43
City Airport werd er niet aantrekkelijker op als je er vaker kwam, mijmerde Jonjo, terwijl hij zo dicht mogelijk bij de trap naar de cafetaria boven ging zitten, een slok van zijn cappuccino nam en aan de puzzel in de krant begon. sreibgmjar. Vierletterwoorden, allemaal met een ‘R’… Hij keek op en zag Darren aan komen lopen. Jonjo’s glimlach was niet warm, en hij zag dat Darren niet terug lachte maar eerder een soort grimas trok. Dat wordt slecht nieuws, concludeerde Jonjo.
‘Beetje snel graag, Dar, ik heb het druk. Ik ben er vlakbij.’
‘Dit heeft niets met mij persoonlijk te maken, Jonjo, dat moet je goed weten.’
‘Ja, natuurlijk. Voor de dag ermee.’
‘Je wordt van de Kindred-zaak afgehaald.’
Dat kwam hard aan – het laatste wat hij had verwacht – nog meer geouwehoer, nog meer stress. Op de een of andere manier wist hij zijn gezicht in de plooi te houden, hoewel hij gerommel in zijn darmen voelde. Maar dit was een serieuze zaak: hij kon nu onmogelijk naar het toilet.
‘Je zit me godverdomme te verneuken.’
‘Nee, Jonjo. Ik zei het al: er zit enorm veel druk op deze zaak.
Ze begrijpen niet hoe het kan dat een of andere klotelul van de universiteit nog steeds vrij rondloopt. Waarom kun je hem niet vinden?’
‘Omdat hij slim is, juist omdát het een klotelul van de universiteit is en niet een of andere domme rukker,’ zei Jonjo met ingehouden woede. Hij vervolgde: ‘En wie zijn “ze” eigenlijk?’
‘Dat weet ik ook niet,’ zei Darren op klaaglijke toon. ‘Ik weet nooit iets, ik heb geen flauw idee.’ Jonjo geloofde hem, maar Darren ging door: ‘Er zijn allerlei lagen boven mij. Ik heb geen idee wie mij die berichten en instructies stuurt. Ik krijg mijn geld, en ik doe wat me wordt opgedragen.’
‘Oké, oké. Cool.’
Jonjo dacht een poosje na en voelde zijn woede toenemen. Toen zei hij: ‘Nou, het komt er dus op neer dat jullie Kindred laten lopen. Ik heb tegen die lul van een Rupert, tegen die “Bob”, gezegd dat ik er vlakbij was. Nu ben ik er zelfs nog dichter bij. Als jullie me nu van de zaak afhalen is Kindred vrij man. Vertel “ze” dat maar.’
‘Er is een plan B. Wacht even.’ Darren haalde zijn mobiele telefoon tevoorschijn en hield een kort gesprek, sotto voce.
‘Ik heb gezegd dat hij buiten moest wachten,’ zei Darren verontschuldigend. ‘Ik wilde je eerst onder vier ogen spreken.’
Een minuut later zag Jonjo een lange vent met de roltrap omhoog naar de cafetaria komen: donker, gemillimeterd haar en een grote hangsnor, alsof hij meespeelde in een western uit de jaren zeventig.
‘Dit is Yuri,’ zei Darren.
Jonjo wierp Darren een verbijsterde blik toe, alsof hij wilde zeggen: Wát?
‘Yuri heeft twaalf jaar voor de Spetsnaz gewerkt. In Tsjetsjenië, contraterrorisme…’
‘Nou, fantastisch, hoor,’ zei Jonjo. ‘Spreekt hij Engels?’
‘Iek spreekt Englies,’ zei Yuri.
‘Vertel hem alles wat je weet,’ zei Darren. Jonjo voelde zich in verlegenheid gebracht en slecht op zijn gemak. Hij wierp een blik op zijn puzzel: plotseling vormde zich om mysterieuze redenen het woord ambergrijs. Wat had dat godverdomme te betekenen? Hij keek op en vertelde Yuri alles wat hij kwijt wilde.
‘Kindred woonde een paar weken in de Shaftesbury Estate in Rotherhithe – flat L, derde verdieping, blok 14 – met een prostituee die zich “Mhouse” noemde. Kindred heeft nu lang haar en een baard en noemt zich “Johannes”. Hij is er niet meer, en die prostituee,’ hij zweeg even, ‘is weggelopen.’
‘Dank u wel,’ zei Yuri langzaam. ‘Iek ga naar die Shaftesbury.
Iek stel vragen, iek krijg antwoorden.’
‘Succes, mate,’ zei Jonjo op kille toon. Hij stond op. ‘Leuk je weer te zien, Darren. Jij ook veel succes.’
Darren maakte een verongelijkte indruk, hij was niet blij met de suggestie dat hij erbij betrokken was. Hij stond ook op en gaf Jonjo een dikke envelop.
‘De helft van je honorarium, even goeie vrienden…’
‘Ja, ja, ik weet het. Ga nou maar.’
Jonjo wandelde de cafetaria uit zonder om te
kijken.
Bisschop Yemi zweeg even en liet zijn ogen langs zijn schaarse gemeente gaan, alsof hij op zoek was naar een bemoedigende blik, naar enig enthousiasme.
