34

Het had bijna een week geduurd voordat Jonjo Mohammed had gevonden, tot zijn grote frustratie. Die vent leek op ongeveer vijf verschillende adressen te wonen, en hij had Bozzy en zijn trawanten zwaar moeten betalen om hem op te sporen.

Uiteindelijk ontdekten ze hem in een rijtjeshuis in Bethnal Green, waar hij logeerde bij een oom. Jonjo besloot dat de volgende ontmoeting vlotter zou verlopen zonder de aanwezigheid van Bozzy, en dus reed hij alleen naar Bethnal Green en parkeerde zo’n twintig meter voor de tijdelijke verblijfplaats van Mohammed. Jonjo zag hem een aantal keren gaan en komen – met neven en vrienden – voordat hij alleen het huis verliet en naar zijn Primera liep, waarschijnlijk om als taxichauffeur wat geld te verdienen. Jonjo volgde hem een paar minuten, totdat Mohammed de Primera parkeerde langs het trottoir – de alarmlichten knipperend in de middagzon – en een nachtwinkel binnenging om iets te kopen. Jonjo parkeerde zijn taxi dubbel zodat Mohammed onmogelijk weg kon rijden, en wachtte af.

Er werd driftig op het raampje geklopt.

‘Sorry, joh. Maar ik kan zo niet…’

Jonjo smeet het portier open en mepte Mohammed languit tegen het plaveisel. Hij hielp hem overeind en stofte zijn spijkerjasje af. Mohammed herkende hem onmiddellijk.

‘Moet je horen, man, je kunt mij niet zomaar…’

‘In mijn kantoor graag, Mo.’

Ze namen plaats achter in Jonjo’s taxi, Mohammed op het klapstoeltje, Jonjo tegenover hem, breeduit en op zijn gemak. De deuren zaten op slot.

‘Ik heb een grote familie,’ zei Mohammed. ‘Ooms, broers, neven; als iets met mij gebeurt, ze kennen Bozzy. Dan is hij er geweest, ja?’

‘Je kunt ons allemaal een groot plezier doen.’ Jonjo leunde voorover en legde zijn hand op Mohammeds knie om het spastische wippen te stoppen. ‘Ik wil je geen pijn doen, Mohammed, ik wil je geld geven.’ Hij telde tweehonderd pond uit en gaf die aan hem.

‘Hier, pak aan.’

Dat deed Mohammed. ‘Waarom?’

‘Omdat jij me gaat vertellen wie er nog meer bij jou in de auto zat op de avond toen je die loser naar Chelsea reed. En daarna vertel je me waar ik die persoon die bij je was kan vinden. En daarna geef ik je nog driehonderd pond.’ Jonjo haalde een dikke stapel bankbiljetten uit zijn jaszak.

‘Ik was alleen, man.’

‘Nee, je was niet alleen. Je zei dat die loser verdween in dat stukje wildernis om zijn regenjas te halen, terwijl jij in de auto zat te wachten.’

‘Ja, nou én?’

‘Waarom is hij dan niet weggelopen terwijl jij als een stropop in de auto zat?’

‘Eh… omdat ik hem bedreigd had. Ik zei dat ik zijn fucking been zou breken als hij me niet betaalde.’

‘Hij was zeker schijtensbenauwd?’

‘Reken maar. Daarom deed hij ook wat ik zei.’

‘Dus je vertróúwde hem. Je zat gewoon in de auto te wachten, en vertrouwde erop dat hij terug zou komen met zijn regenjas.’

‘Eh… ja.’

Jonjo griste hem de tweehonderd pond uit de hand.

‘Zelfs de stomste fucking eikel van een taxichauffeur van de hele wereld zou nooit zoiets doen. Als jij in de auto bleef zitten, wie ging er dan met Kindred mee?’ Jonjo wapperde met het geld voor Mohammeds neus. Mohammed keek ernaar en likte zijn lippen.

Zijn knie begon weer te wippen.

‘Het was iemand die Mhouse heet.’

‘Een man die Mouse heet?’

‘Een vrouw.’

Op Jonjo’s gezicht viel geen verbazing vanwege deze informatie af te lezen, ook al was hij erg verbaasd.

‘En weet je waar ze woont?’

‘Ja.’

‘Als je me erheen brengt, krijg je de rest van het geld.’

