19

‘Wat nu als het helemaal niet dezelfde man is?’ vraagt rechercheur Ron Quigley aan de inspecteur.

‘Te veel overeenkomsten,’ reageert die. ‘De meisjes zijn van dezelfde leeftijd, hetzelfde type, soortgelijke streek, allebei uit school ontvoerd. Te veel overeenkomsten om niet van die veronderstelling uit te gaan.’

‘Maar hij had Molly Rigg inmiddels al laten gaan. Die heeft hij maar een dag vastgehouden.’

Inspecteur Pete McAleese zucht. ‘Ron, het is niet atypisch dat misdrijven na verloop van tijd escaleren. Dat heb je zelf vaak genoeg gezien. De eerste keer is een soort test, dan kijken ze wat er gebeurt, en vervolgens zetten ze een tandje bij.’

Ze zitten op de commandopost. Het is er stampvol, maar Joanne heeft haar jas nog aan, want er groeien ijsbloemen aan de binnenkant van de ramen. Ze warmt haar handen aan een beker sterke thee en hoopt dat ze nog steeds met een slimme verkrachter te maken hebben en niet met een slimme moordenaar.

Joanne schraapt haar keel en zegt tegen McAleese: ‘Ik weet dat we snel moeten handelen, op basis van de nieuwe informatie die we van Lisa Kallisto hebben gekregen – over dat Lucinda met een oudere man had afgesproken – maar ik ben het met Ron eens. Wat nu als het niet dezelfde man is die die meisjes heeft meegenomen? Ik denk dat we eerst de vader onder de loep moeten nemen.’

‘Dat doen we altijd,’ zegt inspecteur McAleese vermoeid. ‘Maar in dit geval kunnen we hem uitsluiten. Ten eerste heeft hij een sluitend alibi: hij was bij zijn gezin toen Molly Rigg verdween. En ten tweede hebben we Molly een foto van hem laten zien en zij zegt dat hij het niet was.’

Joanne zet haar thee neer. ‘Ik heb Molly vandaag weer ondervraagd en ze weet niet wat ze weet. Ze zat vol met rohypnol. Hoe kan zij een negatieve identificatie geven als ze zich er niets meer van kan herinneren?’

‘Zoals ik al zei, zijn alibi is sluitend. Dus zelfs al heb je een voorgevoel als nooit tevoren, Joanne, je zult dit moeten laten rusten. Dus wat hebben we verder nog…’

‘Hebben we DNA?’ vraagt Ron.

‘Geen sperma, geen huid, geen haren. We hebben alleen een vezel van een pak gevonden in Molly’s schaamstreek. Het staat nog niet met zekerheid vast, maar volgens het lab is het iets met een zijden draad erin. Misschien van een streepjespak.’

‘Geweldig,’ zegt Ron terwijl hij overhelt naar Joanne. ‘Een goedgeklede pedo… daar zitten we echt op te wachten.’

Joanne voelt dat de vergadering tegen zijn eind loopt. ‘Meneer,’ zegt ze snel. ‘Ik denk echt dat het niet goed zou zijn als we de vader negeren, zelfs al heeft hij een alibi.’

McAleese steekt zijn hand op. ‘Joanne, luister, je weet waar we mee te maken hebben – een dertienjarig meisje, blank, gegoede familie, die verdwijnt in een gebied dat bekendstaat om zijn bijzondere natuurschoon. Het tweede meisje verdwijnt binnen veertien dagen. Dus ja, ik kijk echt wel naar de vader en ja, ik zal er iemand op zetten, maar vergeet niet dat iedereen naar ons kijkt. Het hele land kijkt naar ons. We moeten de klootzak die dit meisje heeft meegenomen vandaag vinden. Niet morgen. En dat betekent dat we ons moeten vasthouden aan wat op dit moment vaststaat.’

Joanne knikt. ‘Ik begrijp het.’

‘Jij en Ron gaan terug naar Windermere om Sally Kallisto te ondervragen,’ instrueert McAleese. ‘Kijk maar of ze meer informatie heeft over deze mysterieuze man en of er overeenkomsten zijn met wat Molly Rigg vanochtend heeft gezegd.’

Joanne staat op en zij en Ron pakken hun spullen terwijl Mc­Al­eese de huis-aan-huistaken verdeelt.

Ze wil net de kamer uit lopen als ze plotseling naast McAleese stilstaat en hem midden in zijn zin onderbreekt: ‘Molly Rigg is meegenomen naar een plek met lakens die naar de stomerij roken,’ zegt ze zachtjes. ‘Guy Riverty verhuurt huizen. Worden die ook gecheckt?’

Gek om hier weer terug te zijn, denk Joanne terwijl zij en Ron naar het kantoortje van de directeur worden gebracht.

‘Al die oude herinneringen komen weer boven, hè?’ vraagt Ron.

‘Ja. Waar ben jij naar school geweest, Ron?’

‘Het gymnasium in Lancaster.’

‘Dan ben je slimmer dan ik dacht.’

