***

Het was al laat toen ze weer op de H-72 reden. Het begon weer te regenen, nog harder dan eerder op de dag, en toen Dennis de weg niet meer kon zien, reden ze de parkeerplaats van een Days Inn op en besloten ze in Cale te blijven overnachten. Ze leegden hun zakken, legden al het geld dat ze bij zich hadden bij elkaar - precies vijfenzestig dollar - en namen de goedkoopste kamer in het hotel.
Er was een ongemakkelijk moment toen Brian en Mary samen in de kamer waren en Dennis, die een spurt had getrokken om als eerste in de badkamer te zijn, zich omkleedde. Ze waren alle drie drijfnat geworden toen ze van de auto naar de deur van het hotel waren gerend en Brian en Mary keken elkaar verlegen aan, terwijl het water uit hun kleren op het tapijt droop. Toen het duidelijk was dat Dennis onder de douche stond, keerden ze elkaar de rug toe, kleedden zich uit en trokken de golfkleren aan die Dennis in de kofferbak van de Lexus had liggen. Mary droeg een lang PING Oxford-poloshirt en haar ondergoed, en voordat Brian zich had kunnen omdraaien dook ze het bed in, zodat hij haar niet kon zien. Brian had alleen een felgekleurde, geruite korte broek aan en bekeek zichzelf in de spiegel. Mary moest erom lachen en ze lag helemaal in een deuk toen Dennis uit de badkamer kwam in een lange broek met een identiek patroon. Brian en hij kropen samen in bed, alsof ze een tweeling waren, keken elkaar wantrouwig aan en maakten met kussens een scheidslijn in het midden zodat ze 's nachts niet met elkaar in contact zouden komen. Toen het licht uit was, zei Mary: 'Wat is onze volgende stap?' De jongens woelden onrustig in het bed. Een auto reed langs het parkeerterrein en een witte boog van licht gleed over de kamermuren. 'Welke mogelijkheden hebben we?' vroeg Brian, zijn stem gedempt in het kussen.
'We kunnen teruggaan naar Winchester,' zei ze, 'en vertellen wat we weten. Aan decaan Orman, bijvoorbeeld, zodat de mensen in Carnegie tot actie kunnen overgaan.'
Maar wat weten we nu eigenlijk?' vroeg Dennis sceptisch. We weten dat Williams Polly's oom was,' antwoordde Mary. 'We weten dat er op een of andere manier een verband is tussen Polly en Deanna Ward, niet alleen maar omdat ze op elkaar leken, maar ook omdat Deanna's vader naar Bell City is gegaan om Polly op te zoeken. Daarmee wordt een verbinding gelegd tussen Williams en het vermiste meisje. We hebben het telefoontje van de campuspolitie, dat duidelijk door Williams was gemanipuleerd. We hebben het feit dat de "vrouw" van Williams me dat briefje heeft gegeven, en dan ook nog het eigenaardige huis aan During Street van het echtpaar Collins.'
'En Troy,' zei Brian. 'We hebben dat mailtje van Troy Hardings waarin hij toegeeft dat er sprake is van een complot.'
'Dat is niet genoeg,' zei Dennis. Hij schopte de dekens van zich af, en Mary zag zijn geruite benen fietsbewegingen maken in de lucht boven het bed. Ze herinnerde zich deze tic: als Dennis zenuwachtig was, ging hij altijd op de grond liggen en begon hij met die fietsbewegingen in de lucht, soms wel een halfuur of nog langer. Ze werd er al moe van als ze ernaar keek. 'Het enige wat ze zullen doen is vragen waar we mee bezig zijn, waarom we onze tijd verdoen met een speurtocht in Cale, naar een meisje naar wie de politie al minstens twintig jaar zoekt. Ik zou me helemaal niet moeten bezighouden met deze heilloze zoektocht. Jezus, Mary, ik heb morgen een examen.'
Voor het eerst dacht Mary aan haar andere vak. De volgende ochtend had ze een literatuurcollege. Ze zouden Broze stad afronden en ze wilde niet de laatste discussie over de roman missen. Maar het zag er niet naar uit dat ze op tijd in Winchester terug zouden zijn.
'Als we die weg gaan volgen, kunnen we net zo goed naar de politie gaan,' zei Dennis spottend.
'Misschien zou dat het beste zijn,' zei ze aarzelend. 'En wat vertellen we ze dan? Dat we een zootje nepaanwijzingen hebben en een nepboek, en dat we het idee hebben dat we deel uitmaken van een ingewikkeld spel met een professor die van de aardbodem is verdwenen? Dan lachen ze ons het politiebureau uit. Het slaat allemaal nergens op, Mary. Er is totaal niets zinnigs in te ontdekken.'
Alle drie lagen ze naar het donkere plafond te staren. Mary moest hem natuurlijk gelijk geven. 'Zinnig' was niet bepaald een woord dat op hun situatie van toepassing was. Aan de andere kant van de kamer draaide Dennis rondjes met zijn benen en telde binnensmonds. 'Wat denk jij, Brian?' vroeg Mary. Aan zijn kant van het bed was het stil. 'Ik weet het niet,' zuchtte hij. Mary wist dat hij net als zij in gedachten
keer op keer alle verwikkelingen van het spel de revue liet passeren en daar doodmoe van werd. 'Ik overweeg serieus... Ik overweeg serieus om het hem betaald te zetten.' 'Wie?' vroeg Dennis.
