17
Rechercheur Ron Quigley zit naast Joanne in haar Mondeo en eet een pasteitje.
Er vallen vlokjes bladerdeeg tussen de stoelen, op dat plekje naast de handrem dat zo lastig te bereiken is. Het is tien voor halftien en Joanne wordt misselijk van de geur. ‘Een pasteitje als ontbijt, hoe krijg je het weg?’
Ron haalt zijn schouders op.
Gisteravond keken Joanne en Jackie naar een programma over het alcoholgebruik in Groot-Brittannië. De trend is in zoverre omgebogen dat men nu niet meer af en toe heel veel drinkt, maar eerder constant heel veel.
Joanne en Jackie hadden elkaar aangekeken, met twee lege flessen merlot op tafel, en Jackie had gezegd: ‘Twee glazen wijn per dag is goed voor je. Twee eenheden per dag, twee keer zeven, dat is dus veertien eenheden per week. We zitten keurig aan ons quotum, Joanne. Vrouwen mogen veertien eenheden per week,’ en Joanne had dit driftig beaamd.
Maar ze had niets gezegd over de extra flessen die ze samen in het weekend leegdronken. En ook niets over de Bacardi breezers die Jackie achteroversloeg voor het echte drinken begon.
En trouwens, die ene fles witte wijn die Jackie en Joanne elke dag leegden was wel wat anders dan wat Joanne zoal op de straten van Kendal tegenkwam na sluitingstijd van de kroegen: vrouwen die uit de pub strompelden, over hun nek gingen in vuilnisbakken en die dan beweerden dat iemand iets in hun drankje had gedaan terwijl ze in werkelijkheid gewoon volkomen lam waren.
Joanne schreef dit toe aan het feit dat vrouwen tegenwoordig meer te besteden hadden. Vrouwen van haar moeders generatie gingen niet op deze manier uit drinken, omdat er geen geld was om mee uit drinken te gaan.
De dokter op de tv vroeg de verslaggeefster hoeveel eenheden er volgens haar in een fles wijn gingen, en de verslaggeefster had geantwoord: ‘Zes?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Er gaan tien eenheden alcohol in een fles wijn.’ En Joanne had Jackie even aangekeken.
Dat betekende dat ze in feite… ze keek naar het plafond terwijl ze alles bij elkaar optelde. Shit, zeventig eenheden per week. Minimaal.
Jackie zei schaapachtig. ‘We gaan minderen.’
En nu vraagt Joanne aan Ron Quigley: ‘Hoeveel drink jij, Ron?’
‘Niet zo veel,’ antwoordt hij. ‘Net als iedereen, denk ik. Ik ben nooit zo’n drankorgel geweest.’
‘Doe eens een gokje?’
‘Vijf of zes flesjes bier per avond. En in het weekend een flesje wijn met mijn vrouw. Hoewel ik er gisteravond wel een paar extra heb gehad, dus ik moest iets stevigs eten om de boel te absorberen.’ Hij schuift de rest van zijn pasteitje in zijn mond. Er blijven wat schilfers in zijn snor hangen, die opfladderen als hij uitademt.
Geen wonder dat de artsen ons op de huid zitten. We houden onszelf allemaal voor de gek. We zijn een natie van zuipschuiten en geen mens wil het toegeven.
Ze slaat af van de A6 richting Silverdale. Ze hebben een afspraak met Molly Rigg om te kijken of die zich nog meer details herinnert over de man die haar had ontvoerd.
Die arme Molly had zo haar best gedaan toen ze haar de eerste keer ondervroeg, maar ze was bepaald wereldvreemd, vond Joanne. Ze was meegenomen naar een eenkamerappartement, gedrogeerd, verkracht en gedumpt en ze kon de politie niet eens het merk auto van haar verkrachter vertellen. Of de kleur. Toen ze haar vroegen waarom ze überhaupt bij hem ingestapt was, zei ze dat ze dat niet wist. Ze wist dat het fout was, maar ze had het toch gedaan.
