42

Ik weet niet precies hoelang ik hier nu al sta. Het kan niet langer zijn dan een paar minuten, maar het voelt veel langer. Mel Frain is weer naar binnen gegaan, terug naar haar wijn, en de achterruit van mijn auto begint te beslaan van Diesels gehijg. Ik doe het portier aan de bestuurderskant open, steek de sleutel in het contact en draai het raam een stukje naar beneden. Kennelijk denk ik aan honden die stikken in warme auto’s.

Maar mijn ogen zijn op dat huis gericht. Het huis aan het eind van het rijtje van vier.

Wat doet Kate’s auto daar? Ze is pas net ontslagen uit het ziekenhuis.

Ik loop erheen en blijf voor de voordeur staan. Ik voel iets vreemds. De stilte voor de storm. Ik zou nu om kunnen keren en deze confrontatie niet aangaan. Ik zou in de auto kunnen stappen, terugrijden naar het asiel en doen alsof mijn neus bloedt. En misschien zou degene die ik vroeger was dat ook gedaan hebben. Want die meed alle confrontatie, en ging nooit met autoriteiten in discussie.

Ik wil aankloppen, maar bedenk me op het laatste nippertje. In plaats daarvan zet ik een paar stappen naar rechts en gluur door het raam naar binnen. Ik zie Kate en Lucinda op de grond zitten met een grote kartonnen doos. Ze zijn bezig de versierselen voor de kerstboom uit te pakken. Heel even denk ik dat Kate en Guy misschien een boeking hebben van mensen die hier graag kerst willen vieren – mensen die graag willen dat het huis bij aankomst al in kerstsfeer is.

En dan word ik door opluchting overmand, en ben bijna van mijn stuk gebracht. Lucinda is hier. Ze leeft. Ik smoor een snik als ik naar haar kijk. Ze is veilig. Goddank.

Dan glijden mijn ogen naar Kate en het bloed stolt in mijn aderen.

Ik stap weg bij het raam en ga weer voor de deur staan. Stilletjes probeer ik de deurknop.

De deur zit op slot.

Mijn adem komt hortend en stotend. Ik probeer mezelf tot kalmte te manen terwijl ik in mijn herinnering aan de afgelopen vier dagen wroet en mijn woede steeds groter wordt. Ik voel me voor schut staan, want ze hebben me voor schut gezet, en nu moet ik ophouden met denken en moet ik iets doen.

Ik loop langs de zijkant van het huis en probeer de poort aan de achterkant. Die is open. Voorzichtig, en zonder geluid te maken duw ik hem open.

Ik sta in de tuin. Die is betegeld, want dat is gemakkelijk in het onderhoud, en hier en daar staat een pot. In de hoek is een barbecue die voor de winter is afgedekt, en een picknickbankje in zo’n stomme lichtblauwe kleur die zo typisch is voor Kate. Als ze de kans kreeg zou ze alles lichtblauw schilderen.

De achterdeur is een staldeur in twee delen. Die zit niet op slot, dus ga ik naar binnen en kijk verbluft de keuken rond. Er ligt een verse baguette op het aanrecht. Die moet Kate onderweg naar hier bij de bakker hebben gekocht. De geur van brood vult de kamer. Het is voor hun lunch, voor als ze klaar zijn met de kerstboom en ik zie het helemaal voor me, moeder en dochter – beste vriendinnen, zoals Kate altijd beweert – gezellig samen een hapje eten.

Ik hoor stemmen. Ik kan de precieze woorden niet verstaan, maar hun toon is licht, blij, normaal. De haat die ik op dit moment voel is bijna verlammend.

Naast de baguette ligt een broodmes. Ik pak het op. Het voelt licht in mijn hand. Het is een goedkoop ding zoals je bij een goedkope winkel zou kopen omdat je het zonde vindt om geld uit te geven aan dure spullen als jij er zelf geen gebruik van gaat maken. Ik zwaai ermee door de lucht. Heel even lijk ik de gestoorde vrouw. De vrouw die is gekomen om zich te wreken.

Ik doe mijn ogen dicht, zet me schrap, en dan hoor ik beweging achter de deur naar de voorkamer. Ik zet een stap naar voren en duw hem snel open.

Kate staat aan de andere kant. Ze zegt niets als ze me ziet en staart me alleen maar aan.

Ze is niet meer de gekwelde geest die ze de afgelopen dagen was. Ze lijkt gezond, sterk, en ik vraag me af hoe dat mogelijk is: hoe kun je zo veel verdriet faken?

Haar ogen schieten naar het mes naast me en ze knippert snel met haar ogen.

