31
Wat is dat toch met dokterswachtkamers in dit land, vroeg Ingram zich af. Hij stond op het punt honderdtwintig pond te betalen voor een kort consult van tien minuten bij een van de meest gevraagde en exclusieve huisartsen van Londen, en hij had zich net zo goed in een tweederangs hotel uit de jaren vijftig kunnen bevinden. Lelijk, beschadigd nepmeubilair, een versleten tapijt met bloemmotief, een stoffig setje tweedehands jachttaferelen aan de wand, een paar verdroogde graslelies in de vensterbank, en een stapel tijdschriften van twee jaar oud op een wankele salontafel. Als dit New York, Parijs of Berlijn was geweest, dan zou alles schoon, nieuw, kwalitatief hoogstaand zijn, met veel glas, staal en weelderig groen, en het hele decor zou maar één boodschap uitstralen: ik ben zeer succesvol, ik ben hightech en hypermodern, u kunt al uw medische problemen aan mij toevertrouwen. Maar hier in Londen, in Harley Street…
Ingram zuchtte hoorbaar, zodat de andere wachtende patiënt in het vertrek – een vrouw met een sluier tot onder haar ogen en een hoofddoek tot vlak boven haar wenkbrauwen – hem aankeek. Ze had een jongetje bij zich dat een arm in een mitella had. Ingram glimlachte naar haar; misschien lachte ze terug, hij meende de rimpels rond haar ogen enigszins te zien samentrekken, daarmee het belachelijke van de situatie bevestigend, maar hij wist het niet zeker, dat was het probleem met die sluiers, sterker nog, dat was de bedoeling van sluiers. Hij pakte een tijdschrift, Horse and Hound, bladerde het door, legde het terug en zuchtte opnieuw. Misschien moest hij gewoon weggaan; hij voelde zich een beetje belachelijk door die paar bloedvlekjes en die krachtige, angstaanjagende jeukaanvallen. Waarom zou hij de arts daarmee lastigvallen?
‘Ingram, ouwe reus. Kom verder, jongen.’
Ingrams huisarts, dokter Lachlan McTurk, was een rasechte Schot, maar een Schot zonder Schots accent, behalve wanneer hij zo nu en dan deed alsof. Hij leed aan ernstig overgewicht en was nog net geen geval van ziekelijke obesitas, hij had een hoofd vol dik, warrig grijs haar en een blozend gezicht. Zowel ’s zomers als ’s winters droeg hij pakken van tweed in diverse tinten mosgroen.
Hij was getrouwd en had vijf kinderen, maar hoewel Ingram al wel dertig jaar patiënt bij hem was, had hij mevrouw McTurk noch een van zijn kinderen ooit ontmoet. Hij was een man van cultuur, wiens gretigheid om iedere vorm van kunst te onderzoeken en te beproeven met de jaren nooit was afgenomen. Ingram vroeg zich wel eens af waarom hij überhaupt de moeite had genomen arts te worden.
‘Wil je ook een “wee dram”, Ingram? Het is bijna twaalf uur.’
‘Beter van niet, dank je. Ik heb nog een belangrijke vergadering.’
Lachlan McTurk had alle voor de hand liggende onderzoeken gedaan: bloeddruk, hartslag, hem beklopt, reflexen, hij had naar hart en longen geluisterd en niets ontdekt wat reden tot zorg kon geven. Hij schonk zichzelf drie vingers whisky in en vulde het glas bij met water uit de koude kraan. Hij nam plaats achter zijn bureau en stak een sigaret op. Hij noteerde wat in een dossier.
‘Als je een auto was, Ingram, zou ik zeggen dat je je apk met vlag en wimpel had doorstaan.’
‘Maar waar komt dat bloed dan vandaan? En waarom? En die verrekte jeukaanvallen?’
‘Wie zal het zeggen? Het zijn geen symptomen die ik een-twee-drie herken.’
‘Dus er is niets om me zorgen over te maken?’
‘Nou ja, iedereen heeft ontzettend veel om zich zorgen over te maken. Maar volgens mij ben jij zo gezond als een vis en kun je wel honderd worden.’
‘Ik neem aan dat ik opgeblazen zou moeten zijn.’ Ingram trok zijn colbert weer aan. ‘Wat zeg ik nu? Ik bedoel opgelucht. Ik zou opgelucht moeten zijn.’
‘Rook je?’
‘Al twintig jaar niet meer.’
‘Hoeveel drink je, ruwweg?’
‘Paar glazen wijn per dag, zo ongeveer.’
‘Laten we zeggen een fles. Nee, je bent in topvorm, naar mijn professionele mening.’
Ingram dacht na. ‘Misschien neem ik toch een klein glaasje.’ Hij kon zich net zo goed laten trakteren voor die honderdtwintig pond, vond hij. McTurk schonk hem in en reikte hem het glas aan.
‘Heb je de nieuwe productie van Playboy of the Western World in het National Theatre al gezien?’ vroeg McTurk.
‘Eh, nee.’
‘Absolute must. Net als die expositie van August Macke in het Tate Liverpool. Wat je verder ook doet deze maand, doe me een lol en ga daarheen.’
‘Staat genoteerd, Lachlan.’ Ingram nipte aan zijn whisky. ‘Ik moet zeggen dat ik de laatste tijd een beetje gespannen ben. Nogal veel aan mijn hoofd en zo.’
‘Aha, de Angstgodin Stress. Stress kan de gekste dingen doen met het menselijk lichaam.’
‘Denk je dat het door de stress zou kunnen komen?’
‘Wie weet? “Er is meer tussen hemel en aarde dan jouw geest kan bevatten, Horatio”.’ McTurk drukte zijn sigaret uit. ‘Bij wijze van spreken. Weet je wat?’ zei hij. ‘Ik zal wat bloedtestjes bij je doen. Dan slaap je tenminste rustig.’
Dat gebeurt er dus, dacht Ingram, een eenvoudig bezoekje aan je huisarts, en voor je het weet worden er medische toestanden en gezondheidsproblemen ontdekt waar je totaal niets van af wist. McTurk nam een flinke spuit bloed af uit een ader in zijn rechterarm en verdeelde het over een aantal monsters.
‘Wat voor tests?’ vroeg Ingram.
‘De hele santenkraam. Even zien of er bellen gaan rinkelen.’
Mooi zo, dacht Ingram, daar gaat nog eens vijfhonderd pond.
‘Je denkt toch niet,’ begon hij, ‘ik bedoel, zou dat het gevolg kunnen zijn van een – hoe noem je dat? – een seksueel overdraagbare aandoening…?’
McTurk wierp hem een sluwe blik toe. ‘Nou, als er bloed uit je achterste droop en je had jeuk aan je pik – of vice versa – dan zou ik mijn bedenkingen kunnen hebben. Wat heb je allemaal uitgespookt, Ingram?’
‘Niet, niets,’ zei Ingram snel, en hij had meteen spijt van de wending die de diagnose had genomen. ‘Ik vroeg me gewoon af of mijn woeste jeugd nu misschien zijn tol eiste.’
‘O ja, syfilis. Nee, nee, dat zou ik onmiddellijk ontdekt hebben.
Nee, geen kwikbaden voor jou, jochie.’
Ingram verliet de praktijk zwakker en aanzienlijk zieker dan toen hij gekomen was. Hij had ook lichte hoofdpijn van de whisky. Idioot.