26
Slaap.
Een van de weinige dingen die je niet kunt kopen.
Vroeger speelden Joe en ik altijd het spelletje ‘Wie heeft de minste slaap gehad? De kinderen waren nog heel klein en ik liep op mijn tandvlees. En dan begon Joe op zijn vingers af te tellen hoeveel uren slaap we hadden gehad. De conclusie luidde altijd dat ik minstens twee uur langer had geslapen dan hij.
Op een gegeven moment hadden we zelfs een turfschema op de ijskast gehangen.
Maar toen ik een keer onderweg was om een stelletje wilde katten op te halen, zag ik hem in een parkeerhaven zitten dutten, met zijn pet over zijn ogen getrokken. ‘Ik zat te wachten op een ritje,’ zei hij. Dat was het enige moment dat ik hem ooit echt heb gehaat.
Nu lig ik intens dankbaar naast hem terwijl hij zachtjes ligt te snurken.
We hebben ons vannacht aan elkaar vastgeklampt, ik ongelukkig en emotioneel, en hij doodop en uitgeput door alles. Ik was het telefoongesprek met Guy Riverty al bijna vergeten, maar toen we in slaap sukkelden schoot het me weer te binnen en vloog ik overeind en zei tegen Joe dat hij tegen me had gezegd dat ik moest ophangen, omdat die lijn verdomme vrij moest zijn.
Ik weet dat ik op dit moment geen vriendelijk woord van Guy verdien, maar de felheid van zijn woorden schokte me echt. Joe was uiteraard weer de redelijkheid zelve, al was hij nog zo moe. Hij zei dat Guy en Kate onder onwaarschijnlijk veel druk stonden en dat wij ons niet konden voorstellen hoe zij zich nu voelden. En dat Guy eerlijk gezegd alle recht heeft als hij zo tegen mij wil doen. Als hij mij de schuld wil geven en tegen me wil zeggen dat ik moet oprotten, dan mag dat.
Ik voel me beter nu ik wat heb geslapen en ik zie nu wel dat ik niet zo op mijn teentjes getrapt moet zijn en de shit over me heen moet laten komen. Hun dochter is weg en hoe zij zich ook gedragen, het is meer dan begrijpelijk.
Ik sta voor de badkamerspiegel en bekijk mijn gezicht van dichtbij. De huid van mijn oogleden en rond mijn slapen zit onder de piepkleine rode spikkeltjes, als frambooskleurige sproetjes. Ik raak meteen in paniek en denk dat ik de uitslag heb die bij hersenvliesontsteking en bloedvergiftiging hoort, dus ik til mijn pyjamashirt op om te zien of ook mijn witte buik onder die akelige vlekken zit, maar die is nog smetteloos. Niets te zien.
Wat kan het dan zijn?
Ik probeer Sally niet wakker te maken als ik haar laptop van haar kamer haal, en weer in bed ga zitten naast de nog slapende Joe.
Zoekwoorden: rode vlekken + oogleden.
Ik word naar een zwangerschapsforum geleid en heel even slaat de blinde paniek toe, omdat ik denk dat dit een of ander raar, zeldzaam zwangerschapssymptoom is waar ik nog nooit van heb gehoord, en o god, als ik nu zwanger ben zou dat zo erg zijn. Ik hou zielsveel van mijn kinderen… maar ik kan het niet nog een keer doormaken. In vredesnaam… geen baby’s meer.
Ik probeer het trillen onder controle te krijgen en lees het discussieforum: Deze piepkleine rode vlekjes zijn een symptoom van heftig braken. Als je een lichte huid hebt zijn de gesprongen haarvaatjes gemakkelijk te zien. Hopelijk verdwijnen ze weer als ook de misselijkheid in het tweede trimester wegtrekt.
Ik blaas mijn adem uit.
Ik ben niet zwanger. De kater van gisteren en het daaropvolgende hevige overgeven hebben ervoor gezorgd dat de haarvaatjes op mijn oogleden gesprongen zijn.
Goddank. Ik dacht dat het iets ernstigs was.
Joe verroert zich. ‘Mogguh, liefje.’ Zijn stem klinkt bedroefd en gespannen.
‘Joe, ik heb vlekjes op mijn oogleden. Wil je even controleren of er ook iets op mijn rug zit?’
Ik til mijn pyjamashirt op en zijn adem stokt alsof ik helemaal onder zit. ‘Shit,’ zegt hij, ‘ik zie… ik zie het gezicht van Jezus!’
