***
Nog drie weken
De gastspreker van maandag was een politieagent die werd
voorgesteld als rechercheur Thurman. Thurman nam plaats achter de
lessenaar en richtte met trillende handen het woord tot de groep.
Professor Williams ging tussen zijn studenten zitten en net als zij
maakte hij aantekeningen, luisterde aandachtig naar wat Thurman zei
en lachte om diens grove grappen. De rechercheur had een
indrukwekkende buik en sprak met de hese stem van een roker. Zijn
pasgeschoren gezicht was geïrriteerd; hij droeg wel een snor,
verkleurd door jaren van nicotine en stress. Hij had grote, dikke
handen vol krasjes en beschadigingen, door, veronderstelde Mary, de
dagelijkse verzorging van zijn tuin. Hij had een grote papieren zak
met groente voor professor Williams meegebracht. Tomaten, had hij
op de zak gekrabbeld.
'Het is anders dan jullie denken,' zei hij tegen de groep.
'Misdaden oplossen is niet makkelijk. Ik weet dat jullie allemaal
pienter zijn. Ik bedoel, ik weet dat Winchester net is als Yale en
Harvard', een paar studenten moesten om die opmerking lachen -
'maar toch. Om misdaden op te lossen is een diepere intelligentie
nodig. Misdaden zijn net sloten: je forceert de eerste tuimelaar en
je voelt iets op zijn plek glijden. Dat is één theorie. Maar er is
meer. Het palletje glijdt dieper weg, voorbij het eerste setje
tuimelaars naar het tweede, en die moet je ook forceren. En dan is
er nog een derde setje, helemaal achter in het mechaniek, waar je
haast niet bij kunt. Heb je een verdachte? Oké. Heeft hij een
alibi? Geen alibi. Oké. Wat is zijn motief? Heeft hij een
aannemelijk motief? Oké. Kun je genoeg bewijzen verzamelen om hem
door de rechter schuldig te laten verklaren? Het is een reeks
tuimelaars die je moet forceren, en als de laatste op zijn plek
valt, gaat het slot open en kun je naar binnen om een kijkje te
nemen. Veel mensen denken dat er een moment is waarop alles opeens
duidelijk wordt. Nou, zo is het niet. Echt niet.'
Thurman zweeg even en rommelde in zijn kaartjes met
aantekeningen. Zijn handen trilden nog steeds, zijn dikke knokkels
sloegen tegen de lessenaar. 'Goed,' zei hij, met bibberende stem.
'Ik begrijp dat jullie een misdaad moeten oplossen. Meneer Williams
heeft me verzocht om niet specifiek over jullie opdracht te praten.
Ik zou iemand onbedoeld een paar aanwijzingen kunnen geven.' Hij
lachte, een snuivend geluid dat uit een neusgat kwam. 'Maar ik kan
wel praten over vermiste meisjes. Grote god, ik kan een hele dag
vullen met verhalen over vermiste meisjes.' De rechercheur nam een
slok uit het flesje Dasani-water dat hij bij zich had. Hij
schraapte zijn keel. Hij keek nu met vlammende, vochtige ogen naar
de groep studenten. 'Zo was er bijvoorbeeld Deanna Ward,' zei hij.
'Misschien hebben jullie weleens van haar gehoord.' Mary hield haar
adem in. Ze had die naam eerder gehoord, maar wist niet meer
precies wanneer. Ze deed haar ogen dicht en dacht diep na. Op
professor Williams' bureau. Het vergeelde papier, de met de
schrijfmachine geschreven woorden: Deanna zou even oud zijn als
Polly ware het niet.
Was dit hetzelfde meisje? Mary deed haar ogen weer open en
richtte haar aandacht op de rechercheur. Ze besefte opeens dat ze
aandachtig moest luisteren naar wat hij zei. Er zou vandaag
belangrijke informatie onthuld worden.
'Dit speelde toen ik in Cale op de afdeling Moordzaken
werkte,' vervolgde de rechercheur. 'Deanna raakte vermist in ik
meen om en nabij 1986. Jong meisje. Tiener. Zat op Cale Central.
Haar moeder vertelde me dat ze ervandoor was gegaan met haar
vriendje. De hele familie leek zich er niet druk om te maken. Ze
hadden zo'n houding van "het waait wel over", je weet wel. Maar
ondertussen hadden ze wel de politie gebeld. Hoe dan ook, we namen
het niet al te zwaar op. We hebben een rechercheur eropuit gestuurd
om uit te zoeken of ze naar Vegas of waar ook waren gegaan om te
trouwen. Maar de jongen kwam alleen terug. Hij was naar Cincinnati
geweest voor een bezoek aan zijn vader en toen hij terugkwam,
schrok hij zich wild. Hij dacht namelijk dat het meisje hem voor
een ander had verlaten.
'Nee, wacht even,' zei Thurman toen, gebarend in de lucht
alsof hij wilde zeggen: Veeg dat uit, maak de lei schoon. 'Daarvoor
nog. Voor de terugkeer van het vriendje hadden we de vader naar het
bureau laten komen om hem te ondervragen. Een stuk uitschot.
