***

Brian House wilde zich wezenloos zuipen, zijn realiteitszin verliezen en morgen wakker worden in de badkuip van deze of gene. Hij stond op het balkon van het Deke-huis mojito's te drinken. Binnen stond een meisje dat Brandy heette achter een geïmproviseerde bar: een oude deur met onder beide uiteinden een stapel gasbetonblokken. Hij voelde hem al, die roes, het suizende botsen van alle moleculen op aarde. Als hij dronk, raakte hij daarop afgestemd. Het leek op glasblazen of een wip maken: de wereld werd zachter, donkerder, implodeerde als een diepe ademteug die vastgehouden wordt.
'Hé,' zei iemand vlak naast hem. Het was dat meisje, Tannie of Bonnie, of hoe ze ook mocht heten. Haar gezicht was nogal lelijk, maar ze had een opwindend lijf en ze flirtte met hem. Maar er was iets vreemds met haar, met haar manier van praten, lopen en bewegen, alsof ze toneelspeelde. Maar het begon al laat te worden en in de nabije toekomst zag hij geen andere mogelijkheden.
Ze gingen naar binnen, dompelden zich onder in de pulserende muziek en dansten. Om een of andere reden hield ze haar gezicht voor hem verborgen. Was dat ontsierd door littekens? Brian probeerde naar haar te kijken, maar de mojito's vertroebelden alles. Een nummer eindigde en een volgend begon. Een langzame song, de meeslepende klanken van een steelguitar en poëzie in de tekst. Ze drukte zich tegen hem aan, haar adem was warm tegen zijn borst. Ze zei iets - mompelde eigenlijk - maar de muziek was te hard om iets te kunnen verstaan.
Ze waren weer buiten. Op het balkon. 'Veel plezier,' zei iemand, terwijl hij Brian iets gaf. Lsd. Hij had het al een keer eerder gebruikt. Hij legde het pilletje op zijn tong en deed zijn ogen dicht.
Ze waren weer binnen en zaten op een sjofele bank die rook alsof hij uit een brand was gesleept. Twee meisjes zaten in kleermakerszit op de vloer met elkaar te tongzoenen. De Dekes hadden allemaal hun shirt uitgetrokken en symbolen op hun borst geverfd. De verf bladderde in de warmte en schilfers vielen op de vloer.
Ze waren buiten. De Dekes renden naakt over het gazon. Iemand stak vuurwerk af. Flesraketten suisden door de lucht. Nog even en dan was het najaarsblok voorbij en zou Brian naar huis gaan. Die gedachte had een deprimerend effect op hem. Naar huis. Hij zag er verschrikkelijk tegen op: de rit naar New York, zijn moeder die hem naar zijn studievorderingen vroeg, zijn vader die bier zat te drinken in die akelige huurflat, terwijl de dood van Marcus als een schaduw boven hen hing. Het sombere besef dat niets ooit nog goed zou zijn. 'Wat is er?' vroeg het meisje. Tannie of Bonnie. Ze was ergerlijk moeilijk te verstaan. Of te begrijpen. Of zelfs maar duidelijk te zien. Hij schudde zijn hoofd en zei dat het niets was waarover zij zich druk hoefde te maken.
Ze waren weer op het balkon. Er hing een rare lucht - branderig. Er was niemand buiten. De wereld zwenkte en tolde. Het meisje hing nog aan zijn arm, verborg nog steeds haar gezicht. 'Wat doe je toch steeds met je gezicht?' vroeg hij.
'Ik spaar mezelf voor jou,' zei ze. Het kon zijn dat ze dat had gezegd. Hij wist het niet zeker. Het balkonhek hield hem overeind. Vonken renden door de Deke-tuin. Naakte vonken. Wazige mannetjes. Piepkleine mannetjes. Honderden. Ze wilden niet stoppen. Ze waren bezig met een wedstrijd, renden ergens op af, verwikkeld in een felle strijd om als eerste een eindstreep in de verte te bereiken.
Later. Ze waren in het kunstgebouw. Bij de glasblazersovens. Iemand had een deken uitgespreid op de betonnen vloer. Brian lag op zijn rug en het meisje zat naast hem op haar knieën. Ze droeg alleen haar beha en slipje. Ze deed weer raar met haar gezicht, drukte haar kin tegen haar schouder. Ze verborg iets. 'Kom hier,' zei hij, en hij probeerde haar gezicht naar zich toe te draaien. Maar dat lukte niet. Haar donkere haar viel over haar ene oog, maar met het andere keek ze hem doordringend aan. 'Wie bén je eigenlijk?' vroeg hij. 'Polly,' zei het meisje. 'Wat zeg je?' vroeg hij.
'Ik heet Polly,' zei het meisje. En toen lachte ze. Het was een krankzinnige, vertwijfelde, kakelende lach, een schelle kreet. Er was nog iemand in het gebouw, want een van de ovens werd aangestoken, het gegrom van de vlammen weerkaatste van de muren. 'Dat heb ik je al twee keer verteld.' Ook goed, dacht hij. Ik speel het spelletje wel mee. 'Hoe gaat het met Mike?' vroeg hij.
'Mike,' zei het meisje. 'Die stomme Mike. Ik zou willen dat iedereen eindelijk eens ophield telkens weer naar hem te vragen. Ik heb genoeg van hem. Ik heb het ze gezegd: ik hou van Mike, maar hij heeft heel wat... tekortkomingen. Zo is hij nu eenmaal. Zo is Mike, weet je.' Brian liet het op zich inwerken. Hij raakte af en toe de weg kwijt, viel geregeld in een scherp zwart gat. Daglicht viel nu door de ramen naar binnen en hij vroeg zich af hoe laat het zou zijn.
'Waar ben je?' vroeg hij het meisje. Ze drukte nog steeds haar kin tegen haar schouder en haar ene oog was nog steeds op hem gericht. 'Wat bedoel je?'
'Ik bedoel goddomme waar je bent, kreng. Waar ben je? We zijn met z'n
allen naar je op zoek.'
'Brian, dit is waanzin. Ik weet niet... Ik...'
'Neem jezelf in de maling. Hij heeft je hierheen gestuurd, hè? Williams. Daarom verberg je je gezicht. Daarom durf je je niet te laten zien.' Hij ging overeind zitten, trok zijn shirt aan en stond op, zodat hij boven haar uittorende. De manier waarop het meisje nederig op haar knieën bleef zitten had iets wat Brian razend maakte. 'Sta goddomme op!' schreeuwde hij. 'Sta op! Hoer die je bent. Goedkope snol. Je...' Er stond iemand naar hem te kijken. Een man. Hij stond achter een andere oven met een beker koffie in zijn hand waar de damp van afsloeg, en keek hem recht in het gezicht. Dit verbrak zijn trance. Brian keerde terug naar de wereld, zweefde naar beneden tussen de dakspanten, het glasstof en de rook door naar de vloer van het gebouw. De landing deed zijn knieën trillen.
'Wat kan het mij ook eigenlijk schelen,' mompelde hij. En toen liep hij naar buiten en liet het meisje achter.