12
Rechercheur Joanne Aspinall loopt de treden op naar de dokterspraktijk. Het is tien voor halfzes in de namiddag.
Vermist meisje nummer twee, dag één, en de druk neemt toe. Ze had deze afspraak eigenlijk willen afzeggen. Ze wilde liever op het bureau blijven om door te werken. Maar haar baas zei dat ze vandaag toch niet verder konden met het onderzoek. Hij stuurde Joanne naar huis en zei dat ze bij de Riverty’s langs moest gaan, aangezien ze toch die kant op ging. ‘Laat hen weten dat wij er alles aan doen. Vraag nog wat extra gegevens, en sta zo nodig de pers te woord.’
Guy Riverty was mee geweest op de zoektochten en Kate bleef thuis, waar haar zusje op haar paste. Joanne was niet lang gebleven.
Rechercheurs draaien meestal normale werkdagen – van negen tot vijf. Als de zaak erom vroeg moest je overwerken. Soms miste Joanne de ploegendiensten van vroeger, toen ze nog agente was – als ze ’nachts werkte, kreeg ze vaak meer voor elkaar. Ze ziet haar spiegelbeeld in de glazen deuren boven aan het bordes en brengt haar hand naar haar haren. De staart is helemaal uitgezakt. Ze kan zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst bij de kapper is geweest.
De wachtkamer zit vol en Joanne kijkt instinctief naar de grond. In Windermere blijft ze het liefst zo veel mogelijk anoniem. Ze is zich ervan bewust dat het beter is als men niet weet dat ze bij de recherche zit.
Ze heeft onlangs een artikel gelezen over hoe de politie zichtbaarder zou moeten worden. Het was een voorstel van een of andere dwaas op een ministerie: dat ze in het kader van de bezuinigingen optimaal gebruik moesten maken van politiemensen. Het publiek moest het gevoel krijgen dat de politie zichtbaar was – meer blauw op straat en zo.
Het idee was dat politiemensen in uniform van en naar hun werk moesten reizen. Joanne had hardop gelachen toen ze dat las. Als je je huis in uniform in- en uitgaat zitten je ramen al na een dag onder de eierstruif en hebben ze je banden lek gestoken. En dan hebben we het nog over een nette buurt.
Joanne voert haar gegevens in het computertje in dat aan de muur hangt, zodat de dokter weet dat ze er is. De oudjes maken daar nooit gebruik van, dus als de assistentes hen met het apparaat moeten helpen, ben je soms eerder aan de beurt. Ze gaat naast een glimlachend oud dametje zitten dat haar vraagt: ‘Griepprik?’ en Joanne zegt ja. Wel zo gemakkelijk.
Deze praktijk heeft zijn eigen apotheek, wat Joanne een fantastisch idee vindt. Hoef je tenminste niet meer in de stromende regen rond te rijden met je recept terwijl er na vijf uur ’s middags nergens meer een apotheek open is. Deze apotheek heeft dezelfde openingstijden als de dokter, dus je bent in één keer klaar.
Joanne ziet een World of Interiors liggen – maar kiest toch voor het decembernummer van Good Housekeeping. Meestal hebben ze niet zulke recente nummers, denkt ze, en ze overpeinst wat ze kan doen om het kerstdiner wat op te vrolijken. Waarom niet een keertje gans proberen? Of parelhoen? Haar blik valt op een zalmterrine (‘geschikt voor diabetici’), maar haar gedachten dwalen nooit ver van het vermiste meisje af.
Toen Joanne nog maar pas bij de recherche zat, vond ze het moeilijk om naast haar werk een privéleven te hebben. Niet dat ze zo’n tv-rechercheur was die altijd maar werkte en zwaar aan de drank was, die problemen maakte met haar baas en ondertussen haar gezin kwijtraakte vanwege het politiewerk.
Joannes probleem was subtieler. Ze voelde zich verschrikkelijk schuldig zodra haar gedachten afdreven naar iets anders en ze zich overgaf aan doodgewone, dagelijkse dingen.
Als ze niet aan haar huidige zaak dacht, had ze het gevoel dat ze dat eigenlijk wel zou moeten doen.
Ze was er inmiddels wat meer aan gewend geraakt. Kon er beter mee omgaan. Ze had plezier gekregen in het creatieve proces waar je kunstenaars vaak over hoort. Als hun aandacht door iets anders werd afgeleid, bleef hun onderbewuste doordenken en naar oplossingen zoeken.
Joanne had gemerkt dat de ideeën en antwoorden automatisch opborrelden als ze haar gedachten de vrije loop liet. Zo had ze geen enkel idee, en zo stroomde ze over.
Ze hoort de zoemer die aangeeft dat de volgende patiënt aan de beurt is, en haar naam verschijnt op het scherm. De oude dame naast haar lijkt wat van streek dat Joanne eerst mag, maar Joanne neemt niet de moeite haar uit te leggen dat ze helemaal niet voor een griepprik komt.
Ze is gespannen, want ze moet zich dadelijk uitkleden. Niet dat ze preuts is, of zelfs maar verlegen, maar ze vindt het niet prettig de blik te zien van degene voor wie ze haar kleren uit moet trekken.
Ze klopt op de deur voor ze naar binnen gaat, en dokter Ravenscroft, die al sinds haar jeugd Joannes huisarts is, begroet haar. ‘Joanne! Goed je te zien. Ga zitten. Hoe is het met je?’
‘Goed, dank u.’
‘En hoe is het met je tante? Die heb ik al een poosje niet gezien.’
‘Zoals altijd – ze noemen haar niet voor niets Gekke Jackie.’
Hij grinnikt.
‘Dus ze woont nog altijd bij jou in?’ vraagt hij.
