11

Kate ziet me bij de weg staan en staart me aan met een nietszeggende blik. Ik sta op het punt me om te keren en dezelfde weg terug naar huis te lopen, want het is duidelijk stom van me om hiernaartoe te komen.

Ik had het idiote idee dat het hun een zetje zou geven in de richting van vergiffenis als ze zouden zien dat ik mee zocht en dat ik het zo graag goed wilde maken.

Stom. Stom en egocentrisch. Ik schaam me ervoor.

Ik draai me om en wil weglopen, zet een paar stappen en hoor: ‘Pardon?’

Er komt een vrouw op me af. Eerst loop ik haar kant op, maar dan zie ik dat het een verslaggever is. Ze ziet eruit om door een ringetje te halen, duidelijk niet van de plaatselijke pers – ze moet wel van een nationale nieuwszender zijn als ze er zo bijloopt: een donkerblauwe, kasjmier jas, onberispelijke haren en make-up. ‘Kent u de familie?’

‘Ik ben met hen bevriend.’

‘Wat kunt u ons zeggen over het vermiste meisje? Wat was het voor soort meisje?’

Ik staar haar aan. ‘Wat is ze voor soort meisje,’ verbeter ik haar. ‘U wilt weten wat voor soort meisje ze is.’

‘Natuurlijk. Neem me niet kwalijk,’ zegt ze blijmoedig. ‘Kent u de familie Riverty goed?’

Ik knik maar voel me totaal niet op mijn gemak. Ik hoor niet met deze vrouw te praten. Ik kijk achterom naar het huis en zie dat Kate en Guy weer naar binnen zijn gegaan. ‘Het spijt me,’ zeg ik tegen haar en ik probeer weg te lopen, ‘ik moet er echt vandoor.’

‘Heel even, alstublieft. Ik heb niet lang nodig.’ Haar ogen staan vriendelijk. Is dat nep? Ik heb geen idee. ‘Ik neem niet meer van uw tijd in beslag dan nodig, maar de media spelen een cruciale rol bij het vinden van vermiste kinderen. Wij kunnen het publiek heel snel van informatie voorzien. Het kan echt het verschil maken tussen levend gevonden worden en…’

Ze maakt haar zin niet af. Dat is ook niet nodig. Ze weet dat ze me te pakken heeft.

‘Wat wilt u weten?’ vraag ik.

Ze trekt een opnameapparaat uit haar handtas. ‘Wilt u uw naam voor me noemen en spellen?’

Ik spel K-A-L-L-I-S-T-O en zie Kate door het raam van haar zitkamer.

‘Het spijt me,’ zeg ik, ‘ik geloof niet dat ik dit moet doen,’ en het gezicht van de journaliste verhardt onmiddellijk.

‘Oké, maar kunt u ons in elk geval iets bevestigen?’ Ze wacht niet op antwoord. ‘Klopt het dat Lucinda Riverty een ouder vriendje heeft? Een veel ouder vriendje? Kunt u dat bevestigen?’

‘Wat?’ zeg ik geschokt. ‘Nee.’

‘U bedoelt: “Nee, dat is niet waar”? Of: “Nee, dat kan ik niet bevestigen, want dat weet ik niet”?’

Ik stamel dat het niet klopt maar eerlijk gezegd ben ik behoorlijk van mijn stuk gebracht. Hoe komt ze hierbij? Wie vertelt dit soort onzin aan de pers?

Ik kijk haar bedaard aan, want ze irriteert me ineens. ‘Hebt u al eens een foto van Lucinda gezien?’

‘Ja, een schoolfoto. We zouden best nog een foto kunnen gebruiken.’

‘Als u een foto van haar hebt gezien weet u dus dat zij niet zo’n sletterig type is als u nu beweert –’

‘Ik heb absoluut niet gezegd dat zij sletterig is.’

‘Jawel. Lucinda die er met een veel ouder vriendje vandoor zou zijn. Als u dat soort rotzooi print zijn mensen meteen niet meer in haar geïnteresseerd. Dan denken ze, o, dus het is zo’n type? En dan is de kans groot dat ze het niet overleeft.’

Ze wil me in de rede vallen om haar werk te verdedigen maar ik ga door.

‘Dat doen journalisten. Jullie schrijven: “Meneer Zus-en-zo, die slachtoffer werd van een gewapende overval op zijn achthonderd ton kostende huis.” Dat is precies hetzelfde. Jullie geven aan hoeveel medelijden we al dan niet met de slachtoffers moeten hebben in plaats van alleen verslag te doen. Ik word niet goed van jullie.’