Tatoeages over zijn hele lichaam, schunnige dingen, nazipropaganda,
dat soort werk. Op zijn rug had hij een tatoeage van de Melkweg.
Die moet hem op z'n minst een jaarsalaris hebben gekost. Ze noemden
hem Stardust. Star. Star had in Swani gezeten omdat hij een paar
jaar eerder een man bijna dood had geslagen. Hij was lid van de
Creeps, een motorbende die we al een tijdje in de gaten hielden.
Dit was een halfjaartje voor Deanna's verdwijning. Een van de
Creeps was doodgeschoten tijdens een rit naar Santa Fe, New Mexico,
en we riepen ze een voor een op voor ondervraging. Toen we Star
ondervroegen, zei hij iets vreemds, iets wat we niet echt begrepen,
tot het vriendje terugkwam en het duidelijk werd dat er iets
vreselijks met Deanna was gebeurd.
Star had het over hun pronkstukken, de meisjes die achterop
zitten en sigaretten roken en hun haar door de wind laten
verwaaien, terwijl de mannen voorop stoer zitten te zijn. Hij had
gezegd: "Johnny Tracer" - dat was de man die was doodgeschoten -
"was op zoek naar een meisje voor achterop en ik zei: 'Ik heb er
eentje voor je. Ik probeer toch al van haar af te komen.""
Thurmans ogen werden groter en hij ademde diep in, ter
verhoging van het dramatisch effect. 'Dus toen het vriendje terug
was, haalden we Star nog een keer naar het bureau. Hij komt binnen
met een air of de toko van hem is. Je weet hoe die gasten zich
gedragen. Die bikers en bendeleden en criminelen. Zij staan boven
de wet. Zij zijn onaantastbaar. Dus die vent komt naar het bureau
en we vragen hem nog eens wat hij eerder had bedoeld, over welk
"meisje" hij het had gehad voor de doodgeschoten Johnny Tracer. En
natuurlijk loog hij. Hij zei dat het een meisje was dat hij in een
chauffeurscafé had leren kennen, "een hoe..." Thurman wist niet
zeker of hij het woord mocht gebruiken en keek Williams vragend
aan. Uiteindelijk besloot hij tot "een straatmeid".
'Vertel de groep eens hoe jullie Star hebben gepakt,' spoorde
Williams de rechercheur aan. 'Vertel over Bell City.'
Thurman zei: 'Nou, we hebben Star scherp in de gaten gehouden.
We hebben een man voor zijn huis geposteerd om al zijn gangen na te
gaan. Tot twee of drie dagen na Deanna - niets. Geen kik. Er was
niets op hem aan te merken. Hij zal wel geweten hebben dat we hem
in de gaten hielden en speelde gewoon de brave borst. Hij ging
zelfs naar de kerk, geloof het of niet, helemaal in het zwart
gekleed.'
'En toen?' drong Williams aan. Het was duidelijk dat hij een
beetje moe werd van al die onbelangrijke details.
'En toen gebeurde het,' zei Thurman. 'Op een ochtend stapte
Star op zijn motor, in alle vroegte, vlak na zonsopgang, en reed
hij naar Bell City. Onderweg stopte hij een paar keer om te zien of
hij werd gevolgd, maar onze man was goed. De hele weg over de H-72
speelden ze dit kat-en- muisspel. Op een gegeven moment stopte Star
bij een kleine stoffige caravan net buiten Bell City. De
rechercheur bleef op ruime afstand en bespiedde Star met een
verrekijker. Star ging naar binnen, kwam na pakweg een halfuur weer
naar buiten en reed terug naar Cale. Natuurlijk zijn we de caravan
binnengevallen. Maar - en nu komt het: in die caravan was een
meisje, maar dat was niet Deanna. Ze leek op Deanna. Eerlijk gezegd
dachten we dat zij het was. We hebben Star gearresteerd en het
meisje naar haar moeder teruggebracht, maar de moeder zei: "Dit is
niet mijn dochter." En dat was waar. Een van de rechercheurs had me
tijdens de terugrit, toen we haar hadden meegenomen uit die caravan
bij Bell City, ingefluisterd dat er iets vreemds met haar was. Om
een of andere reden verborg ze haar gezicht. Ze verschool zichzelf.
De moeder raakte nog meer van streek dan ze al was. Stel je toch
eens voor! Denk je dat je dochter bij je wordt terugbezorgd en dan
krijg je een imitatie. Dus hebben we het meisje meegenomen naar het
bureau en haar ondervraagd. Het enige wat ze zei, was dat ze Star
Ward "kende". Ze heeft ons nooit verteld in welke relatie ze tot
hem stond. Toen we haar vroegen naar het vermiste meisje, Deanna,
ontkende ze dat ze ook maar iets over haar wist.'
'Maar ze leek sprekend op Deanna, toch?' zei Williams.
