7

Toen brigadier Duke haar een afscheidskus wilde geven, wist Rita op het laatste moment te voorkomen dat hij haar op haar mond zou zoenen; hij mocht haar een kusje op de wang geven, net als iedereen op het bureau.

‘Ik zal je missen, Nashe,’ zei hij. ‘Waar moeten we nu onze glamour vandaan halen?’

Ze wist dat hij dol op haar was – Duke was getrouwd en had drie kinderen – en hij wist dat zij en Gary uit elkaar waren: zijn gevoelens van deelneming waren zowel oprecht als egocentrisch.

Ze moest oppassen voor hem, straks bij het afscheidsfeestje. Brigadier Duke, buiten dienst, met een paar borrels op… Ze voelde zich plotseling neerslachtig: ze hield niet van afscheid nemen.

Duke praatte verder. ‘Maar je komt wel terug voor de lijkschouwing natuurlijk. En voor het proces.’

‘Wat bedoel je, brigadier?’

‘De moordzaak-Wang. Jij staat in de schijnwerpers, Rita. Chelsea, brute moord, eminente buitenlandse hoogleraar. De mooie politieagente Nashe legt een getuigenis af in de Old Bailey. De pers kijkt zijn ogen uit.’

‘Ja hoor. Als we nou eerst Kindred eens oppakken,’ zei ze droogjes. ‘Anders komt er niet eens een proces. Tot straks in The Duchess.’

‘Ik zal er zijn, Rita,’ zei hij, met een duidelijk geile ondertoon in zijn stem. ‘Ik zou het niet willen missen, schat, voor geen goud.’

Shit, dacht ze, terwijl ze haar tas pakte en het bureau verliet. Ze had nu al spijt van het feestje. Vikram stond te wachten bij de hoofdingang, in een vergeefse poging nonchalant te doen.

‘Ik zal je missen, Nashy.’

‘Wil je me geen Nashy noemen, Vik.’

Hij gaf haar een kusje op de wang. ‘Sorry. Hoe dan ook, bedankt voor alles. Het was me nooit gelukt zonder jou.’ Vikram had zojuist zijn aanstelling als politieagent gekregen, zijn dagen als hobby-bobby zaten erop.

‘Tot straks in The Duchess, acht uur.’

‘Ik zou het voor geen goud willen missen.’

Rita liep voor het laatst politiebureau Chelsea uit en besloot een taxi te nemen naar Nine Elms. Uiteindelijk was dit een overwinning, al was het op kleine schaal – niet in de categorie ‘droom uitgekomen’, maar het betekende een belangrijke verandering in haar leven en ook nog ten goede, hoopte ze – en dus mocht ze zichzelf wel een keer verwennen. De taxi zette haar af bij de haven en ze liep opgewekt de metalen treeplank op naar het opleidingsschip Bellerophon. Het werd vloed en de zon scheen door de lindebomen boven haar op de oever, zodat de blaadjes bijna ondraaglijk groen en fris werden, en plotseling had ze het gevoel dat deze verandering in haar leven succesvol zou worden. Tot haar eigen verbazing gaf ze toe aan wat ze voelde: ze was gelukkig.

Toen zag ze haar vader op het voordek op zijn krukken leunen.

Ze klom het trapje op en ging bij hem staan.

‘Hoi, pap.’

‘Ik vind het verschrikkelijk als je in je uniform thuiskomt, dat weet je toch.’

‘Jammer dan.’

‘Dat freakt me helemaal uit.’

‘Hè, wat zonde nou.’ Ze bleef staan en zette haar tas neer. ‘Wat heb je?’

‘Ik ben gevallen, mijn rug bezeerd. Al weer. Kon mijn krukken nergens vinden, dus toen heb ik Ernesto gebeld.’

‘Je had mij moeten sms’en. Ik weet waar alles ligt; je had hem niet lastig hoeven vallen.’