‘Zo zit het nieuws nu eenmaal in elkaar, mevrouw…’ Ze zwijgt en ik vertel haar nogmaals hoe ik heet.

Er glijdt een glimlach over haar mond. ‘O ja. Bent u toevallig dezelfde mevrouw Kallisto die op Lucinda Riverty had moeten passen? Op het moment van haar verdwijning?’

Ik val stil van schrik en kijk haar woedend aan.

‘Zo is het niet gegaan,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Zo zat het niet…’ maar ze houdt de digitale recorder alweer voor mijn neus.

‘Vertelt u me dan eens in uw eigen woorden precies hoe het wel is gegaan?’

Ik kijk achterom naar Kate’s huis. Ze staat er nog steeds, voor het raam van de zitkamer, en wenkt me.

Ik draai me om naar de verslaggeefster. Ik weet dat ik schuld heb. Ik weet dat Lucinda’s verdwijning mijn schuld is. Maar om dat hardop uit te spreken tegenover deze vrouw? Om het hardop uit te spreken voor de hele natie, zodat iedereen me zal veroordelen? Om me woorden in de mond te laten leggen door dit akelige spook? Dat kan ik niet. Het is laf van me, maar ik kan het niet opbrengen om de woorden uit te spreken.

‘Mevrouw Kallisto?’ zegt ze om me aan te sporen, en in plaats van een intelligent antwoord te geven zeg ik dat ze moet oprotten en ik loop naar het huis.

Kate staat in de gang als ik naar binnen stap. Even aarzel ik. Ze ziet mijn onzekerheid en omhelst me. Ze voelt zo smalletjes onder haar kleding dat ik denk: wanneer is dit gebeurd? Wanneer is ze zonder dat ik er iets van heb gemerkt zo mager geworden?

‘Wat zei die verslaggeefster tegen je?’ vraagt ze.

‘Niets,’ zeg ik ongemakkelijk. ‘Ze vroeg alleen of ik jullie kende. Ik zei dat ik jullie ken, maar dat ik haar vragen niet kon beantwoorden.’

‘Ik heb naar haar staan kijken.’

‘Ze is heel zakelijk. Dat zal ook wel moeten, neem ik aan, als je in die wereld wilt overleven.’ Ik vertel niet aan Kate wat de verslaggever tegen me zei.

‘Ze zijn er snel bij,’ zeg ik. ‘De media.’

‘Dat is vanwege dat andere meisje,’ antwoordt Kate. ‘Omdat Lucinda het tweede vermiste meisje is.’

Mijn stem is zwak en onvast. Ik wil Kate vragen hoe het met haar gaat, maar ik kan het niet opbrengen, want de vraag slaat nergens op. Je weet immers al dat het niet goed gaat. Je weet dat ze boven de afgrond hangen en heel erg hun best moeten doen zich staande te houden.

Ze kijkt me aan alsof ze voelt wat ik denk en zegt: ‘Ik ben zo bang, Lisa. Ik ben zo verschrikkelijk bang.’

Het is hartverscheurend. ‘Ik weet het,’ zeg ik zachtjes. ‘Ik weet het.’

‘Waar is ze?’

‘Ze vinden haar wel.’

Kate wrijft met beide handen over haar gezicht. Ze is doodmoe. We lopen door naar de keuken. Ik hoor zachte voetstappen, dus er zijn mensen boven, maar vergeleken met eerder die dag is het oorverdovend stil in huis. Iedereen is kennelijk aan het zoeken.

We gaan aan het kookeiland zitten. Langs de achterkant van Kate’s huis loopt een enorme aanbouwserre; de keuken wordt hierdoor overspoeld met wit licht uit de besneeuwde tuin.

Van waar ik zit kan ik het speelhuisje van de kinderen zien. Het is beschilderd als het snoephuisje van Hans en Grietje. Toen ze een jaar of negen, tien waren, speelden Sally en Lucinda er dagenlang in. Ze richtten er clubs op en bedachten er geheime codes, en deden wat meisjes van die leeftijd verder zoal doen. Dat lijkt nu zo pijnlijk lang geleden.