‘Heel grappig,’ zeg ik en ik trek mijn shirt omlaag. Dan draai ik me naar hem om en kijk hem doordringend aan. ‘Komt het goed met ons?’
‘Of ik bij je wegga, bedoel je?’
Ik knik.
‘Nee. Maar het doet wel verdomd veel pijn, Lise. Het voelt alsof je mijn ingewanden uitgerukt hebt en omdraait. Maar nee, ik kan niet bij je weg. En jij kunt ook niet bij mij weg. Wat moeten we zonder elkaar? Ik zou eraan kapotgaan als ik jou met een ander zag.’
‘Het spijt me dat ik alles heb verpest.’
‘Je hebt het niet verpest. Je hebt het bijna verpest. Als je het verleden week zou hebben gedaan, of verleden maand, of weet ik veel, verleden jaar. Maar we zijn sinds het is gebeurd heel lang gelukkig geweest. Jij hebt alleen iets heel erg doms gedaan, echt iets ongehoord stompzinnigs. Maar zijn we nu in elk geval klaar met die mensen? Met Kate, Guy, Alexa en de hele mikmak?’
‘Dit is niet echt een goed moment om met hen te breken.’
‘Nee,’ geeft hij toe, ‘maar je doet er alles aan om het goed te maken. En het zou goed kunnen dat je je moet verzoenen met het idee dat jij niets kunt doen om het goed te maken. Dit is misschien helemaal niet goed te maken. Het kan zijn dat Lucinda nooit meer terugkomt.’
‘En wat nu als ze dat mij altijd blijven nadragen?’
‘Dat zullen ze ook doen. En daar kun jij helemaal niets aan veranderen.’ Hij blijft even stil. ‘Misschien is het beter om bij hen uit de buurt te blijven, voor de zekerheid.’
‘Maar dat kan toch nooit goed zijn?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik zeg het maar. Laten we eerst maar eens zien wat deze dag brengt.’
Ik kijk omlaag naar Joe en mijn hele wezen doet pijn, zo hard heb ik hem nodig. Zonder hem ben ik niets. ‘Blijf nog maar vijf minuten liggen,’ zeg ik tegen hem. ‘Dan breng ik de koffie wel boven.’
Hij glimlacht om me te bedanken. Hij ziet er nog steeds uitgeput uit. Nog erger dan gisteravond, als dat al kan. Als dit allemaal achter de rug is, gaan we samen weg. Dan zoeken we een goedkope vakantiedeal naar de Canarische eilanden om wat winterzon te pakken.
Ik ga naar beneden en stort me op de brokken voor de honden en de Weetabix voor de kinderen. Ik zet Radio 2 aan en hoor de piepjes voor het nieuws van zeven uur. Het eerste item gaat over de vermiste meisjes in Cumbria.
Ik blijf staan en luister.
En dan begrijp ik pas waarom Guy zich gisteravond zo vreemd gedroeg. Omdat er nog een meisje is verdwenen. Deze komt van een privéschool in Windermere. Niet ver hiervandaan.
Dat moet hij toen vast al hebben geweten. Guy moet dit al geweten hebben toen ik belde.
Het is weer een meisje van dertien en ze ziet er ook weer jonger uit dan ze is.
Een ooggetuige beweert dat zij het meisje met een man zag praten en dat ze toen met hem wegliep. Ze adviseren ons extra waakzaam te zijn. Ze denken dat hij haar met een hond heeft gelokt.
Een lange man met een oude, grijze hond.
Ik grijp me vast aan het aanrecht. Mijn handen beginnen te trillen en ik krijg nauwelijks lucht.
Bluey.
Ik bel rechercheur Joanne Aspinall, krijg meteen haar voicemail en dus spreek ik hysterisch een boodschap in. ‘Bel me alsjeblieft,’ zeg ik. ‘Zo snel mogelijk. Ik denk dat ik weet wie die man is, ik denk dat ik hem gisteren heb ontmoet… bel me alsjeblieft… alsjeblieft.’
Ik sta te hijgen als ik Joe naar beneden hoor komen. ‘Wat is er aan de hand?’ Hij staat in alleen zijn boxershort en wrijft over de achterkant van zijn hoofd waar hij zich gisteren heeft gestoten toen hij uitgleed over het ijs.
Mijn woorden komen in een ongebreidelde stroom. ‘Er wordt nog een meisje vermist. Ze denken dat ze is meegegaan met een man met een hond. Een hond zoals Bluey. Dat is die man, Joe. Ik zei toch dat er iets vreemds met hem aan de hand was. Ik zei het toch. Hij is het, ik weet het zeker. Dat kan niet anders.’
