54

Het was behoorlijk druk, zag Ingram, terwijl Luigi langs de ingang van het Queen Charlotte Conference Centre in Covent Garden reed: er stonden tientallen mensen in de rij om een agenda en een perscommuniqué te verkrijgen en hun naam te laten verifiëren als bonafide aandeelhouders. Hoe is het mogelijk dat al die mensen een stukje van mijn bedrijf bezitten, mijmerde Ingram terwijl hij naar de voortschuifelende rij keek. Hij realiseerde zich dat hij weer zijn gebruikelijke zorgelijke, verbaasde bui had: het gebeurde altijd bij de jaarlijkse aandeelhoudersvergadering, als hij oog in oog stond met die ernstige amateurspeculanten; die vaders en moeders, die excentriekelingen met hun broodtrommels en thermosflessen. Al die honderden, duizenden individuen over de hele wereld die eigenaar waren van een klein stukje Calenture-Deutz en die jaarlijks kwamen opdraven, samen met de snelle jongens en meiden van de pensioenfondsen, de investeringsbanken en de financiële instellingen, om te horen wat de voorzitter en de directie te zeggen hadden over het goed functioneren van het bedrijf waarin zij geïnvesteerd hadden. Het leek een uitzonderlijk verschijnsel, en net als altijd bij de jav voelde hij zich verscheurd, opgesloten: was dit een bewijs van het gezonde, democratische, verantwoordelijke westerse kapitalisme, of was het een aanwijzing dat het systeem hopeloos soft en veel te toegeeflijk was? Pure toewijding, eerlijk handelen, ondernemers-verantwoordelijkheid, of rauw, hard, energiek handelsverkeer dat onder dwang op jaarbasis ter verantwoording werd geroepen voor zijn acties en zijn agenda, in de onwerkelijke situatie waarin het slachtoffer kon worden van rivalen, specifieke belangengroepen, egoïstische investeerders en zo nu en dan van een loslopende idioot?

Als je het over de duvel hebt, dacht Ingram, daar zul je er zo een hebben. Ze reden langs een oudere man met een paardenstaart in een rolstoel, die een bord ophield met de tekst zembla-4 doodt kinderen – en daaronder het adres van een website dat Ingram niet kon lezen. Hij grinnikte, zich bewust van de ironie. Hij was gewend aan dat soort plakkaten en had wel erger gezien. Een paar jaar geleden was er een spandoek geweest met de tekst fryzer = mengele. Hij glimlachte opnieuw: het geneesmiddel was godverdomme juist ontwikkeld om levens van kinderen te rédden. Dat was nu het probleem als je de deuren opengooide voor het publiek, zelfs een geïnteresseerd publiek – dat soort bijeenkomsten werd weken tevoren aangekondigd, discretie was onmogelijk, het was overal bekend – en je hoefde geen aandeelhouder te zijn om problemen te veroorzaken. De farmaceutische industrie was een geliefd doelwit tegenwoordig – net als de banken, de wapenhandel en de oliemaatschappijen – en iedere anarchistische milieufreak kon een symbolisch protest uiten, zelfs tegen een volstrekt ongevaarlijk middelgroot farmaceutisch bedrijf als Calenture-Deutz. Tijdens een jav gooide een demonstrant met een doodskopmasker op groene verf op Ingrams pak van tweeduizend pond; een andere keer lagen er mensen in lendendoeken en met geschminkte etterende wonden op het trottoir voor de vergaderzaal en speelden zo een vergiftigingsdood na. Bij al hun vergaderingen werd er wel geprotesteerd en geroepen – idioot gekrijs in de zaal als het financiële verslag werd voorgelezen, spandoeken aan de gevel van het gebouw, rijen zwijgende jongelui met gasmakers op – en dus was het een opluchting toen Ingram die ene lulhannes zag die dit jaar de zaak kwam verstoren. De beveiliging wist er wel raad mee, maar hoe eerder het gebeurd was, hoe beter.

