35

De rivier was prachtig vanavond, dacht ze, en het water stond erg hoog. Het was het bewegende zwart, het begin van de ommedraai, van de grote watermassa die begon aan de terugreis naar zee: de zwarte rivier die krachtig stroomde en de lichten die onbeweeglijk weerkaatsten op het voortrazende oppervlak. Mhouse zag de kracht en de betovering ervan – niet dat ze het zelf zo onder woorden zou brengen – maar de rivier leidde haar af, en ze mijmerde nog even door, totdat ze zich weer herinnerde hoezeer ze baalde.

Een rustige avond, veel te rustig. Ze liep al uren te tippelen rond de Cherry Garden Pier, de zijstraten en de stegen in, op zoek naar klanten, naar mannen. Ze had een meisje ontmoet die erover dacht naar King’s Cross te verhuizen, omdat er niets te doen was hier in Rotherhithe. Ze liep zelfs helemaal terug naar Southwark Park, maar daar hielden zich alleen maar homo’s op, hoewel één kerel haar vroeg mee te gaan naar het meer, waar hij zogenaamd een schuurtje had waar ze heen konden, maar ze zei dat hij zijn meer en zijn schuurtje in zijn reet kon steken, ben je helemaal gek…

Ze stak een sigaret op. Ze zag het grote ziekenhuis, St. Bot’s, met alle lichten aan, een eindje stroomafwaarts liggen. Dat zou een elektriciteitsrekening geven! Het was jammer dat Johannes 1603 weg was; hij was een soort geldkraan geweest die je maar hoefde open te draaien als je wat nodig had. Honderd pond te weinig? Een hele nacht met Johannes. Hij was best aardig (ze was niet zo dol op mannen met baarden, om eerlijk te zijn) – vriendelijk, zachtaardig, behulpzaam – en hij mocht haar graag. In ieder geval neukte hij haar graag, dat was wel duidelijk, zeg. Ly-on vond hem ook aardig en dat leek wederzijds te zijn. En dus liet ze zich van tijd tot tijd door hem neuken, zij had wat extra geld en hij had een dak boven zijn hoofd met satelliet-tv; waarom moest hij dan zo plotseling vertrekken? Ze had schulden bij Mister Quality en Margo, en die drongen er steeds weer op aan dat ze hun terugbetaalde. Een heleboel geld. En je kon Mister Q. maar beter niet tegen je hebben…

Ze vroeg zich af of ze Johannes 1603 kon opsporen en hem zijn kamer weer aanbieden, misschien zelfs een huurverlaging voorstellen. Hoe wou je dat doen, stomme trut? Ik zou het bij de kerk kunnen proberen, dacht ze. Hij kwam heel vaak in de kerk, en misschien wisten ze daar wel waar hij was. Misschien bevalt het hem niet in Schotland. Misschien komt hij wel terug naar The Shaft, naar Mhouse en Ly-on, zijn gezinnetje. Misschien wilde hij echt wel…

‘Hallo, schat.’

Ze draaide zich om en zag een man op het pad langs de rivier staan. Waar was die ineens vandaan gekomen? Ze liep langzaam naar hem toe en duwde haar bustier omhoog zodat haar decolleté duidelijker zichtbaar werd. Een decolleté werkte altijd, grappig eigenlijk.

‘Waar ben je naar op zoek, liefje?’ vroeg ze.

‘Ik heb hier ergens mijn auto staan,’ zei hij, gebarend met zijn duim. ‘We kunnen een eindje gaan rijden.’

‘Ik stap nooit in een auto, schat… sorry. Kom maar met me mee, dan zal ik je eens lekker verwennen.’

Ze liep naar de King’s Stair Gardens en hoorde zijn voetstappen achter zich. Ze gebruikte altijd het portiek van een soort waterpompstation, dat heel diep en donker was; er konden mensen vlak langs lopen zonder te zien wat je daar deed.

Ze stapte het portiek in en voelde meer dan dat ze zag hoe hij de ruimte opvulde. Lange kerel. Ze greep naar zijn gulp. Haal hem eruit en pak hem in je handen, dat was haar tactiek. Geef ze geen tijd om na te denken. Klaar voordat je het weet, voordat ze de kans kregen te zeggen wat ze precies wilden.

Ze voelde zijn sterke hand om haar pols.