‘Ik was behoorlijk intelligent toen ik naar de middelbare school ging, maar daarna ging het snel bergafwaarts. Ik ben op mijn zestiende zonder diploma van school gegaan, dus toen heb ik maar bij de politie gesolliciteerd… en dat ook alleen vanwege het vele sporten.’

Joanne kijkt Ron zijdelings aan. Hij zit niet bepaald strak in zijn vel. Hij raakt al buiten adem als hij zijn veters moet strikken.

‘Ik weet wat je denkt,’ zegt Ron glimlachend. ‘Ik sport niet veel meer, maar vroeger deed ik veel aan cricket. Er kwam een scout van de politie kijken bij onze cricketclub en hij zei dat hij de perfecte loopbaan voor me had. Dat ik zoveel mocht sporten als ik maar wilde als ik naar de politieschool zou gaan.’

Ze lopen door de lange gang van Windermere Academy. De school brengt allerlei herinneringen bij Joanne boven. Herinneringen aan toen ze dertien was, en als de dood dat ze zou struikelen of zichzelf voor paal zou zetten. Of dat er een jongen uit de vijfde naar haar zou kijken en zij de rest van de dag moest blozen als ze aan hem dacht.

De conrector heeft zijn kantoortje aan Joanne en Ron ter beschikking gesteld voor hun gesprek met Sally Kallisto. Joanne kijkt om zich heen naar de saaie inrichting, het houtfineer op het bureau, de ooit witte verticale lamellen die nu smoezelig crèmig-grijs zijn.

Ze was daar ooit één keer eerder geweest, zo’n twintig jaar geleden, toen er een wel heel heftige ruzie speelde tussen twee meisjes uit de vierde. Het ene had bij het andere haar oorbel uitgetrokken zodat de oorlel in tweeën gescheurd was en Joanne moest naar het kantoortje komen omdat ze het allemaal had zien gebeuren. Maar ze zei geen woord. Ze deed of ze van niets wist, want ze had altijd geleerd dat je je vriendinnen niet mag verklikken. Ironisch dat zij op het punt stond om Sally Kallisto te vragen haar vriendin te verklikken – hoewel er in dit geval veel meer van afhangt.

Sally wordt in het kantoortje gelaten, samen met een jonge lerares met een bleek gezicht – juffrouw Murray – die nog verschrikter kijkt dan het kind.

Sally lijkt totaal niet op haar moeder. Ze is het evenbeeld van haar vader. Steil, zwart haar, een gladde, donkere huid, prachtige, intens donkerbruine ogen.

‘Ik ben rechercheur Joanne Aspinall… en dit is mijn collega,’ ze gebaart naar Ron, ‘Ron Quigley. Jullie hebben elkaar gisteren al ontmoet.’

‘Hallo,’ antwoordt Sally zachtjes.

Joanne heeft de stoelen in een L-vorm neergezet. Ze zit met haar opschrijfboekje opengeslagen op haar knie en Sally gaat op de stoel naast haar zitten.

‘Voor we je nog wat vragen gaan stellen, Sally, weet je zeker dat je het goed vindt dat juffrouw Murray erbij zit? Want we willen best nog even wachten en proberen een van je ouders te bereiken, als je die er liever bij hebt. Je moeder is ergens katten halen, heeft het asiel ons verteld, dus die is straks weer terug. Maar je vader krijgen we niet te pakken. Hij neemt zijn telefoon niet op.’

Sally’s maillot rimpelt een beetje om haar enkels. Terwijl ze antwoordt trekt ze hem omhoog en maakt geen oogcontact met Joanne. ‘Kunnen we het nu meteen doen?’

‘Natuurlijk.’

‘Alleen…’

Ze maakt haar zin niet af.

Joanne kijkt even naar Ron. Ze denken allebei hetzelfde: het meisje wil liever niet praten waar haar ouders bij zijn? Dan heeft ze iets bruikbaars te vertellen.

Joanne glimlacht. ‘Laten we dan maar meteen beginnen.’

Joanne begint met het doornemen van de gebeurtenissen rond Lucinda’s verdwijning om te checken of Ron niets is vergeten toen hij Sally gisteren sprak.

Als ze uitgesproken is, kijkt Sally haar recht in de ogen. ‘Denkt u dat ze nog leeft?’ vraagt ze.

‘Ik hoop het heel erg. Wat denk jij?’

Sally schudt haar hoofd.

‘Waarom denk je dat?’

Sally slaat haar ogen neer. ‘Ik weet niet. Ik zie niet hoe ze…’

‘Omdat?’

‘Omdat mijn moeder zegt dat ze waarschijnlijk dood is.’

‘Dat kan je moeder niet weten. Niemand weet het.’

‘Nee, maar ik heb jullie niet verteld – ik heb de politie niet verteld – over die man met wie Lucinda afgesproken had. Dat had ik toch moeten vertellen?’

‘Ja,’ zegt Joanne. ‘Dat had je moeten doen. Maar daarom zitten we nu hier, zodat je het ons kunt vertellen.’

‘Mijn moeder zegt dat het mijn schuld is als Lucinda doodgaat…’ Ze zwijgt even en veegt haar haren achter haar oren. ‘Denken jullie ook dat het mijn schuld is?’