'Inderdaad. Het was te krankzinnig voor woorden. Het was ons
allemaal opgevallen dat ze sprekend op Deanna leek. Ze was bijna
een identieke kopie, maar op een of andere manier was ze toch...
anders. Ze deed iets met haar gezicht - dat zie ik nog steeds voor
me - ze hield het schuin en keek ons onschuldig aan. Het was
allemaal heel bizar en krom, en ik heb er bijna twintig jaar later
nog steeds nachtmerries van.'
'Neem me niet kwalijk,' zei iemand achter in het lokaal. Mary
keek om en zag Brian House opstaan, zijn hand opgestoken. 'Neem me
niet kwalijk,'
zei hij nog eens.
'Meneer House?' zei Williams.
'Ik moet...' Brian ging weer zitten en sloeg zijn handen voor
zijn gezicht. 'Voelt u zich niet goed?' vroeg Williams.
'Nee,' zei Brian. 'Ik voel me niet lekker. Het spijt me, maar
ik moet weg.' Hij stond weer op, verzamelde zijn spullen en liep
met gebogen hoofd, alsof hij moest overgeven, uit Seminary East de
gang op. 'Ga verder, rechercheur,' zei Williams toen de deur weer
dicht was. 'We hebben dat vermiste meisje nooit gevonden. De vader
had haar natuurlijk om zeep geholpen, dat wisten we allemaal, maar
dat konden we niet bewijzen. Er was een algemene theorie dat
rivalen van de Creeps haar naar de woestijn hebben gebracht en haar
daar als een soort bloedkapitaal hebben achtergelaten. Maar nee, je
kunt mij er niet van overtuigen dat die vader het niet heeft
gedaan.
Ik denk nog steeds aan Deanna. Na mijn pensionering reed ik
door de straten van Cale, op zoek naar dat meisje. Star Ward
vertrok met zijn gezin naar Californië en daarna kregen ze op het
bureau nog maar weinig tips over Deanna binnen. Op een dag heb ik
het vriendje gevolgd - je moet begrijpen dat ik toen al niet meer
in functie was en dat ik zwaar in de problemen had kunnen komen als
ik was betrapt. Hij ging buiten de deur eten. Tankte bij Swifty.
Ging naar huis en keek tv, en ik observeerde hem door het raam van
zijn woning. Niets. Het achtervolgt me tot op de dag van vandaag.
Die ene grote misser.'
Rechercheur Thurman deed er het zwijgen toe. Zijn ogen waren
nog steeds vochtig en glansden in het gestage licht van Seminar
East. Hij nam nog een slok Dasani-water. 'Vragen?' vroeg hij, zijn
stem gesmoord en schor.
Een paar minuten lang stelden de studenten vragen, die Thurman
stuntelig beantwoordde, zijn taal doorspekt met clichés. Toen hem
werd gevraagd waarom hij bij de politie was gegaan, zei hij dat het
een 'edel' beroep was en dat hij in de voetsporen was getreden van
zijn broer en zijn vader, die ook agent waren. Hij vertelde hun dat
de sleutel tot recherchewerk was: 'altijd op je hoede blijven' en
'je niet in het nauw laten drijven'. Op de vraag of hij ooit zijn
pistool had gebruikt, zei hij ja, maar alleen in geval van nood.
Dennis Flaherty probeerde hem een vraag over Polly te stellen, maar
toen sprong professor Williams overeind met de mededeling dat het
de hoogste tijd was.
Toen de rechercheur de kamer uit was gesloft, deed professor
Williams de deur achter hem dicht. Mary bereidde zich voor op een
belangrijk stukje informatie.
'Woensdag is er weer geen college,' zei hij. Iemand kreunde
spottend.
'Teleurstellend,' ging Williams verder. 'Ik weet het. Maar
mijn zoon... Hij heeft problemen met zijn keel. Niets ernstigs,
maar hij heeft woensdag een afspraak bij een specialist. Maar ik
zou niet willen dat jullie het de hele week zonder Polly hoeven te
stellen, dus zijn jullie vast blij om te horen dat er voor komend
weekend wat edutainment op het programma staat. Zondagavond - hoe
kan ik het verwoorden zonder de behoudende garde in Carnegie te
ontstemmen - geef ik bij mij thuis een feestje.' 'Een soiree?'
vroeg Dennis gekscherend.
'Een fuif. Montgomery en Pride Street, acht uur. Breng gerust
een vriend of vriendin mee.'
Zoals gebruikelijk bleven een paar mensen na het college in de
hal nog even staan napraten. 'Ga jij?' vroeg Dennis aan het meisje
dat naast hem had gezeten. 'Geen denken aan,' zei het meisje
scherp. De groep besloot dat niemand naar het feest zou gaan, dat
het voorstel gewoon al te bizar was. 'Zodra we daarbinnen zijn,
vermoordt hij ons een voor een,' zei een jongen lachend, maar het
was een onderdrukte lach, zenuwachtig en schril. 'Ga jij?' vroeg
Dennis aan Mary.
'Natuurlijk niet,' zei ze. Maar dat loog ze. Ze had al
besloten wat ze zou aantrekken.