Toen Ingram uit de auto stapte kreeg hij weer zo’n aanval van duizeligheid die hij de laatste tijd vaker had. Hij wankelde, Luigi greep zijn elleboog, en na een paar keer diep ademhalen voelde Ingram zich weer in orde. Bloedvlekjes, afschuwelijke jeukaanvallen, flauwvallen, verkeerde woordkeuze, en bovendien had hij last van misselijkheid en hoofdpijn die zo kort duurde dat het alweer over was voordat hij naar een pijnstillend middel kon grijpen. Het kon alleen maar stress zijn, veroorzaakt door die hele precaire, geheime schikking met Rilke en Rilke Pharma, door de ergernis om Keegan en De Freitas, om nog maar te zwijgen van externe factoren zoals de gruwelijke moord op zijn voornaamste onderzoeker: al die symptomen moesten hieruit voortkomen, uiteindelijk was hij ook maar een mens.

Lachlan McTurk had gezegd dat hij geen tests meer wist – alles was tot dusver zonder resultaat gebleven –, het enige wat nog restte was een uitgebreide echoscopie en een hersenscan, en dus had hij zich daarvoor aangemeld. Er was geen alternatief, had Lachlan gezegd, omdat hij niets kon vinden. Als dat hele gedoe met de licentie voor Zembla-4 achter de rug was en zodra het bedrijf goed en wel verkocht was aan Rilke Pharma, zou zijn gezondheid misschien weer worden zoals die ooit was, ongecompliceerd, normaal.

Hij betrad het gebouw door een achteringang en werd door allerlei gangen naar een vergaderzaaltje geleid waar de directie van Calenture-Deutz bijeenkwam voordat ze het podium betrad. Pippa Deere was druk in de weer en voorzag hem van een knoopsgatmicrofoon. Ze verzekerde hem dat alle internationale beeldverbindingen waren gecontroleerd en dat alles werkte. Juist ja, mooi zo. Ingram kon zich moeilijk concentreren; hij was nog een beetje licht in het hoofd en hij bestelde een kopje koffie om zijn terugkerende misselijkheid te onderdrukken. Hij glimlachte en knikte naar zijn collega’s – de artsen en de hoogleraren uit Oxford, de voormalige minister en de bobo uit de bankwereld – en dan waren er de nagels aan zijn doodskist, Keegan en De Freitas, die hem veelbetekenende blikken toewierpen.

Er werd zacht in zijn elleboog geknepen, hij draaide zich om en stond oog in oog met zijn eigen ‘Lord on the Board’, zijn zwager Ivo, strak in het pak en het dikke haar glanzend achterover gekamd.

‘Ivo…’ zei Ingram, en hij spon de naam zo lang mogelijk uit om tijd te winnen en liet zich geoorloofd afleiden door de koffie die hem werd aangereikt door Pippa Deere. Hij nam een slok en zocht naar een gespreksonderwerp. ‘Heb je die gek buiten gezien?’

Ivo besloot daar niet op te reageren, maar stelde in plaats daarvan zelf een vraag.

‘Heb je mijn bericht gekregen?’

‘Ja, maar ik snapte er niets van.’

‘Precies.’

‘Hoezo, precies?’

‘Ik wist dat je dat zou zeggen. Precies.’ Ivo trok zijn onderste rechterooglid omlaag. ‘Precies.’

‘Waarom spreek je een bericht in waar ik niets van begrijp? Waar wou je me voor bedanken?’

Ivo boog zich naar hem toe. ‘Voor wat je hebt gedaan.’

‘Ik heb helemaal niets gedaan.’

‘Q.e.d. Quod erat demonstrandum.’

‘Wat is er dan bewezen?’ Ingram begon geïrriteerd te raken door Ivo’s onduidelijkheid.

Ivo zuchtte. ‘Ik moest je toch wel bedanken, verdorie. Dat lijkt me niet meer dan fatsoenlijk.’

‘Waarvoor?’

‘Voor wat je hebt gedaan.’

‘Ik heb niks gedaan.’

‘Je hebt níét niks gedaan.’

Ingram kreeg het gevoel dat hij in een toneelstuk van Harold Pinter terecht was gekomen, in een sinistere dialoog die kennelijk eeuwig kon doorgaan.

‘Ik. Heb. Niks. Gedaan,’ herhaalde hij zijn woorden met nadruk.