Lucinda is zich nog nergens van bewust. Ze zit met haar rug naar ons toe, hangt kerstballen aan de takken van de boom en kletst tegen haar moeder. Maar ze beweegt zich trager dan normaal, en ze spreekt met dubbele tong.

Ze is gekleed in een capuchontrui en een roze joggingbroek. Haar keurig geknipte halflange haar valt naar voren als ze zich buigt.

Kate begint te praten zonder zich naar haar dochter om te keren. Ze wil het mes in de gaten blijven houden. ‘Lucinda, ga eens op de bank zitten, lieverd.’

Lucinda draait zich om en haar mond valt open als ze mij in de deuropening ziet staan.

Ik kijk haar woedend aan.

‘Heeft je moeder gezegd dat ze mij de schuld geven voor jouw verdwijning?’

Lucinda geeft geen antwoord maar zoekt steun bij haar moeder.

‘Nou?’ vraag ik.

Lucinda knikt. Haar gezicht verraadt angst, maar haar ogen zijn glazig; ze is er niet helemaal bij.

Kate probeert een stap dichterbij te komen, maar ik hef het mes: ‘Blijf daar,’ waarschuw ik en ze trekt zich weer terug.

Ik sta te trillen. Ik weet dat ik tril maar ik moet dit doen. Ik ben doordrongen van het zekere besef dat deze vrouw anderen kapotmaakt als ik haar niet tegenhou. Ik hou het mes voor me uit en zwaai er dreigend mee alsof het een kapmes is.

‘Lisa,’ zegt Kate. ‘Wat doe je?’

Ik schiet in de lach.

‘Waarom ik?’ vraag ik haar. ‘Waarom vond je dat je dit mij wel aan kon doen?’

Ze blijft stil. Staart nog steeds naar het mes.

‘Geef antwoord!’

‘Omdat ik wist dat jij jezelf de schuld zou geven. Ik wist dat jij jezelf de schuld zou geven en…’ Ze zwijgt, glimlacht flauwtjes tegen me.

‘En?’

‘Ieder ander mens had zich ertegen verzet,’ verklaart ze. ‘Ieder ander zou het tegendeel proberen te bewijzen, maar ik wist dat jij dat niet zou doen. Ik wist absoluut zeker dat jij de schuld bij jezelf zou zoeken… en je hebt het altijd zo druk dat je nooit kunt zorgen voor de dingen waar je eigenlijk voor moet zorgen.’

Ik kijk langs haar heen naar Lucinda die de zoom van haar trui oprolt tussen haar vingers. ‘Jij weet dat die klotemoeder van jou compleet gestoord is, hè?’

‘Lisa!’ zegt Kate streng. ‘Let een beetje op je taal, alsjeblieft.’

‘Wist jij dat, dat ze gestoord is?’

Lucinda wil me niet aankijken.

‘Welke gek ontvoert zijn eigen kind?’ schreeuw ik tegen hen allebei.

Kate spreidt haar armen. ‘Iemand die niets liever wil dan haar huwelijk redden,’ zegt ze in alle ernst.

‘En jij bent daar akkoord mee gegaan?’ zeg ik fel tegen Lucinda. ‘Jij hebt het spelletje gewoon meegespeeld?’

‘Ik dacht dat papa dan wel thuis zou komen.’

‘Waar was hij dan?’

‘Papa heeft nog een gezin,’ zegt Lucinda. ‘We worden er allemaal zo verdrietig van. We dachten dat hij daar wel weg zou gaan als hij dit meemaakte.’

‘Wat voor gezin?’ vraag ik niet-begrijpend. ‘Wat voor ander gezin?’

Ze geven geen van beiden antwoord en dus wend ik me weer tot Kate: ‘Dit is verdomme kindermishandeling. Moet je zien wat je haar hebt aangedaan. Zij denkt dat dit de gewoonste zaak van de wereld is. Zij denkt dat dit–’

‘Zij wil haar papa terug – wat is daar mis mee?’

‘Wat er mis mee is, is dat ze jou hierom zullen vastzetten, en dan heeft ze en geen vader en geen moeder meer. En waarom praat ze zo raar? Hoe komt ze aan die dubbele tong? Heb je haar gedrogeerd of zo?’

‘Lisa, doe eens rustig. Ik snap best dat je boos bent. Dat begrijp ik echt. Als ik in jouw schoenen stond, was ik ook boos. Maar we hadden geen keus. We hebben geprobeerd om ervoor te zorgen dat hij bij ons bleef, en hij wilde niet.’

Ik snap niet wat ze allemaal zegt. Ik kan gewoon niet geloven dat ze dit allemaal met opzet heeft gedaan.