‘Het hoeft niet zo te zijn,’ zegt hij alleen, en dan draait hij zich om en laat de honden naar buiten.
‘Joe…?’
‘Hm?’ antwoordt hij. ‘Ik wil maar zeggen dat je niet meteen over de kook moet raken. De kans dat het die vent is, is heel klein.’
Ik staar hem aan. ‘Dat is niet waar.’
Ik hol de trap op, want ik weet wat me te doen staat. Ik ga me aankleden en dan ga ik naar Kate toe om het haar te vertellen. Het kan me niet schelen als Guy me uitscheldt. Kate moet dit weten. Ik kan haar vertellen hoe die man eruitziet. Jezus, misschien kent ze hem zelfs wel! Misschien weet zij wie het is, en misschien is Lucinda daarom met hem meegegaan zonder dat iemand er iets achter zocht.
Ik kijk op mijn horloge.
Ik stuur Kate een sms: moet je spreken, ben er rond 8 uur xx
De slaapkamerdeur gaat open. Joe. ‘Wat ben je aan het doen?’ vraagt hij.
‘Ik kleed me aan.’
‘Vanwaar die haast?’
‘Ik ga naar Kate toe.’
‘Nu, op dit tijdstip?’
‘Het is belangrijk. Het maakt niet uit hoe laat het is.’
Zijn gezicht betrekt; hij gelooft zijn ogen niet. Dan steekt hij zijn handen omhoog alsof hij wil zeggen: ‘Ach, wat heeft het ook voor zin?’
‘Lisa, heb je überhaupt wel gehoord wat ik net zei? Je kunt daar niet zomaar naartoe op dit tijdstip. En je eigen kinderen dan? Die begin je zo langzamerhand te verwaarlozen. Dit gaat nog steeds allemaal om –’
‘Ik verwaarloos mijn eigen kinderen niet.’
‘O nee?’
‘Waarom zeg je dat? Jij bent degene die altijd zegt dat ik me niet aldoor zo schuldig moet voelen om hen, dat ik eens kalm aan moet doen en hen met rust moet laten.’
‘Lisa, hou op. Moet je jezelf eens zien. Het draait nog steeds allemaal om die lui. Het draait nog steeds allemaal om Kate. Jij kunt het niet verdragen dat zij teleurgesteld is in jou, en dus ga jij –’
‘Teleurgesteld? Haar dochter is weg, Joe! En dat is mijn schuld. Het maakt me niet uit of zij teleurgesteld is in mij. Ik ben doodsbang. Wat moet ik dan in godsnaam doen? Ik moet haar vertellen dat ik die kerel gisteren heb gezien, want dat kan net de ontbrekende schakel zijn die ze nodig hebben om –’
‘Ik zou maar voorzichtig zijn,’ onderbreekt hij me op zelfingenomen toon.
‘Wat bedoel je daar nu weer mee? Hoezo voorzichtig?’
‘Als je even niet oplet, is het de volgende keer misschien jouw dochter, Lise.’
Veertig minuten later heb ik mijn autoruiten gekrabd en rij ik aan Kate’s kant van het dal.
Mijn banden knerpen op het strooizand als ik de heuvel op rij. Ik glijd twee keer weg, maar weet de auto weer recht te zetten en eerlijk gezegd heb ik zo veel haast dat het me niet uitmaakt als mijn bumper tegen iemands keurige muurtje botst of een hap uit hun heg neemt. Ik ben opgewonden en wil Kate dolgraag vertellen wat ik weet. Ik heb het sterke vermoeden dat ze de beschrijving van de man die Bluey heeft meegenomen al herkennen en ik probeer nergens op te hopen, maar ik denk dat er een grote kans is dat Lucinda hierdoor weer thuis zal komen.
Ik sta mezelf niet toe te denken aan de mogelijkheid dat ze niet meer leeft. Voorlopig geloof ik oprecht dat ze nog wel leeft en Kate heeft me nodig dus ik moet sterk zijn. Ik moet positief blijven denken. Voor haar.
Ik bereik de top van de heuvel, waar de weg zich splitst, en als ik langzaam linksaf sla, denk ik dat ik misschien toch nog alles goed kan maken. Als ik degene ben die de politie op het spoor van Lucinda zet, zullen Kate en Guy me misschien op den duur vergeven en dan…
Ik rij langs de plek waar de Riverty’s hun auto’s altijd parkeren. Guy’s Audi staat er niet.