‘Dat weet ik.’

‘Dus je geeft toe dat ik niks gedaan heb.’

‘Ja, in zekere zin. Maar evengoed bedankt.’

‘Waarvoor?’

‘Dat je “niks” hebt gedaan.’ Ivo maakte met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht. ‘Ik weet dat jij dat weet. En jij weet dat ik weet dat jij dat weet.’ Ivo tikte tegen de zijkant van zijn neus. ‘Ik kan lezen,’ zei hij op samenzweerderige toon.

‘Ik heb geen flauw idee waar je het godverdomme over hebt!’

‘Precies. Duidelijk zo. Geen zorgen. Heel fijn, Ingram, ik hou van je.’

Pippa Deere onderbrak hen, ging ze voor naar het podium en wees ze hun plaatsen.

Ingram had de grootste moeite wakker te blijven tijdens de toespraak van professor Marcus Vintage, die de persconferentie voorzat en met zijn monotone stem en Yorkshire-accent sprak over de vooruitgang die de onderneming het afgelopen jaar had geboekt en over de tragische en plotselinge dood van Philip Wang (stilte in de zaal), maar met geen woord repte over Zembla-4, waarna Edward Anthony, de directiesecretaris, een kort financieel verslag voorlas.

De zaal was bijna vol, zag Ingram, met mede-eigenaren van Calenture-Deutz, die allemaal ogenschijnlijk geïnteresseerd zaten te luisteren. Hij wierp een blik op de agenda: welkomstwoord door de voorzitter, idem van de directiesecretaris, verklaring van Ingram Fryzer, ceo. ‘Verklaring’ – daarin zou hij zijn fiscale bommetje laten vallen. Ze hadden geen flauw benul, dacht hij terwijl hij zijn blik over het publiek liet gaan, dat alle aanwezigen hier rijker zouden vertrekken dan dat ze gekomen waren. Althans in theorie. Hij veroorloofde zich een subtiele glimlach.

Het leek uren te duren voordat hij naar de microfoon werd geroepen, hoewel een blik op zijn horloge hem leerde dat er pas vijfendertig minuten verstreken waren. Ingram wachtte tot het flauwe applaus was verstomd en vouwde zijn aantekeningen open.

‘Mylords, dames en heren. Ik zou graag een korte, bijzondere aankondiging willen doen die de toekomst van het bedrijf in belangrijke mate kan beïnvloeden. Zoals u allen weet heeft Rilke Pharmaceutical een belang van twintig procent in Calenture-Deutz. Ik deel u vandaag mede dat ik erin heb toegestemd mijn hele persoonlijke aandelenportefeuille te verkopen aan Rilke Pharmaceutical. Hierdoor krijgen zij een meerderheidsbelang.’ Het was doodstil in de zaal. ‘Echter,’ vervolgde Ingram, ‘Rilke Pharma stelt een complete overname voor van Calenture-Deutz, in de vorm van aandelen of uitbetaling als alternatief. Rilke biedt zeshonderd pence per aandeel, en dat is ongeveer twintig procent hoger dan de huidige koers. Samen met de voltallige directie van Calenture-Deutz raad ik u ten zeerste aan dit genereuze aanbod te aanvaarden. Wij voorzien de overname…’

‘Punt van orde!’ klonk een luide schreeuw van achter uit de zaal.

‘Punt van orde, meneer de voorzitter!’

Ingram voelde een jeukaanval onder zijn linkervoet. Staande achter de lessenaar stampte hij hard op de vloer.

Marcus Vintage keek hem vragend aan: moest hij het woord geven aan de man van die interruptie? Er klonk gemompel in de zaal, mensen reageerden geschokt, ze speculeerden en berekenden hoeveel geld ze eraan zouden verdienen. Ingram keek om, knikte goedkeurend naar Vintage en zag zijn reusachtig uitvergrote portret op het videoscherm goedkeurend knikken… Hij richtte zijn blik weer op de zaal, hield een hand boven zijn ogen tegen de felle schijnwerpers om te zien wie hem onderbroken had. Zaalwachten naderden een oudere man met paardenstaart in een rolstoel, maar iemand anders had hem al een handmicrofoon gegeven.