En daarom dacht Joanne dat die vent, de kidnapper, iets aantrekkelijks moest hebben. Joanne vermoedde dat ze niet op zoek moesten naar een einzelgänger, dat hij geen standaardpedo was, maar dat hij een zeker charisma had. Een bepaald soort charme. Maar zij was de enige die in die theorie geloofde. Haar baas, inspecteur Pete McAleese, die het onderzoek leidde, wilde liever dat ze de aanknopingspunten onderzochten die te maken hadden met tijdelijk personeel dat pas in de omgeving was komen werken.
‘Wat vind jij van die theorie over de Darling Buds of May, Ron?’
‘Tijdverspilling.’
‘Hoezo?’
‘Nou, jij hebt dat kind toch ondervraagd, die Molly Rigg?’
‘Heel kort.’
‘En het enige wat ze tot nu toe heeft gezegd is dat die vent net zo praat als Pop Larkin uit die serie. Ik wist niet eens dat het de bedoeling was dat die acteur een Kents accent nadeed. Ik dacht dat de serie zich afspeelde in Devon of Dorset… dus hoe moet dat kind dan het verschil kennen? Nee, daar hebben we niks aan.’
Joanne is het met hem eens. ‘Het is inderdaad wel een wankele theorie.’
‘Ik wist niet dat mensen nog steeds naar die ongein keken. Denk je dat het beter is als je dit meisje alleen spreekt?’ vraagt hij terwijl hij gaat verzitten omdat hij iets uit zijn broekzak wil vissen.
‘Misschien. Het is een verlegen kind. Misschien is het beter dat jij er niet bij zit. Wil jij de moeder nog ondervragen, om te zien of die iets nieuws te melden heeft?’
‘Prima. Over welke boeg ga je het gooien?’
‘Ik wil weten hoe hij haar mee naar huis heeft weten te krijgen. Dat zit me nog het meest dwars. Als ik daar wat licht op kan werpen, komen we misschien wat verder.’
Ron knikt en biedt Joanne een Tic Tac aan.
‘En hoe kan het dat iemand met een eenkamerappartement zich een auto kan veroorloven?’ zegt ze. ‘Dat klopt ook niet.’
‘Het is waarschijnlijk niet zijn eigen appartement.’
De tomtom meldt Joanne dat ze haar bestemming heeft bereikt, dus parkeert ze de auto en zet de motor af. Ze staan voor een bungalow, keurig onderhouden, hoewel het houtwerk wel een likje verf kan gebruiken.
Hier ligt lang niet zo veel sneeuw, want je bent hier dichter bij de kust, maar toch heeft iemand zand op de oprit gestrooid en een extra lading neergegooid bij de poort. Attent, denkt Joanne terwijl het zalmroze zand onder haar schoenen knerpt.
Vijf minuten later zit Joanne met Molly in de keuken naast een cv-ketel. Die staat op de hoogste stand, en nog is het er koud. Op de vloer liggen bordeauxrode tapijttegels. Eentje is recent vervangen, die voor het fornuis. Die is dieper van kleur dan de rest.
Joanne begint met een verontschuldiging. ‘Het spijt me dat ik je hiermee lastigval, Molly, maar je weet dat er een ander meisje van ongeveer jouw leeftijd vermist is?’
Molly knikt zonder Joanne aan te kijken. Ze is zo mager. Ze lijkt wel op een tekenfilmfiguurtje van Disney. Enorme ogen, lange wimpers, piepklein lijfje.
‘De reden waarom ik hier nu ben, is om te zien of jij je nog iets kunt herinneren. We willen de man die jou heeft ontvoerd heel graag pakken, Molly, en op dit moment ben jij de enige –’
‘Jullie willen hem pakken voor hij iemand anders iets aandoet,’ zegt ze ronduit.
‘Ja, precies.’
Joanne probeert haar volgende vraag heel voorzichtig te formuleren. ‘Maar wat het belangrijkste is, is dat we hem straffen voor wat hij jou heeft aangedaan.’ Joanne wil niet dat Molly denkt dat zij niet belangrijk genoeg is. ‘Hoe zag hij eruit? Weet je dat nog?’
Molly schudt haar hoofd. ‘Hij is wazig,’ zegt ze verdrietig. ‘Door dat drankje dat hij me gaf werd hij wazig.’