Terwijl ze naar beneden gingen, merkte ze dat haar vader zonder veel moeite of gedoe de steile trap af liep. Hij liet zich in zijn fauteuil voor de tv zakken, zei dat hij kapot was, dat er waarschijnlijk een tussenwervelschijf uitpuilde; hij wierp zijn paardenstaart over zijn schouder en rommelde in het ladekastje naast de stoel waar hij zijn spulletjes opborg.

‘Je mag geen skunk roken, pap,’ waarschuwde Rita hem, terwijl ze via de kajuittrap naar haar kamer ging. ‘Dan arresteer ik je.’

‘Fascist!’ riep hij haar na terwijl ze de deur dichtdeed.

Ze deed haar uniform uit en trok een spijkerbroek en T-shirt aan. Toen ze terugkwam, was ze blij dat haar vader geen joint zat te roken, hoewel hij een blik extra zwaar Speyhawk-bier in zijn hand had.

‘Medicinaal,’ zei hij.

‘Geniet ervan.’

‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg hij. ‘Word je detective?’

‘Dat weet je best.’

‘Het zegt mij allemaal niks.’

‘Ik heb het je allang verteld: ik stap over naar de msu.’

‘msu, usm, rsi, usa, faq, aol…’

‘Marine Support Unit. Er is een afscheidsfeestje in The Duchess.

Waarom ga je niet mee?’

‘Naar een pub barstensvol politie? Geintje zeker?’

‘Zoek het maar uit. Maar dan moet je niet klagen dat ik je niet heb uitgenodigd.’

Ze beklom de trap naar het bovendek.

‘Ik wil niets weten over jouw leven bij de politie,’ zei hij. ‘Daar word ik depressief van. Wat doet die Marine Support Unit zoal?’

‘We varen de rivier op en af,’ zei ze. ‘Ik toeter wel als we langskomen.’ Ze moest lachen om zijn onvrede. ‘Ik hou je wel in de gaten, pappie.’

Ze betrad het dek. De Bellerophon was een voormalige mijnenveger van de Royal Navy, Bangorklasse, uit de Tweede Wereldoorlog. In de jaren zestig was hij gerenoveerd en ontdaan van alle oorlogszuchtige accessoires – kanonnen, dieptebommen, mijnenveegapparatuur – zodat er een eenvoudig, stoer schip overbleef met voldoende leefruimte om als woonboot te fungeren, voor eeuwig verankerd aan de oever van de Theems bij Battersea aan de Nine Elms Pier.

Rita had op het voordek – waar ooit het Bofors-kanon had gestaan – een ruime tuin aangelegd, ze bevestigde de opgerolde tuinslang aan de kraan en bewaterde voorzichtig haar planten – palmen, hortensia’s, loodkruid en oleander. Onder haar voeten voelde ze hoe de Bellerophon trok aan zijn trossen door het opkomende water dat de kiel uit de modder trok. Ze voelde hoe ze kalmeerde na de emoties vanwege haar vertrek en het eindeloze afscheid, ze keek om zich heen en genoot van de zilveren glans op de rivier in het late middaglicht. Stroomafwaarts zag ze groenglazen blokkendozen van het MI6-gebouw en de vleugelachtige daken van St.

George’s Wharf. Over haar linkerschouder waren de vier schoorstenen van het Battersea Power Station te zien, en toen ze stroomopwaarts keek zag ze een trein over Grosvenor Railway Bridge rijden, en daarachter de kabels van de Chelsea Bridge.

De Chelsea Bridge deed haar denken aan Battersea Park, aan Gary en aan de dag dat ze hem daar gezien had. Een oude dame was in het park van haar voeten gereden door een fietser, een jongen die tegen de regels in langs het Embankment had gefietst. Bij de botsing was de hond van de vrouw gewond geraakt, en iemand had de politie gewaarschuwd. Nadat Rita ervoor had gezorgd dat de gewonden per ambulance waren afgevoerd en ze de fietser op de bon had geslingerd, kreeg ze trek in een ijsje. Het was een warme meidag en de zon scheen fel, helder en krachtig. Ze stak het parkeerterrein over, op weg naar de tennisbanen waar ’s middags altijd een ijscowagen stond, en toen ze tussen de bomen uit kwam, had ze Gary gezien, haar Gary, Gary Boland, agent Gary Boland, liggend in het gras met een ander meisje.