‘Ik zou de raad van bestuur graag willen vragen’ – zijn elektronisch versterkte stem klonk nasaal en agressief, de stem van de haat, dacht Ingram – ‘of ze ons zou kunnen informeren over het exacte aantal kinderen dat is overleden tijdens de klinische tests voor Zembla-4.’

Verontwaardiging, geschreeuw en kreten van verbijstering weerklonken voordat zaalwachten zich op de man stortten, hem de microfoon uit handen rukten, met rolstoel en al optilden en de zaal uit droegen, terwijl hij schreeuwde: ‘Wij willen antwoorden! Wij willen de waarheid horen!’ Ingram zag dat de man die de videocamera’s bediende voor de internationale beeldverbinding zijn camera had gericht op de man in de rolstoel en diens optreden had geprojecteerd op het grote scherm.

De zaal applaudisseerde. Waarom eigenlijk? vroeg Ingram zich af. Om zijn eigen standvastigheid, om het snelle verwijderen van het anarchistische geluid, om het gunstige vooruitzicht voor de rijken? Professor Vintage sloeg met zijn hamer op tafel en riep met zwakke stem: ‘Stilte! Stilte, graag!’ Ingram voelde het bloed wegtrekken uit zijn gezicht, het werd donker in de zaal. Hij greep met beide handen de lessenaar vast en slaagde erin overeind te blijven.

Het werd rustig in de zaal, mensen die waren gaan staan om de verstoring te zien, gingen weer zitten. Ingram haalde een paar keer diep adem, keek in zijn aantekeningen en begon te vrezen dat hij ter plekke moest overgeven.

‘Zoals ik dus zei voordat ik zo ruw werd geïnterrumpeerd…’ Gelach. ‘De overname van Calenture-Deutz door Rilke Pharmaceutical vindt een van de komende weken plaats, zodra aan de diverse vereisten voor overname is voldaan. Calenture-Deutz zal als merknaam blijven bestaan, maar zal functioneren onder de unieke paraplu en de financiële krachten van het derde grootste farmaceutische bedrijf ter wereld. Als uw voorzitter en ceo kan ik er alleen maar ten stelligste op aandringen dat u dit genereuze aanbod zult aanvaarden.’

Een daverend applaus weerklonk in de zaal. Ingram keek naar de raad van bestuur en zag uitsluitend klappende mannen, zelfs Keegan en De Freitas, hoewel puur formeel en zonder het enthousiasme van de zaal. Hoeveel bonus zouden zij krijgen, vroeg Ingram zich af. Keegan keek hem aan en gaf hem een knikje van verstandhouding, maar zonder glimlach. Ingram meende dat hij enigszins bezorgd keek. De Freitas hield op met klappen en fluisterde iets in Keegans oor. Ingram richtte zich weer tot de zaal, maakte een lichte buiging en slaagde erin het podium te verlaten.

Hij probeerde zo geluidloos mogelijk over te geven, wat niet eenvoudig was; maar hij was zich bewust van de andere mensen die gebruikmaakten van het toilet. Hij spoelde regelmatig door in de hoop dat het stromende water het geluid van zijn braken zou overstemmen. Lieve hemel, dacht hij, waarschijnlijk voedselvergiftiging of iets dergelijks: hij voelde zich leeg, uitgeput. Hij veegde zijn mond af met een papieren zakdoekje, controleerde of er geen spatjes gal op zijn overhemd en das zaten, en trok voor de zevende keer het toilet door. Grappig eigenlijk hoe je je door een uitgebreide kotspartij zowel beroerd als beter kon voelen, mijmerde hij, terwijl hij de toiletdeur van het slot deed. Je veranderde in een simpel organisme in een toestand van kramp, waarvan het enige doel was het uitstorten van je maaginhoud, een instinctief opererend wezen waarvan alle mentale functies waren uitgeschakeld. Het putte je uit, maar het verjongde je ook, het was een kortstondig bezoek aan het primitieve schepsel dat je ooit was geweest; een soort reis door de tijd naar je verloren dierlijke ik. Hij bevond zich alleen in de toiletruimte, alle anderen waren gaan lunchen. Hij waste zijn handen langzaam en zorgvuldig en hield zich voor dat hij rustig moest blijven. Misschien moest hij nog maar een keer naar Lachlan.