Jonjo wachtte tot het donker was voordat hij terugging naar The Shaft. Hij ging de trap op en liep snel over de galerij naar flat L.

In zijn zak had hij een klein, dik breekijzer dat hij boven het slot in de deurpost zette; hij drukte er met zijn volle gewicht tegenaan, en terwijl hij een tillende beweging maakte, hoorde hij de schroeven van het slot kreunen en het hout splinteren. Hij schoof het breekijzer langs de boven- en onderkant van de deur: geen grendels. Hij wachtte even, keek om zich heen om te zien of er iemand keek en ramde met een krachtige trap van zijn werkschoen de deur open. Hij stapte snel naar binnen, deed de deur achter zich dicht en bleef staan in het halletje. Er klonk geen enkel geluid, de flat was leeg. Er brandde licht in de keuken en hij liep stilletjes de zitkamer in, waar hij een tv, kussens en twee fauteuils aantrof. In de keuken viel zijn oog op de elektriciteitskabel en de rubber tuinslang die door het raam naar binnen kwamen, en hij lachte het spottende lachje van de verontwaardigde belastingbetaler. Dat soort lui stelen je het brood uit je mond, dacht hij bij zichzelf. Wat is dit toch voor een wereld waarin…

‘Hallo.’

Jonjo draaide zich heel langzaam om, en hij zag een jongetje met krulhaar en een smerig T-shirt dat tot aan zijn knieën kwam in de deuropening van een slaapkamer staan.

‘Hallo, jochie. Maak je geen zorgen, ik ben een vriend. Waar is mama?’

‘Mama werkt.’

‘Ze vroeg of ik iets wilde komen halen voor haar.’

Hij liep langs het jongetje de slaapkamer in: matras op de vloer, smerige lakens, een paar kartonnen dozen. Hij trok de kleerkast open, rommelde tussen de kleren die er hingen en voelde achterin of daar ook nog iets lag. Hij haalde schoenen tevoorschijn, een plastic tas vol seksspeeltjes, dildo’s. Door de chemische geur van goedkope parfum begonnen zijn ogen te tranen. Toen had hij een zwaardere doos, nee, een diplomatenkoffer te pakken. Die kende hij maar al te goed: zware sloten, glanzend leer, koperen sierwerk op de hoekpunten. Hij klikte hem open: leeg. Maar hij was van Kindred; de puzzelstukjes begonnen op hun plaats te vallen en hij voelde zijn opwinding toenemen. Het joch stond slaperig maar nieuwsgierig naar hem te kijken, hij leunde tegen de deurpost en krabde aan zijn dij.

‘Van wie is dit?’

‘Van mama.’

Jonjo keek in de andere kamer: een kale matras, kale vloerplanken, nog meer dozen met troep. Zoals sommige mensen konden leven, walgelijk gewoon. Hij liep naar de deur met de koffer in zijn hand.

‘Dag, jochie.’

‘Ben jij een vriend van Johannes?’ vroeg het jongetje.

Jonjo bleef staan en draaide zich om. ‘Wie is Johannes?’

‘Hij woonde hier maar nu is hij weg. Zeg maar dat hij terug moet komen, zeg maar dat Ly-on wil dat hij terugkomt.’

‘Kent mama Johannes?’

‘Ja. Ze vindt Johannes erg aardig. Hé, ho, jottem.’

‘Zal wel.’ Jonjo aaide hem over zijn bol, groette en deed de deur zo goed mogelijk achter zich dicht.

Bozzy stond te wachten bij het vernielde speeltuintje. Hij wees naar de diplomatenkoffer in Jonjo’s hand.

‘Hoe kom je daaraan?’

‘Van die Mouse-vrouw. Kindred heeft daar gewoond.’

‘Kut. Al die tijd?’

‘Ja. Waar werkt ze?’

Bozzy grijnsde. ‘Werken? Ze tippelt bij de Cherry Garden Pier.’

‘Is het een stoephoer…?’ Dat verbaasde Jonjo… Waarom woonde Kindred in bij een hoer? ‘Weet je het zeker?’

‘Is de paus katholiek? Twintig pond voor een wip, mate. Zonder condoom, dertig. Allemaal heel chic, weet je wel.’ Hij grinnikte in zichzelf.

‘Hoe kom ik bij de Cherry Garden Pier?’