55
‘Ik weet niet hoe ik je moet bedanken, Primo,’ zei Jeff Nashe, en zijn stem was bijna hees van oprechtheid. ‘Het was absoluut fantastisch. Ik heb me niet meer zo… lévend gevoeld sinds mijn ongeval.’
‘Je was fantastisch,’ zei Adam. ‘Het had niet beter gekund.’
Hij reed Jeff in diens rolstoel over Kingsway op weg naar een bushalte vanwaar ze naar Battersea zouden reizen. De verwonding die Jeff op zijn voorhoofd had, was verbonden door een van de beveiligingsbeambten die hem het congrescentrum had uitgesmeten.
Het was een fikse snee die inmiddels schuilging achter een pleister, maar het straaltje bloed dat over zijn gezicht liep vormde tot de verbeelding sprekend bewijsmateriaal voor zijn gewelddadige verwijdering – zinloos geweld van fascistoïde beveiligingstuig om een oude, half invalide man in een rolstoel het zwijgen op te leggen tijdens en te verwijderen uit een vergadering waar hij het recht had bij aanwezig te zijn en waar hij slechts zijn taak uitoefende als bonafide aandeelhouder van een publieke onderneming. Dat was min of meer wat Jeff de journalisten die hem geïnterviewd hadden had verteld: hij was boos, expressief en goedgebekt geweest. Twee van de verslaggevers hadden foto’s gemaakt van zijn bebloede gezicht, en Adam ging ervan uit dat zijn portret morgen de krantenpagina’s zou sieren.
Het was Aaron Lalandusse geweest die zijn collega’s had geattendeerd op de plaats en het tijdstip van de persconferentie van Calenture-Deutz, en op een mogelijke verstoring. Jeff had een persoonlijk accent toegevoegd aan wat anders een kleurloze en zelfgenoegzaam bedrijfsfeestje was geweest, en zijn opmerking werd tot in detail gestaafd door het bewijsmateriaal dat voor handen was op Inpharmation.com. Calenture-Deutz zou uiteraard alles ontkennen – het perscommuniqué over de op handen zijnde overname door Rilke Pharma deed waarschijnlijk al de ronde – maar er was nu sprake van geruchten en tegengeruchten, voldoende beschuldigingen en ontkenningen om de nieuwsgierigheid te voeden en nader onderzoek te stimuleren. Aaron had voldoende materiaal om zijn stuk voor de Global Finance Bulletin te schrijven, wat uiteindelijk het hoofddoel van de hele exercitie was.
Adam – zelf ook aandeelhouder van Calenture-Deutz – had zich in de zaal op enige afstand van Jeff geposteerd. Hij was er samen met hem heengereden vanaf Battersea, in een taxi met de rolstoel en het bord, maar terwijl Adam wachtte op het juiste moment voor Jeff, concentreerde hij zich op het gedrag van lord Redcastle. Het was onmogelijk te zien of zijn trucje was gelukt, in ieder geval was er niets veranderd aan het programma van de dag. Hij was op het idee gekomen door iets wat Aaron Lalandusse had gezegd tijdens hun eerste ontmoeting. We moeten eigenlijk een plan B hebben dat simultaan kan lopen, had Lalandusse voorgesteld, niet een dat erop volgt: als je een machtige vijand aanviel, was het altijd beter om dat op meerdere fronten te doen. ‘Je weet wel, je grijpt hem met beide handen bij de keel, maar tegelijkertijd geef je hem een knietje.’ En voor zover Adam begreep, na een zorgvuldig onderzoek van de raad van bestuur van Calenture-Deutz, leek Ivo, lord Redcastle, het meest voor de hand liggende doelwit om te destabiliseren – hoewel de ex-minister ook in aanmerking kwam – en dus was de keuze op Ivo gevallen.
Naarmate de aandeelhoudersvergadering vorderde, hield Adam Redcastle steeds beter in de gaten: hij wekte een serieuze en na-denkende indruk, applaudisseerde als dat moest in navolging van de anderen, en reageerde nooit als eerste. Er was niets aan zijn houding of reacties dat erop wees dat hij een rijker bestuurslid was, maar een zonder aandelen, meende Adam, maar hij riep zichzelf meteen tot de orde: hoe zag een man die al zijn aandelen in een bedrijf verkocht had eruit? Misschien had Redcastle zijn aandelen niet verkocht, maar hij keek bepaald niet blij toen Fryzer de overname aankondigde. Het belangrijkste was dat de onderbreking door Jeff met zijn punt van orde zoveel opwinding en trammelant ver-oorzaakte dat Aaron Lalandusse scherpe vragen kon stellen over de klinische tests van Zembla-4.
Ze waren bij de bushalte. Jeff Nashe stapte uit zijn rolstoel en vouwde die op.
‘Ik heb de pest aan het gesodemieter met dat ding in bussen en treinen,’ zei hij ter verklaring. ‘Maak je maar geen zorgen, Primo,’
zei hij. ‘Ik kom wel alleen thuis.’
‘Rita heeft me uitgenodigd om te komen eten,’
zei Adam.