'Williams. Al die ellende die hij heeft veroorzaakt. Ik heb al een week niet geslapen. Ik kan het... Ik kan het gewoon niet uit mijn hoofd zetten. Kon ik hem maar te pakken krijgen en antwoorden eisen, weet je. Zelfs als hij ons zou vertellen dat Deanna dood is, dan zou dat tenminste iéts zijn.' 'Ze is niet dood,' zei Mary zacht.
'Dit brengt me aan het twijfelen over de vrouw van decaan Orman,' zei Brian.
Dennis hield op met trappen. 'Hoezo?' vroeg hij.
'Dit alles,' antwoordde Brian. 'Dit hele gedoe. Die avond dat ik haar heb gevonden - ik vraag me nu af of zij misschien ook in het complot zit, of dat Williams op een of andere manier...' Hij maakte zijn zin niet af, kon de gedachte niet verwoorden. 'Over welke avond heb je het?' vroeg Dennis.
'Ik heb haar in Montgomery Street aangetroffen. Bij de Thatch. Ze was... in elkaar geslagen. Ze zei dat er iets was gebeurd tussen haar en de man die hun boot bewaakte. Een voormalige politieagent, zei ze. Ik mocht het niet aan de decaan vertellen omdat ze bang was dat Orman die man zou vermoorden.' 'Pig,' fluisterde Dennis.
Brian schoot overeind in het bed. 'Wat zei je?' vroeg hij Dennis. 'Die man die hun boot bewaakt,' zei Dennis. 'Die heet Pig. Williams heeft ons verteld dat hij zo aan de naam is gekomen voor de slechterik in zijn Polly-verhaal.'
Aan haar kant van de kamer probeerde Mary de puzzel compleet te maken. Ze legde de twee verhalen naast elkaar, het verhaal van Polly en het verhaal van Deanna Ward, en nu dit derde verhaal met in de hoofdrollen de vrouw van decaan Orman en de voormalige politieagent die Pig heette. Maar ze schoot er niets mee op. Het was één grote warboel, net als de theorie van de kroegbaas over de opeengestapelde melkwegstelsels. Wat was echt, wat was nep, wat hoorde bij het spel en wat niet? Ze ging weer liggen en deed haar ogen dicht.
'Hoe kan het in godsnaam allemaal verband met elkaar houden?' Ze besefte te laat dat ze het hardop had gezegd.'Dat weet ik niet,' antwoordde Brian. 'Maar na alles wat we vandaag hebben meegemaakt, heb ik gewoon het gevoel dat het té toevallig was. Te bizar, weet je wel. Hoe kan het dat Elizabeth Orman daar net was toen ik op de terugweg was naar de campus? Het was net of... net of ze op me had zitten wachten.'
'We moeten naar de politie,' zei Mary.
'Nee,' zei Dennis, zo zacht dat het nauwelijks verstaanbaar was. 'Hoezo "nee"?' zei Mary boos.
'Gewoon nee. Geen sprake van. Daarvoor is het nog te vroeg, Mary.' 'Er zijn mogelijk mensenlevens in gevaar, Dennis. Dit gaat verder dan een of andere - hoe noemde je dat ook weer? - een of andere tangrampuzzel. We hebben het hier over het echte leven.' Het drong opeens tot haar door dat ze was opgestaan en door de slaapkamer naar hem toe liep. Haar ondergoed was te zien, maar dat interesseerde haar niet. Ze was buiten zichzelf, haar emoties waren haar de baas. Ze was woedend - op Williams, op Dennis, op Polly omdat zij op een of andere manier hierin betrokken was geraakt. Ze wilde dat alles weer normaal werd, wilde terug naar de tijd dat studeren alleen maar een serie colleges volgen was. Maar ergens waren ze een denkbeeldige grens over gegaan en was het denkbeeldige in de werkelijkheid overgelopen.
'Ik ken Elizabeth Orman,' zei Dennis. Mary bleef staan. Ze wist wat hij bedoelde door de toon waarop hij het zei, door het ogenschijnlijk onbetekenende woord 'ken', en de gedachte ontmoedigde haar en stuurde haar terug naar haar bed, waarop ze zich op haar buik liet neervallen. 'Wat bedoel je?' vroeg Brian.
'Ik bedoel dat ik haar ken. Erg goed. Hoor eens...' Dennis begon weer met zijn fietsbewegingen. Mary kon niet naar hem luisteren. Er trok een bulderend geraas door haar lichaam, een doordringend geluid dat haar vervulde met een oude, vertrouwde pijn. 'Hoor eens,' zei hij nog eens, woest met zijn benen trappend, zijn ademhaling haperend en zwoegend, 'er is iets wat ik jullie nog niet heb verteld. Iets waar ik op ben gekomen doordoor dat San Francisco-verhaal.' 'Welk San Francisco-verhaal?' vroeg Brian.
'Nou ja, dat was niet het begin, maar daardoor heeft de gedachte wel vaste vorm aangenomen,' zei Dennis. 'Polly's moeder is ervandoor gegaan naar San Francisco. Elizabeth heeft me een verhaal verteld over haar moeder die met een man naar San Francisco zou zijn vertrokken. En toen zag ik het verband tussen Williams en Elizabeth Orman.'