheen, Mary,' zei Brian mismoedig. 'Volgens mij moeten we erheen. De rechercheur had het over de caravan en Bethany Cavendish ook, en nu weer die serveerster.' Mary zei niets. Ze kon niet ontkennen dat het er alle schijn van had dat Williams hen inderdaad om een of andere reden naar de caravan leidde. Ze moest denken aan dat oude stripverhaal waarin een man een wortel aan een touwtje voor de kop van een ezel laat bungelen om hem te leiden. Zo voelde zij zich nu ook: geleid, bespeeld, niet meester over ook maar iets wat ze deed.
Op het moment dat Dennis achter het stuur wilde plaatsnemen, zei Brian: 'Wacht even. Ik moet jullie iets vertellen.' Ze keken hem allebei aan. Mary zette zich schrap voor de bekentenis dat Brian de hele tijd in het complot had gezeten, of dat hij wist waar Williams was maar dat om een of andere reden niet aan hen had verteld. Maar hij zei alleen maar, zacht en aarzelend: 'Ik heb Polly ontmoet.' 'Wat zeg je?' vroeg Dennis.
'Twee weken geleden. Ik had te veel gedronken. Er kwam een meisje achter me aan en uiteindelijk zijn we' - hij wendde zijn blik af, wilde Mary niet aankijken - 'in Chop Hall beland, bij de ovens. Ze vertelde me dat ze Polly heette en ik geloofde haar natuurlijk niet. Ik geloof dat ik kwaad werd. Woedend. Ik begon tegen haar tekeer te gaan. Ik dacht dat ze deel uitmaakte van het spel, weet je. Ik dacht dat Williams haar had gestuurd om mij voor gek te zetten. De volgende dag vertelde een vent me het verhaal over Deanna Ward.' 'Hoe oud zou Polly nu zijn?' vroeg Mary.
'Vijfendertig?' giste Dennis. 'Veertig?'
'Dat was moeilijk uit te maken,' zei Brian. 'Ze zag eruit als... Ze zag er jong uit. Maar ze verborg steeds haar gezicht. Haar haar hing over haar ene oog en ze draaide zich steeds weg, alsof ze bang was dat ze zichzelf zou verraden. Hoor eens, jongens, ik wist niet wat het betekende. Ik zou het jullie echt wel hebben verteld als' - hij keek Mary beschaamd aan - 'ik het idee had gehad dat het iets betekende.'
Mary kon opeens haar lachen niet meer inhouden. Ze liet zich gaan en haar lach vloog eruit als een dier dat uit zijn kooi ontsnapt, haar ziel eindelijk bevrijd van de wekenlange spanning door wat Brian had gezegd. 'Wat nou?' vroeg hij, terwijl hij rood aanliep.
Ze kon geen woord uitbrengen. Ze kon alleen maar lachen, en toen ze in de auto zaten en op weg gingen naar Upper Stretch Road, lachte ze nog steeds, en af en toe giechelde ze zachtjes. 'Shit,' hoorde ze Brian mompelen. Maar toen begon ook hij te lachen en toen Dennis, en vervolgens schaterden ze het alle drie uit. Wat idioot, dacht Mary. Alles betekent iets.