Rita had lasagne gemaakt met een grote kom sla erbij en kaas en druiven toe. Haar aanvankelijke bezorgdheid om de verwonding van haar vader verdween vrijwel meteen door zijn overduidelijke euforische bui. Adam maakte kennis met haar broer, Ernesto, die tien minuten nadat hij en Jeff gearriveerd waren aan boord kwam.
‘Wat heb je met hem uitgespookt?’ vroeg Rita aan Adam. ‘Ik heb hem nog nooit zo gelukkig gezien.’
‘Rebirthing heet dat, geloof ik,’ zei Adam. ‘De oude radicaal uit de jaren zestig is weer opgestaan. Hij deed het trouwens fantastisch. Misschien staat hij morgen wel in de krant.’
Ze zaten te praten in de kombuis van de Bellerophon – waar zij met de lasagne bezig was – en hij trok haar naar zich toe en kuste haar.
‘Waar gaat dit eigenlijk allemaal over, Primo?’ vroeg ze. ‘Waarom vraag je mijn pa om een farmaceutisch bedrijf aan te vallen?’
‘Niet aanvallen, gewoon een lastige vraag stellen… Ik heb iets ontdekt, in het ziekenhuis,’ zei hij, en hij probeerde niet al te fla-grant te liegen. ‘Er is iets niet in de haak, en ik dacht: waarom zouden ze daar ongestraft mee weg kunnen komen? Maar maak je geen zorgen, Jeff heeft zijn steentje bijgedragen, hij heeft zijn kwartier-tje roem weer achter de rug. Nu ligt de zaak in het publieke domein.’
‘Waarom heb je die vraag niet zelf gesteld?’
Goeie vraag, dacht Adam. ‘Vanwege mijn werk,’ improviseerde hij. ‘Ik wil mijn baan niet kwijtraken. Kwestie van belangenver-strengeling. Calenture-Deutz heeft veel geld in St. Bot’s gepompt.’
‘O ja…?’ Ze wierp hem een sceptische blik toe. ‘Ik heb jou nooit zo beschouwd als een toegewijde wereldverbeteraar.’
‘Eigenlijk zouden we allemaal toegewijde wereldverbeteraars moeten zijn, vind je niet?’ zei hij op defensieve toon. ‘Sterker nog: volgens mij staat dat in jouw taakomschrijving.’
‘Touché,’ zei ze, en ze werkte Adam zachtzinnig de kombuis uit.
In het zitgedeelte praatte hij met Ernesto over diens op handen zijnde reis naar Dubai.
‘Veertig procent van alle torenkranen ter wereld staat momenteel in Dubai,’ zei Ernesto. ‘Het is een soort Klondike voor torenkranen. Ik zou wel gek zijn als ik daar niet een graantje van ging meepikken: ik kan er mijn salaris verviervoudigen.’
Jeff kwam via de steile trap vanaf het dek naar beneden en bracht een exotische wietlucht mee. Hij had een blik Speyhawk bier in zijn hand.
‘Primo,’ zei hij, enigszins uit evenwicht, hoewel de boot volmaakt stil lag. ‘Enig idee waarom ik dit schip de Bellerophon heb gedoopt?’
‘Geen flauw idee.’
‘Omdat Bellerophon het monster Chimaera versloeg. Een vuur-spuwend monster, half leeuw, half geit, tenminste als ik me de klassieke mythologie goed herinner.’ Hij nam een slok bier.
‘Prima naam.’
‘En vandaag hebben wíj de moderne Chimaera verslagen.’
‘Verslagen is misschien een groot woord. Met een beetje geluk hebben we hun een aantal wonden toegebracht. Dankzij jou.’
Jeff stak een gebalde vuist boven zijn hoofd. ‘Vinceremos!’ brulde hij keihard.
‘Ook goeiedag.’ Rita verscheen met een dampende
schotel lasagne. ‘Het eten staat op tafel, jongens.’
Adam at van de lasagne en de sla en dronk te veel rode wijn, zoveel zelfs dat hij een lichte vorm van zintuiglijke deprivatie ervoer.
Terwijl Jeff en Ernesto bekvechtten over de morele gevolgen en de bijbehorende morele schande van het werken in een dictato-riale dynastie als Dubai – en Rita zo nu en dan probeerde de vrede te bewaren – leken hun stemmen steeds vager te worden en beperkte Adam zich tot het kijken naar Rita die wijn inschonk en iedereen nog eens opschepte, alsof hij zich in een soort privé-
luchtbel bevond. Hij keek verrukt naar haar sterke gelaatstrekken en naar de vasthoudende manier waarop ze losgeraakte haarlok-ken achter haar oren schoof, naar haar soepele, elegante bewegingen en het gemak waarmee ze borden en schalen schikte op tafel en haar vader het zwijgen oplegde als hij te grof werd door hem een hand op de mond te leggen, en hij ervoer dat smeltende gevoel in zijn onderbuik, de totale overgave van het intellect aan het gevoel.
Maar zijn licht aangeschoten juichstemming, zijn genotzuchti-ge liefdesroes werd vergald door een zacht, vasthoudend, klaaglijk stemmetje in zijn achterhoofd, als het zoemen van een vlieg of het zachte zeuren van een mug. Alles was die dag naar wens verlopen, maar er was nog steeds één probleem: wat moest hij beginnen met Vincent Turpin?