Hij verliet het toilet en liep de gang op, waar Ivo hem stond op te wachten.

‘Het gaat wel weer, Ivo. Aardig van je om op me te wachten.

Maak je geen zorgen, ik…’

‘Het kan me geen zak schelen hoe het met je gaat, mate. Ontzettende klootzak die je bent. Heb je zo ontzettend de pest aan me?

Hoe kun je me dit aandoen? En mijn gezin?’

Ingram zuchtte. ‘Je praat de hele dag al in raadsels. Waar heb je het nu weer over?’

‘Zeshonderd pence per aandeel.’

‘Ja, dat lijkt me een uitstekend aanbod.’

‘Ik heb verkocht tegen vierhonderdtachtig.’

‘Wat verkocht?’

‘Al mijn aandelen Calenture-Deutz. Drie dagen geleden.’

‘Nou, dat was dan knap stom van je.’

‘Jij zei dat ik moest verkopen.’

Ingram keek hem aan. ‘Ben je gek of zo? Natuurlijk heb ik dat niet gezegd: ik heb je juist het tegendeel gezegd.’

‘Precies.’

‘Hou toch eens op met dat “precies” de hele tijd.’

Ivo kwam dreigend dichtbij en gedurende een fractie van een seconde meende Ingram dat Ivo zou gaan slaan, maar hij zei slechts met trillende stem: ‘Ik krijg je nog wel. Ik maak je helemaal kapot.’

Hij beende weg naar de uitgang, beledigingen schreeuwend zonder om te kijken: ‘Ontzettende klootzak! En we zijn nog wel familie van elkaar, lul! Familie!’ Ingram voelde nu op verschillende plaatsen jeukaanvallen losbarsten: op zijn linkerbil, op zijn kin. Hij krabde aan beide tegelijkertijd.

‘Meneer Fryzer?’

Het was Pippa Deere; ze keek bezorgd, haar neus en wangen glommen.

‘Wat is er, Pippa? Ik voel me niet zo goed, ik denk dat ik de kopie maar oversla.’

‘Pardon?’ Op het gezicht van Pippa Deere viel slechts verbijstering af te lezen.

‘De lunch. Ik sla de lunch over.’

‘Er staan allemaal journalisten die u willen spreken.’

‘Journalisten? Wat moeten die met mij? Ze hebben toch een perscommuniqué gekregen? Daar staat alles in.’

‘Ja, dat klopt. Toch willen ze u spreken.’

‘Zeg maar dat ik ze volgende week zal spreken.’

‘Het gaat over dat “punt van orde”.’

‘Verdorie.’ Ingram wierp een smekende blik naar het plafond.

‘Een of andere idioot schreeuwt wat onzinnigs en dan moet ik dat gaan uitleggen aan journalisten? Er zijn altijd wel demonstranten.

Niemand wilde met mij praten toen iemand me met een spuitbus onder de groene verf spoot. Wie heeft die vent trouwens binnengelaten? Wat heb je op die manier aan beveiliging?’

Pippa Deere stond op het punt in huilen uit te barsten. ‘Het blijkt dat de man die de zaal werd uitgezet aandeelhouder is. Toen hij werd verwijderd, is hij gewond geraakt; hij is uit zijn rolstoel gevallen en heeft zijn hoofd bezeerd. Hij heeft een interview gegeven aan een paar journalisten…’ Ze snoof. ‘Ik heb de tape maar één keer gehoord, maar hij zei iets over veertien kleine kinderen die zijn overleden bij de klinische tests voor Zembla-4. Het spijt me heel erg, meneer Fryzer, ik wist ook niet wat ik moest doen.’

Ingram voelde een zware vermoeidheid over zich neerdalen, een reusachtige mantel van vermoeidheid.

‘Het zijn allemaal enorme, kwaadaardige, abjecte leugens. Goed dan, breng me maar naar de heren van de pers.’