‘Nee.’

Joanne leunt voorover in haar stoel.

‘Het is niet jouw schuld dat Lucinda in de auto van een vreemde is gestapt. Maar, Sally, luister goed, je moet ons nu wel alles vertellen wat je weet over Lucinda, want dan kunnen wij haar helpen. Zelfs als je denkt dat jij haar daarmee verklikt. Zelfs als je denkt dat zij zo boos op jou zal zijn dat ze nooit meer met je wil praten. Je moet ons haar geheimen vertellen. Begrijp je dat?’

Sally knikt en haalt trillend adem. Opeens moet ze haar best doen om niet te huilen en Joanne voelt de huid in haar nek prikken. Ze zijn er nu heel dichtbij. Ze voelt het.

Joanne moedigt haar aan. ‘Je mag best huilen, Sally. Je hoeft je niet in te houden.’

Ron haalt een schone zakdoek uit zijn borstzak en geeft die aan Sally. ‘Alsjeblieft, kindje,’ zegt hij vriendelijk.

Maar Sally slaagt erin haar tranen binnen te houden. ‘Ik heb die man met wie zij heeft gepraat nog nooit gezien,’ begint ze. ‘Ik was er niet bij als zij met hem afsprak. Ze zei dat ze hem drie keer heeft gezien, en dat hij ergens met haar naartoe wilde om te shoppen.’

‘Had je de indruk dat ze bang voor hem was?’

‘Ze vond hem leuk.’

‘Dus hij heeft haar geen pijn gedaan?’

‘Nee.’

‘Heb jij zijn auto ooit gezien?’

‘Niet echt. Ik heb alleen de achterkant een keertje gezien.’

‘Wanneer was dat?’

‘Twee weken geleden?’ Ze brengt het als een vraag. ‘Ik was nog op school om met een leraar te praten, dus ik was laat.’

‘Kun je de auto omschrijven?’

‘Hij was zilverkleurig.’

‘Weet je dat heel zeker?’ vraagt Ron. ‘Of kon hij ook wit zijn?’

Sally kijkt opzij. ‘Misschien,’ geeft ze toe. ‘Ik weet het niet honderd procent zeker. Ik wist ook niet dat hij het was tot ik bij Lucinda thuiskwam en zij me vertelde dat hij haar had gevraagd.’

‘Had gevraagd?’ herhaalt Joanne. ‘Betekent dat dat hij wilde dat zij zijn vriendin was, of dat hij haar ergens mee naartoe wilde nemen?’

‘Dat wist ze niet. We hebben het er veel over gehad maar we wisten nooit precies of hij verkering wilde of zo.’

Ron zegt: ‘Dus jij hebt die man zelf nooit gezien.’

Ze schudt haar hoofd. ‘Nooit.’

Joanne noteert de kleur van de auto en kijkt op. ‘Wat kun je ons verder nog vertellen?’

‘Niet zo veel.’

‘Helemaal niets?’

Sally haalt haar schouders op.

‘Kom op,’ zegt Joanne bemoedigend. ‘Ik weet toch hoe meisjes zijn – jullie bespreken alles. Alles wat maar met jongens te maken heeft.’ Sally kijkt even gekwetst dus Joanne voegt er snel aan toe: ‘En op onze leeftijd is dat nog steeds zo,’ en ze kijkt even naar juffrouw Murray. ‘Toch?’

‘O ja,’ antwoordt juffrouw Murray blozend. ‘Ik kan uren aan de telefoon kletsen over mijn vriendje.’

Maar Sally hapt niet.

Ze staart naar haar schoot. Haar lichaam is stijf, en het lijkt net alsof iemand haar heeft gedreigd dat ze niets mag zeggen.

‘Wat is er, Sally?’ vraagt Joanne uiteindelijk. ‘Heeft Lucinda je iets over hem verteld, iets wat je niet tegen ons durft te zeggen?’

Ze schudt haar hoofd. ‘Ik heb alles verteld wat ik weet.’

‘Weet je dat heel zeker?’ vraagt Joanne, en de moed zakt haar in de schoenen. Ze wist zo zeker dat ze meer los zou krijgen.

‘Ik weet het zeker,’ bevestigt Sally.

Ron gaat verzitten maar Joanne legt zonder erbij na te denken een hand op zijn knie om duidelijk te maken dat hij moet blijven zitten.

‘Sally,’ zegt ze behoedzaam, ‘weet je nog wat ik zei? Je moet ons alles vertellen, anders kunnen wij haar nooit vinden. Je helpt Lucinda nu niet door haar geheimen te bewaren. Niet meer.’

Sally kijkt op en begint ineens heel erg met haar ogen te knipperen. Ze probeert in te ademen, maar de lucht stokt in haar longen alsof er iets dwarszit in haar luchtpijp.

Haar ogen zoeken die van Joanne. Plotseling staan ze vol tranen en de woorden stromen in ijltempo uit haar.

‘Het heeft te maken met haar vader,’ zegt ze. ‘Dat is haar geheim. Daarom mag ik er niets over zeggen.’