‘Rustig, schatje, niet zo snel. Ik heb zelf ook een plannetje.’

‘Veertig pond,’ zei ze. ‘Zonder condoom vijftig. Een kamer kost honderd, voor een halfuur.’

Ze klikte haar aansteker aan. Ze schrokken zich altijd rot als ze wisten dat je hun gezicht duidelijk had gezien; dan lieten ze eventuele nare geintjes wel achterwege. De vlam verlichtte zijn grote gezicht, ze zag de ogen met bleke wimpers, de slappe kin met het kuiltje, en door het dansende vlammetje leek het zelfs nog dieper.

Op de een of andere manier kwam hij haar bekend voor.

‘Ken ik jou niet?’ zei ze. ‘Heb ik jou niet eerder gehad?’

‘Nee. Tenzij je ook in Chelsea werkt.’

‘Ik ben nog nooit in Chelsea geweest, schat.’

‘Dat ben je wel.’

Hij greep haar bij de keel, tilde haar op en ramde haar tegen de muur, zodat de lucht uit haar longen werd geperst.

‘Waar is Adam Kindred?’ beet hij haar toe. ‘Als je zegt waar hij is, takel ik je niet toe.’

Ze kon geen woord uitbrengen, en bracht een stikkend, gorgelend geluid voort. Ze had haar handen om zijn pols geslagen, die aanvoelde als een dikke boomstam, en haar tenen raakten nauwelijks de grond. Hij ontspande zijn greep enigszins en liet haar een paar centimeter zakken.

‘Nooit van gehoord,’ zei ze.

‘En van “Johannes”?’

Om de een of andere reden herinnerde ze zich hem weer. Hij was de vent die ze een paar weken geleden op een avond voor The Shaft uit een taxi had zien stappen. Vooral de taxi was haar opgevallen, en daarna was ze langs hem gelopen, langs die grote, lelijke klootzak met het kuiltje in zijn kin die nu zijn hand om haar keel had. Maar wat had hij te maken met Johannes 1603?

‘Welke Johannes?’ zei ze. ‘Er lopen zoveel Johannesen rond.’

‘Wat dacht je van de Johannes die bij jou heeft ingewoond. Zullen we met hem beginnen?’

Ze voelde zich zwak en geïntimideerd omdat hij haar meteen doorhad. Hoe de fuck wist hij dat? Wie had hem dat verteld? En ze kreeg een afschuwelijk voorgevoel: plotseling besefte ze dat ze het in haar eentje moest opnemen tegen deze grote, sterke kerel, dat haar leven op het spel stond, net als die keer toen ze in de auto was getapt met die ene klootzak van een klant. Je veranderde in een dier, dat voelde je gewoon.

‘Vertel me wat je weet over Johannes,’ zei hij.

‘O, die lul,’ zei ze op verbitterde toon. ‘Die is vorige week opgerot naar Schotland.’

‘Wat? Naar Schotland?’

Ze voelde dat hij oprecht verbaasd was, hij verslapte zijn greep op haar nog meer, en ze voelde dat dit haar ogenblik was. Ze ramde haar knie in zijn ballen, met volle kracht, en hoorde zijn luide kreet van pijn terwijl ze onder zijn arm door dook en het op een rennen zette.

Maar hij had haar binnen een paar seconden ingehaald, en ze kon niet hard rennen op die fucking hooggehakte laarzen. Hij kreeg haar te pakken vlak voordat ze de rivier met zijn verlichte wandelpaden had bereikt, greep haar handen stevig vast en duwde haar de donkere King’s Stairs Gardens in, waar hij iets vreemds deed met haar hals – hij duwde zijn vingers aan de zijkant diep naar binnen terwijl hij met een duim stevig achter een oor drukte – en ze voelde hoe een kant van haar lichaam helemaal slap werd en ze een tintelend gevoel in haar linkerhand kreeg.

Ze stompte hem in zijn gezicht met haar rechterhand, sloeg haar nagels in zijn wang, trok die met kracht naar beneden en voelde zijn huid scheuren. Ze zag zijn zwiepende hand te laat aankomen en probeerde nog weg te duiken, maar hij sloeg haar zo hard met de rug van zijn hand dat ze alleen nog voelde dat ze vloog; Mhouse vloog door de lucht, als een klein vogeltje.

En daarna niets meer.