‘Hoe durfde je?’ zeg ik verbluft. ‘Hoe haalde je het in je hoofd om zo te janken toen ik je smeekte me te vergeven? Terwijl je wist wat je mij aandeed?’

Ze haalt haar schouders op alsof ze wil zeggen dat het niet anders was. Dat ze heeft gedaan wat ze moest doen.

‘Maar we waren vriendinnen,’ zeg ik tegen haar, en ze wendt zich af.

Ik denk eraan hoe kapot Sally ervan was, en dat ze zichzelf de schuld gaf van Lucinda’s ontvoering.

Ik denk eraan hoe verschrikkelijk schuldig we ons allebei voelden door wat er was voortgekomen uit een fout van ons. Een fout die we nooit hebben begaan. We voelden ons allebei zo mislukt – ik als moeder, Sally als vriendin.

Plotseling heb ik een helder beeld van mezelf. Ik zie hoe eenvoudig het voor Kate moet zijn geweest om de schuld bij mij neer te leggen. Want ze heeft gelijk. Natuurlijk zou ik er verder geen vragen bij stellen. Natuurlijk zou het allemaal mijn schuld zijn. De vrouw die veel te veel hooi op haar vork neemt, de vrouw die zich nooit goed genoeg voelt, die zich altijd de mindere voelt. Zo’n vrouw is een gemakkelijk doelwit.

Ik kijk naar Kate en de gedachte dat ik dit mijn gezin heb laten aandoen maakt me bitter. Dan bedenk ik opeens iets: ‘Hoe wilde je er eigenlijk voor zorgen dat ze weer thuiskwam?’ vraag ik. ‘Er zijn twee politiekorpsen naar Lucinda op zoek. Was je van plan om haar weer het huis in te smokkelen en te doen alsof er nooit iets was gebeurd?’

‘Lisa, leg dat mes eens neer, dan kunnen we het hier normaal over hebben.’

‘Fuck off.’

Lucinda zegt vanaf de bank: ‘Ik zou zeggen dat ik weggelopen was.’

‘Waarnaartoe?’

‘Naar hier,’ zegt Kate. ‘Lucinda kent dit huis. Ze gaat weleens mee als Guy en ik onze huizen inspecteren. Ze had de bus vlak bij school kunnen nemen, en hier ongemerkt naar binnen kunnen gaan – als ze wist waar we de sleutels bewaren. En dat weet ze. Die hangen aan haakjes in Guy’s kantoortje. We hebben momenteel meer dan tien huisjes die niet verhuurd zijn. In deze tijd van het jaar zou het Guy niet opvallen als er een setje sleutels niet op zijn plek hing.’

‘En hij had wel wat anders aan zijn hoofd,’ zeg ik sarcastisch, ‘aangezien zijn dochter vermist werd, en zijn vrouw…’ Ik maak mijn zin niet af.

Ik bestudeer Kate’s gezicht en vraag: ‘En hoe zat het met die overdosis? Waarom heb je dat gedaan? Welke moeder laat haar kinderen achter… of haar man nu bij haar wil blijven of niet?’

‘Ik wist dat jij me zou vinden.’

‘Wat?’

‘Ik wist dat jij me zou vinden,’ herhaalt ze en ik ben verbijsterd.

‘Hoezo?’

‘Je had me toch een sms’je gestuurd?’ zegt ze doodleuk. ‘Jij stuurde me een sms’je om te zeggen dat je eraan kwam. Nu of nooit, dacht ik… ik had niet zoveel pillen geslikt als jij dacht. Het was niet zo’n groot risico als iedereen dacht –’

‘Heb je dat gedaan om Guy terug te krijgen?’

Ik ben met stomheid geslagen als ze knikt op een manier van: Dat is toch de gewoonste zaak van de wereld?

‘Jij bent gestoord.’

‘We hebben allemaal zo onze geheimen, Lisa.’

Ik slik.

‘We hebben allemaal wel iets te verbergen. Iets wat de rest van de wereld niet hoeft te weten. Weet je nog wel? We willen allemaal dat iedereen denkt dat we een perfect gezin hebben, dat het met ons goed gaat. Nou, het ging ook goed met ons. Ik deed alles goed. En toch ging het mis. En het spijt me, Lisa, maar dat weiger ik te accepteren. Ik heb geknokt voor ons gezin. Ik heb gedaan wat ik moest doen.’

‘Ze moeten jou opsluiten.’

‘Vind je dat echt?’

‘Ja, natuurlijk vind ik dat – vind jij dit dan allemaal normaal?’