‘Ik weet dat het heel dom klinkt,’ zegt Kate zachtjes, ‘maar ik had nooit gedacht dat mij zoiets zou overkomen. Ik had nooit gedacht dat ik die vrouw op het nieuws zou zijn, die vrouw die niemand wil zijn. Ik heb me altijd op de een of andere manier beschermd gewaand. Ik dacht altijd dat mij zoiets niet kon gebeuren.’ Ze probeert te glimlachen. ‘Stom, eigenlijk.’ Haar ogen zijn ruw-rood en haar huid is bijna doorzichtig.

‘Het spijt me zo verschrikkelijk, Kate. Ik weet niet hoe ik je moet zeggen hoe vreselijk het me spijt.’

Ze neemt mijn handen in die van haar. ‘Hou daarmee op, Lisa. Alsjeblieft. Je hebt het al een keer gezegd. Dit is niet jouw schuld. Dit is niemands schuld. Ik had het ook moeten checken, als we dan toch bezig zijn om de schuldige aan te wijzen.’

Ik schud mijn hoofd. ‘Ik snap niet hoe jij dit kunt,’ zeg ik oprecht verbluft om hoe zij met de situatie omgaat. ‘Ik snap niet dat je zo rationeel kunt zijn. Voel je dat ook echt zo?’

‘Wat heeft het voor zin?’ zegt ze zachtjes. ‘Ik heb nu de energie niet om kwaad te zijn. Het enige wat ik wil is dat ze weer thuiskomt.’

‘Ze komt ook weer thuis.’

En als ze me aankijkt, glijdt de donkere schaduw heel even van haar gezicht. ‘Weet je,’ zegt ze, ‘dat geloof ik ook echt. Ik geloof echt dat ze weer thuiskomt. Ik ben inmiddels zover dat het me niet meer kan schelen wat haar is overkomen, als ik haar maar weer terugkrijg. We kunnen alles aan, als zij nog maar leeft.’

Ik doe mijn best om optimistisch te kijken. Ik probeer uit te stralen: ‘Ja, natuurlijk komt Lucinda weer thuis.’ Maar ik geloof niet dat ik daarin slaag, want ik geloof er niet echt in. Hoe kan ik het geloven als ik op het nieuws heb gezien hoe het ene na het andere gezin dit heeft doorgemaakt? Door verdriet verscheurd toen hun kind dood gevonden werd?

Ik sta op en omhels Kate nog eens. ‘Waar is Fergus?’ vraag ik.

‘Boven, met Alexa.’

‘Hoe gaat het met hem?’

‘Hij weet dat er iets heel ergs is gebeurd, hij weet dat Lucinda er niet is, maar hij kan de gevolgen ervan niet overzien. Hij heeft geen idee dat ze in gevaar is en dat hebben wij hem ook bewust niet verteld.’

‘Natuurlijk niet.’

‘Hoe is het met Sally?’

Typisch Kate, om zich op zo’n moment zorgen te maken over mijn kinderen.

‘Heel beroerd, maar ik heb haar sinds vanochtend niet meer gesproken. Ik heb geprobeerd om haar te bellen. De politie heeft hen op school ondervraagd en sindsdien heb ik niets meer gehoord. Ze geeft zichzelf de schuld, dat snap je.’

‘Waarom was zij gisteren niet op school?’

‘Buikpijn – niets ernstigs. Ik kon niet thuisblijven, omdat het te druk was op het werk en dus is zij –’

‘Je had me moeten bellen,’ zegt Kate. ‘Ik had een oogje in het zeil kunnen houden…’ maar dan valt ze stil.

We denken allebei hetzelfde.

Had ik haar maar gebeld.

Het blijft even stil terwijl we ons allebei realiseren wat er was gebeurd als ik dat had gedaan, en ik huiver als ik voetstappen van boven hoor komen.

Kate voelt mijn spanning. ‘Ze gaat naar het toilet. Ze komt niet naar beneden.’

Ze heeft het natuurlijk over Alexa en ik blaas langzaam mijn adem uit.

‘Het spijt me dat ze vanochtend zo fel was,’ zegt Kate. ‘Zo is ze nu eenmaal. Ze wijst graag met de vinger, bedoel ik.’

Ik wend mijn blik af. Dat doe ik altijd als het gesprek over Alexa gaat.

‘Ze had gelijk om de schuld bij mij neer te leggen,’ zeg ik zachtjes, maar Kate’s gedachten schieten plotseling ergens anders naartoe. Met een glazige blik kijkt ze langs me heen naar de hoek van de kamer.