Iets voorbij het huis staat hun vrijstaande dubbele garage. Zoals bij de meeste mensen is die zo volgepropt met rommel dat er geen ruimte meer is voor de auto’s, en dus parkeren Guy en Kate hun 4x4’s ervoor. Kate’s Mitsubishi staat er wel, maar Guy’s auto is er niet.
Waar hangt die uit op dit tijdstip? Waarom is hij niet thuis?
Ik druk de koppeling en de rem tegelijk in en breng mijn auto heel langzaam tot stilstand langs de weg voor Kate’s pad. Ze heeft niet op mijn sms’je gereageerd, maar ik weet dat ze wakker is, want er brandt licht achter alle ramen op de benedenverdieping.
Natuurlijk is ze wakker.
Welke moeder kan slapen als haar kind wordt vermist?
Ik blijf daar even zitten en kijk. In het huis zie ik geen enkele beweging, maar ik zie wel dat Kate haar kerstverlichting toch weer aangedaan heeft – waarschijnlijk omdat ze alles zo gewoon mogelijk wil laten lijken voor Fergus.
De boom in de erker ziet er beeldig uit. Zij doen wat sommige gezinnen begin december doen en kiezen met zijn allen een boom uit. Ze maken er een dagje uit van, en gaan op de terugweg lunchen in een pub op het platteland.
Onze kunstboom staat nog boven in mijn linnenkast.
De kast heeft het hele jaar door de neiging om spontaan open te barsten en als ik dan opkijk zie ik een afhangende tak die me tart en me vast waarschuwt dat de kerstdagen eraan komen, ook al is het pas juni.
Mijn hele kindertijd kon ik niet wachten tot het eindelijk weer kerst was, en nu zie ik er de helft van het jaar tegen op. Veel te veel te doen en niet genoeg tijd om alles voor elkaar te krijgen. Ik voel me altijd zo’n mislukkeling rond de kerstdagen.
Ik kijk nog eens achterom naar Kate’s auto. Misschien is het Guy toch gelukt om zijn auto in de garage te parkeren zodat hij hem vanochtend niet eerst hoeft te ontdooien. Het kostte mij net handenvol tijd.
Ik stap uit en zet voorzichtige pasjes over het pad. Ik herinner me dat ik ooit ergens heb gelezen dat het menselijk kraakbeen drie keer zo glad is als ijs. Maar dit is geen ijs. Zulk ijs heb ik nog nooit meegemaakt. Ik draag een oude skibroek die ik ooit kocht toen we naar Andorra zouden gaan voor ik wist dat ik zwanger was van Sally. We gingen uiteindelijk niet; dus wordt de broek sindsdien ’s winters gebruikt als hondenuitlaatbroek en ik ben nu blij dat ik hem aanheb. Als ik uitglij, is mijn achterwerk tenminste een beetje beschermd.
Ik bel aan en wacht af.
Er klinkt geen enkel geluid. Meestal hoor je iemand de trap af denderen of je hoort Kate’s snelle, kleine pasjes door de gang.
Ik druk nog een keer op de bel en begin dan in mijn handen te slaan om het bloed te laten stromen.
Het lijkt wel of er helemaal niemand thuis is.
Misschien staat Kate onder de douche.
Ik besluit om met mijn mobiel naar hun vaste lijn te bellen; misschien hoort ze die wel als ze boven is.
Twee minuten later geef ik het op, want er wordt niet opgenomen. Dan krijg ik een ingeving. Ze zijn vast naar het politiebureau. Ze hebben gehoord van het nieuwe vermiste meisje en nu zijn ze daar gaan vragen of er nieuwe informatie is. Ja. Ze zijn natuurlijk met Guy’s auto.
Maar waarom laten ze dan alle lichten aan?
Ik wil rechtsomkeert maken, maar op het laatste moment duw ik even tegen de deurkruk, gewoon om te zien wat er gebeurt. Als de deur openspringt deins ik achteruit van verbazing en bijna verlies ik mijn evenwicht.
Als ik naar binnen stap hoor ik muziek uit de keuken, dus loop ik daar naartoe. ‘Kate?’ roep ik. ‘Kate, ben je daar?’
Uit de hemelsblauwe retrotransistorradio die zo mooi past bij alle andere blauwe retroapparatuur van Kate klinkt ‘Stop the Cavalry’ van Jona Lewie.
Dan zakt mijn mond open.
Kate ligt op de grond naast de keukentafel. Ze draagt haar roosjespyjama en heeft zichzelf helemaal onder gespuugd.
Op tafel staan drie lege medicijnflesjes en een halflege fles sambuca.
Trillend zak ik naast haar op mijn hurken. Volgens mij ademt ze niet meer.