Ze lagen omgekeerd naast elkaar en het meisje – met kort blond haar – leunde tegen Gary’s opgetrokken knieën. Rita ging achter een boom staan en keek toe terwijl ze met elkaar lagen te praten. Ze kende het meisje niet, herkende haar nergens van, maar uit de vertrouwde manier waarop ze met elkaar omgingen, bleek de aard van hun relatie en de ontegenzeglijke intimiteit ervan. Zelfs niet met de meest geloofwaardige, vindingrijke en overtuigende excuses zou Gary haar van de onschuld van die relatie hebben kunnen overtuigen.

Maar wat haar het meeste dwars zat was de manier waarop Gary zijn hand liet rusten op haar knie. Ze zag hoe hij met zijn duim zacht en nadenkend een ritme tikte op de knieschijf van het meisje, het ritme van de muziek in zijn hoofd. Dat deed Gary altijd – op tafelbladen, tegen de zijkant van koffiebekers, op de leuning van een stoel – alsof hij de gefrustreerde drummer van een rockband was, een teken van zijn opgekropte, nerveuze energie, vermoedde ze. Gary deed dat ook altijd bij haar als ze ’s ochtends in bed lagen, dan tikte hij zacht een bepaald ritme met zijn duim op haar blote knie of op haar schouder. Onbewust had ze het in haar hoofd gearchiveerd onder zijn naam – dit deed Gary altijd bij haar – en de banale intimiteit van die handeling was een van de factoren die hun relatie zo uniek en bijzonder maakten. Ze keek naar het meisje en archiveerde dat ook in haar hoofd: Gary Boland, altijd een ritme trommelend, op welke knie dan ook. En nu de exclusiviteit eraf was voor Rita, zag ze het plotseling als een irritante gewoonte, en haar hart werd koud en verloor zijn hartstocht. Ze zag dat hij ophield met trommelen, van positie veranderde en het meisje vol op de mond kuste.

Die avond had ze hem geconfronteerd met haar ontdekking en vijf minuten later hun relatie beëindigd, volwassen, berustend en verdrietig, vond ze zelf. Ze zouden elkaar voortdurend blijven zien, door het politiewerk kruisten ze onvermijdelijk elkaars pad, dus het had geen zin hysterisch te worden en beschuldigend te doen. Misschien verschafte dat haar wel het extra genoegen van haar overplaatsing naar de msu: ze zou Gary niet meer zien en ze zou dus ook niet voortdurend hoeven te denken aan die middag in Battersea Park, zoals ze nu dus weer deed… Boos dwong ze zichzelf haar gedachtegang om te buigen, en ze probeerde zich voor te stellen hoe ze op een dag als deze in een krachtige Targa-motorsloep over de rivier zou scheuren, langs de aangemeerde Bellerophon. Wat zou dat vreemd zijn, maar ze genoot van het vooruitzicht de rivier van Londen te bewaken in plaats van de straten van Londen, en dat idee kwam haar op de een of andere manier wonderbaarlijk voor, gegeven het feit dat ze bijna haar hele leven op deze boot en op deze rivier had gewoond. Ze hoorde haar vader om haar roepen, en negeerde hem; ze wilde haar stemming niet laten bederven, ze voelde zich plotseling gezegend, niemand kon zoveel geluk hebben. Toen gingen haar gedachten naar het feestje in The Duchess, een paar honderd meter verderop. Zou Gary ook komen? Ze had hem wel een uitnodiging gestuurd – ze waren uiteindelijk volwassen – sans rancune en zo. Wat zou ze aantrekken? Iets om hem in te peperen wat hij…

‘Ríta! Verdomme, ik heb je nodig!’

Ze ging door met het begieten van haar planten.