‘Stel je voor: stel je voor dat jij Johannes bent, de ware Christus, en dat de Romeinen je omsingeld hebben, met hun woorden en hun speren. Wat zou je doen? En dan doet je discipel Jezus, de timmermanszoon, een stap naar voren. Heer, zegt hij, laat mij doen alsof ik Christus ben, ik wil het doen voor de goede zaak. Terwijl ze mij aanhouden en folteren, kunt u ontsnappen en de strijd voortzetten, het woord verspreiden.’ Bisschop Yemi zweeg opnieuw.
‘Wat een uitmuntend plan, zegt Johannes. Jezus wordt ingerekend, hij sterft aan het kruis, en de Romeinen denken dat ze hun man te pakken hebben. Ondertussen weet Johannes te ontsnappen naar het zonnige eiland Patmos, waar hij de Openbaring schrijft. Alles staat erin: lees het zelf maar in het boek van Johannes. Alleen de ware Christus kan dat boek geschreven hebben. Alleen de ware zoon van God!’
Verdomd interessant, dacht Jonjo, die op de eerste rij zat met het naambordje johannes 1794 op de borst gespeld. Daar zit wat in. Dappere vent, die Jezus, dat hij zichzelf zo opoffert. Jonjo dacht verder: het moet ook een hele troost voor je zijn geweest terwijl je aan dat kruis hing, met spijkers door je handen en voeten, en wist dat je leider was ontsnapt en iedereen te slim af was geweest. De woorden ‘ontsnapt’ en ‘te slim af’ kwamen ongelukkig overeen met de hachelijke situatie waarin hij zichzelf bevond. Hij keek stiekem op zijn horloge; de bisschop was al veertig minuten aan het woord.
Hij voelde zich nogal onbeschut daar op de eerste rij; hij was de enige nieuwe ‘Johannes’ die avond. Hij wierp een tersluikse blik op zijn mede-Johannesen, een kleine gemeente van schooiers en halve zolen, mijmerde hij, maar hij putte moed uit het feit dat Kindred hier ook was geweest, in deze zelfde ruimte, dat Kindred ook een Johannes was geweest, slechts 191 plaatsen vóór hem in de rij van Johannesen. Hij zat hem op de hielen, er waren hier mensen die hem kenden, die wisten waar hij gewoond had, waar hij nu woonde. Hij onderdrukte een geeuw met de rug van zijn hand. De bisschop had het onderwerp verlegd naar het kwaad van het short gaan en van risicovolle investeringen op de beurzen wereldwijd, en hij citeerde uit de Openbaring om zijn argumenten kracht bij te zetten en zijn minachting te onderbouwen. Hij kon het mooi zeggen, die bisschop Yemi, dat moest Jonjo toegeven, maar hoe lang ging dat godverdomme nog duren?
Ze kregen een stoofpot van rundvlees en nieren voorgezet, die verrassend goed smaakte, moest Jonjo toegeven. Een uitstekende bak voer voor een hongerlijder. In zijn zak had hij het opsporings-affiche voor Kindred, waarop hij met een zwarte viltstift een zware baard had getekend. Hij liet het aan de drie junkies zien met wie hij aan tafel zat, maar die beweerden dat ze hem nooit eerder hadden gezien.
‘Nooit gezien,’ zei een van hen.
‘Hij is een Johannes, net als wij. Een vriend van mij,’ zei Jonjo.
‘Hij kwam hier vroeger vaak. Ik probeer hem terug te vinden.’
‘Nooit gezien,’ herhaalde de junkie.
‘Nee,’ zei een ander.
Toen de maaltijd was afgelopen en de mensen weer vertrokken, mengde Jonjo zich onder de vertrekkende Johannesen en liet het affiche aan zoveel mogelijk mensen zien, maar zonder succes, alleen maar nee schuddende hoofden en opgetrokken schouders. Hij liep de kerk uit: de gemeente had die avond maar twintig zielen geteld; als hij Johannes nummer 1794 was, dan had hij nog maar een fractie van alle zielen ondervraagd. Hij liep weg, ongebroken; hij zou terugkomen en het blijven proberen.
Hij nam plaats achter het stuur van zijn taxi en startte de motor. Hij voelde nog steeds woede, merkte hij, het gevoel verraden te zijn, gechoqueerd omdat hij zo hooghartig van de Kindred-zaak was afgehaald, een zaak die van hem was en van niemand anders.
Het was overduidelijk een motie van wantrouwen – hij was een mislukkeling in hun ogen – wie die ‘ze’ ook mochten zijn…
En wat zou die snorremans, die Yuri, dan wél kunnen wat hij niet kon? Misschien zou hij Bozzy tippen dat Yuri zou komen rondsnuffelen in The Shaft. Bozzy en zijn jongens zouden hem mooi aan het lijntje kunnen houden, terwijl Jonjo Case rustig en vakbekwaam zijn neus zou volgen en hun Kindred zou aanbieden op een presenteerblaadje. Op dezelfde manier, realiseerde hij zich, als Jezus zich had opgeofferd voor Johannes. Een mooie vergelijking, vond hij: de erkentelijkheid zou vanzelf komen, gevolgd door een bepaalde mate van eerherstel en een aanzienlijke financiële bonus.
Hij glimlachte in zichzelf terwijl hij wegreed. Hij moest geduld hebben en doorzetten: het spoor van Kindred was nog warm en werd steeds warmer, en op een goede dag zou een van die stomme Johannesen hem wel herkennen. Het was gewoon een kwestie van tijd.