‘Ik geloof niet dat ik ooit nog van haar afkom.’
Hij glimlacht meelevend. ‘En jij? Nog altijd druk met het bestrijden van de misdaad?’
‘Ik doe mijn best.’
‘Goed zo. Heel goed.’ Hij typt iets in om haar dossier op het scherm te laten verschijnen. ‘Wat kan ik voor je doen?’
‘Ik wil graag een borstverkleining.’
Hij kijkt niet op. ‘Ik ben daar zelf niet zo’n fan van,’ mompelt hij afwezig en Joanne weet niet precies hoe ze daarop moet reageren. ‘Heb je hoge rugpijn, zweetuitslag?’
‘Ja, zoiets,’ antwoordt ze. ‘Ik heb niet de hele tijd rugpijn, maar als het toeslaat is het heftig. Ik heb voornamelijk hier een probleem,’ en ze gebaart naar het gebied tussen haar nek en haar schouder.
‘Trapezius,’ zegt hij. ‘Dus daar raakt het behoorlijk verkrampt.’
Joanne drukt er met haar duim op. ‘Het voelt keihard aan. Ik heb ook altijd aan allebei de kanten afdrukken van mijn behabandjes.’
Ze steekt haar hand onder haar blouse en maakt het rechterbandje los uit de spier waarin het ingegraven is. Ze haalt even opgelucht adem terwijl ze de huid snel masseert. Ze voelt met haar wijsvinger in de groef die het bandje heeft achtergelaten; hij is een paar millimeter diep en voelt branderig aan.
‘Heb je er last van bij je werk?’ vraagt hij.
‘Soms.’
Ze wil niet zeggen in welk opzicht, want ze heeft geen zin om te vertellen dat ze zich altijd schaamt als ze moet rennen, en dat ze zich tijdens elk verhoor aanvankelijk geneert. Ze heeft altijd dapper haar kiezen op elkaar gezet en geprobeerd zich er niets aan gelegen te laten liggen, maar nu ze de veertig nadert laat de angst om voor schut te staan zich blijkbaar minder makkelijk afschudden.
Dokter Ravenscroft knikt ernstig. ‘Je weet dat borstvoeding geven dan niet meer mogelijk is.’
‘Ik heb niet eens een vriend… dus borstvoeding staat niet bepaald boven aan mijn prioriteitenlijstje.’
‘Maar dat kan veranderen,’ zegt hij en zijn toon is plotseling luchtig. ‘Dan is er ineens een leuke vent waar je helemaal stapel op bent…’
Joanne staart hem aan.
‘Zeg nooit “nooit”!’ zegt hij. ‘Een geweldige meid als jij komt onherroepelijk een prins tegen die haar een ring om de vinger wil schuiven…’
‘Maar ik heb geen stal voor zijn witte paard,’ zegt Joanne uitgestreken.
Joanne krijgt haar verwijzing voor de plastisch chirurg.
Als ze de spreekkamer van dokter Ravenscroft uit gaat, loopt ze langs de ruimte waar de assistentes bloed afnemen, de behandelkamer waar mensen hun griepprik krijgen, de bezemkast, en door naar de wachtkamer. Ze wil net de dubbele glazen deur doorgaan als ze iets hoort waardoor ze blijft staan.
‘Betaalt u uw medicijnen zelf?’ vraagt de apothekersassistente aan de man.
‘Ja,’ luidt het antwoord. Gevolgd door: ‘O, trouwens, nee. Hiervoor hoef ik niet te betalen… want dit is voor een kind… ziet u wel?’
Verontschuldigend zegt de assistente: ‘Ach ja, natuurlijk. Ik ga het even voor u klaarmaken.’
Het is Guy – Guy Riverty – die op medicijnen staat te wachten. Wat doet hij hier? Was hij niet mee op een zoektocht?
Het eerste wat bij Joanne opkomt is dat hij hier is om een recept voor Kate op te halen. Iets tegen de zenuwen, iets om te zorgen dat ze kan slapen. Maar hij zei net dat het voor een kind was. Geen kosten voor de medicijnen. Voor kinderen hoef je niet te betalen.
Joanne besluit in haar auto te wachten.
Ze stapt in en ziet dat de thermometer min zeven aangeeft. Ze maakt contact om de verwarming aan te zetten en automatisch klinkt er keiharde muziek. Een van de Michael Bublé-cd’s van tante Jackie waar ze naar had geluisterd. ‘Zelfingenomen eikel,’ mompelt Joanne en ze zet de stereo uit.
Ze doet haar koplampen aan zodat je haar niet zo snel in haar auto kunt zien zitten en denkt aan iets wat Lisa Kallisto eerder vandaag zei. ‘Haar zoontje sukkelt al zolang als ik hen ken met zijn gezondheid.’ Zoiets had ze gezegd en Joanne neemt aan dat dat de reden is waarom Guy hier is.
Dus besluit ze naar huis te gaan. Guy is hier waarschijnlijk vanwege een recept voor hun zoon, denkt ze, en ze drukt de koppeling in en zet de auto in de eerste versnelling. Maar net als ze langzaam wegrijdt ziet ze Guy Riverty het gebouw uit lopen. Hij kijkt zorgelijk.
Dat is te verwachten, denkt ze.
Hij werpt steelse blikken om zich heen.
Zijn dochter wordt vermist, redeneert ze.
Hij rijdt weg in zijn Audi Q7 V12 – een auto van een ton – zonder zijn koplampen aan te doen.
Ach, nou ja, hij is er met zijn hoofd niet bij.
Maar dan, aan het eind van de weg, slaat hij niet linksaf richting huis. Hij slaat rechtsaf.
Beetje vreemd, vindt Joanne. Dus rijdt ze achter hem aan.