Ze slaakt een zucht alsof ze me ongelofelijk traag van begrip vindt.

‘Waarom heb jij Joe niet van je affaire verteld?’ vraagt ze.

‘Wat heeft dat er nu weer mee te maken?’

Ze herhaalt haar vraag: ‘Waarom heb je dat niet gedaan?’

‘Omdat jij me dat min of meer hebt opgedragen.’

‘Ik ben je moeder niet. Ik ben niet jouw geweten. Je hebt het hem niet verteld omdat je eens goed keek naar wat je had en je wist dat je het moest verzwijgen om je gezin bij elkaar te houden, ook al was het fout.’

‘Ja, maar het is inmiddels geen geheim meer, dus…’

‘Ja,’ zegt Kate ernstig. ‘Sorry.’

‘Hoezo sorry?’

‘Ik heb Adam het zetje gegeven dat hij nodig had. Ik heb gezegd dat hij het aan Alexa moest vertellen, omdat ik het anders zou doen. Hoe heeft Joe het trouwens opgevat? Daar voelde ik me wel schuldig over. Ik mag Joe graag.’

‘Dus jij zat daarachter?’

Ze zucht. ‘Ik moest ervoor zorgen dat jullie even niet aan Lucinda dachten, dan kon ik tijd winnen.’

Ik weet niet hoe ik het heb. Ik wil iets zeggen maar kan geen woord uitbrengen.

En op dat moment springt ze op het mes af. Ze is zo snel dat ze haar hand binnen een fractie van een seconde om het lemmet heeft gelegd.

Ik trek mijn arm terug en voel de weerstand van het kartelmes. Het snijdt haar. Het snijdt door het vlees van haar hand maar ze blijft vasthouden.

‘Kate, stop!’ zeg ik ontsteld. Maar ze stopt niet.

Ik maak een schijnbeweging in de hoop dat ik haar het mes met één flinke ruk uit handen kan trekken, maar ze blijft het vasthouden.

‘Jezus, Kate!’

Ik staar naar haar en kan niet geloven dat ze dit doet, maar zij staart even hard terug. Haar ogen zijn wit en puilen uit.

‘Jij krijgt haar niet!’ schreeuwt ze tegen me. ‘Jij krijgt Lucinda niet!’

‘Ik wil haar helemaal niet, gestoord wijf dat je bent! Laat dat mes los!’

Ze moet bloeden. Dat kan niet anders.

‘Mama!’ gilt Lucinda. ‘Mama, hou op! Je doet jezelf pijn. Alsjeblieft!’

Maar Kate blijft mij aankijken en schreeuwt: ‘Mama moet wel. Laat mama even.’

Ze is sterk. Ongelofelijk sterk. Waar haalt ze de kracht vandaan?

Woedend schreeuw ik tegen haar terwijl ik woest aan het mes trek: ‘Waarom doe je dat altijd? Waarom praat je over jezelf in de derde persoon? Dat kind is dertien, Kate. Ze is geen baby! Hou verdomme eens op haar als een baby te behandelen. Ze houdt echt niet meer van je als je zo doet!’

En ik weet niet wat dit precies losmaakt, maar ineens vullen haar ogen zich met tranen en voel ik haar greep verslappen. Het is alsof ze, heel even maar, aan zichzelf twijfelt. Alsof ze zichzelf plotseling van buitenaf kan zien. Haar kracht neemt af.

Dus geef ik haar een schop. Ik schop haar keihard tegen haar scheenbeen.

Ik heb mijn laarzen aan en ik schop haar echt gemeen, alsof ik haar iets wil aandoen. En zij slaakt een kreet.

Ze strompelt achterwaarts en valt. Ze begint weg te kruipen en het bloed gutst uit haar hand, en opeens ben ik terug in de winter toen ik acht was. De vrouw van mijn vader die haar polsen doorsneed. De ironie ontgaat me niet. Een tweede gezin. Alweer een tweede gezin dat een vrouw tot waanzin heeft gedreven.

Kate staart me aan en verwacht nog een schop. Lucinda trekt haar capuchontrui uit zodat ze die om haar moeders hand kan wikkelen. En op dat moment gaat mijn telefoon.

We kijken elkaar allemaal aan en weten niet wat we moeten doen.

‘Blijf daar,’ waarschuw ik. ‘Als je je verroert steek ik je neer.’

Ik haal mijn mobiel uit mijn achterzak en doe een stap naar achteren.

‘Mevrouw Kallisto?’

‘Ja.’

‘Met de politie,’ zegt de stem. ‘Het spijt me dat ik het u moet vertellen, maar er is een ongeluk gebeurd.’