‘Ik weet het, liefje. Is alles wazig, of kun je je sommige dingen nog wel herinneren? Is het soms net zoiets als dromen, dat je wel weet dat de herinnering er is, maar dat je er niet meer goed bij kunt?’
Molly kijkt Joanne voor het eerst recht in de ogen. ‘Zo is het precies,’ zegt ze. ‘Ik zei dat hij wazig was, maar ik kan het eigenlijk niet zo goed uitleggen. Het is net alsof ik wel voel hoe het is gegaan, maar alsof ik niet weet hoe het is gegaan.’
‘Dat is prima,’ zegt Joanne met frisse moed. ‘Als ik jou nu eens wat specifieke vragen stel die meer gaan over hoe jij je ergens over voelt? Zullen we dat eens proberen?’ Ze ziet dat Molly daar niet zo zeker van is, dus zegt ze: ‘Niet over wat hij met je heeft gedaan. Dat hoeven we niet nog eens te bespreken. Wat ik heel graag wil weten is waar hij je mee naartoe heeft genomen. Mag ik daar wat vragen over stellen?’
Molly begint op haar lip te bijten. ‘Oké,’ zegt ze.
‘Probeer eens terug te denken en vertel me dan of het in dat appartement vies voelde, of het er stonk.’
‘Nee,’ zegt Molly automatisch. En ze kijkt even verschrikt, verbaasd over hoe stellig ze hierover is. ‘Nee, het was er schoon. De lakens roken naar…’ Ze kijkt in de verte, naar het keukenraam, alsof ze op zoek is naar het juiste woord.
‘Wasverzachter?’ probeert Joanne.
‘Nee. Niet zo’n soort geur. Geen waspoeder. Ze roken naar warmte, begrijpt u wat ik bedoel?’
‘Alsof ze verbrand waren?’
Ze knijpt haar ogen samen en ze probeert de herinnering boven te halen. ‘Als mijn moeder de handdoeken op de radiator laat drogen – dan ruiken ze een beetje naar warmte. Ik weet niet hoe ik het anders moet uitleggen.’
‘Je bedoelt dat ze ruiken alsof ze naar de stomerij zijn geweest?’ vraagt Joanne.
‘Ja. Zo.’
‘Goed,’ zegt Joanne. ‘En de kamer zelf, kun je je nog herinneren of er iets aan de muur hing?’
‘Het was crèmekleurig.’
‘Alleen crèmekleurig?’
‘Er hing niks. Niet zoals in een echte kamer.’
‘Meer als een hotelkamer?’
‘Ik ben nog nooit in een hotel geweest.’
‘Maar voelde het wel alsof er iemand woonde? Denk je dat de man die je heeft meegenomen daar woonde?’
‘Nee.’
‘Weet je het zeker?’
‘Ja.’
‘Waarom?’
‘Ik weet niet waarom, maar dat weet ik gewoon zeker.’
‘Oké,’ zegt Joanne. ‘Je doet het geweldig. Dit helpt ons heel erg, maar de volgende vraag is heel moeilijk. En ik wil niet dat je je schuldig voelt, maar je moet wel eerlijk antwoorden, oké?’
Molly doet haar best om niet angstig te kijken.
‘Toen je hem voor het eerst zag, toen die man bij jouw school kwam, ben je… ben je toen bij hem ingestapt omdat je hem knap vond?’
Ze geeft geen antwoord. Laat alleen haar hoofd zakken.
‘Het is niet jouw schuld, Molly. Ik moet alleen weten wat voor soort man hij is, en ik heb er veel aan als jij me dat vertelt. Vond je hem wel knap… zelfs al was het maar een beetje?’
Molly houdt haar hoofd gebogen en knikt. Er drupt een enkele traan op haar spijkerbroek. ‘Hij zag er leuk uit. Ik kan me niet meer herinneren hoe hij er precies uitzag, maar wel dat hij er leuk uitzag…’
Na een paar tellen voegt ze eraan toen: ‘Niet aan mijn moeder vertellen’, en ze begint zachtjes te huilen.
Joanne legt haar hand op Molly’s schouder. ‘Dat beloof ik.’