9

Het is bijna elf uur ’s ochtends. Ik heb het asiel gebeld en gezegd dat ik pas zou komen als… ik heb geen precieze tijd genoemd. De deur van mijn kantoortje blijft dicht en er zullen vandaag geen dieren geadopteerd worden.

Ik moet zelf voor alle adopties tekenen. Ik ga ook op huisbezoek om te checken dat we onze katten en honden geen verschrikkelijk thuis geven. Mijn stelregel luidt dat je geen hond meer mag meenemen als je er vaker dan eens eentje hebt teruggebracht. Het kan me niet schelen of je omstandigheden zijn veranderd, je krijgt van mij geen hond meer. Of je nu meer tijd kunt vrijmaken, of vreselijke spijt hebt dat je je vorige huisdier naar het asiel hebt gebracht, het boeit me niet. Twee keer een dier terugbrengen en je gaat maar ergens anders een nieuwe hond halen.

Joe zet een kop thee op het nachtkastje en geeft me een snelle zoen op mijn kruin. Ik kom overeind en zet de rand van de beker aan mijn lippen, maar mijn handen trillen te erg om een slok te kunnen nemen.

Hij heeft net een telefoontje gehad van de politie. Er komt dadelijk iemand langs om met ons te bespreken wat wij weten. Ik protesteerde. Zei tegen Joe dat wij helemaal niets wisten, en dat het nuttiger was als wij nu naar Lucinda op zoek gingen.

Maar Joe aaide me over mijn gezicht en zei: ‘Ze moeten ons spreken. Maak je geen zorgen, zo erg is dat niet.’ Zoals altijd wist hij precies wat ik eigenlijk bedoelde. Hij wist dat ik wilde zeggen: ‘Ik wil niet dat je me komt verhoren en de schuld bij mij neerlegt. Ik wil niet nog eens de schuld krijgen.’

‘Kom op,’ zei Joe. ‘Je kunt beter vast naar beneden komen. Ze komen echt niet bij je op bed zitten om met je te praten.’

We lopen naar beneden, naar de keuken, en er wordt aangebeld.

Joe doet vlug open en ik hoor een vrouwenstem.

‘Meneer Kallisto? Dag, ik ben rechercheur Aspinall.’

Joe stamelt iets en een paar tellen later staat ze in mijn keuken. De drie honden gaan meteen om haar heen staan en besnuffelen haar druk. Ik wil mijn excuses aanbieden maar voor ik de kans krijg om ze weg te jagen zegt ze: ‘Het geeft niet, ik heb niets tegen honden.’

Joe zegt dat hij net water heeft gekookt en vraagt of ze thee wil. Dat wil ze wel. Een sterk bakje, met anderhalf schepje suiker.

‘Hoe gaat het met u?’ vraagt ze, want ze ziet dat ik er niet uitzie. Ik huil, ook al heb ik dat zelf niet in de gaten. ‘Ik heb gehoord dat de heer en mevrouw Riverty ervan uitgingen dat hun dochter vannacht bij u zou slapen. Klopt dat?’

Ik knik verdrietig, ga zitten en gebaar dat zij dat ook moet doen. De geschuurde vurenhouten tafel ligt nog bezaaid met de restanten van het ontbijt. Korrels suiker, kringen van kopjes en glazen. Ik plant mijn elleboog in iets kleverigs en trek hem snel terug.

‘Het is mijn schuld,’ zeg ik tegen haar en ze reageert niet. Ze zegt niet: ‘Het zou iedereen kunnen gebeuren.’ Of: ‘U moet niet zo streng zijn voor uzelf.’ Geen van de dingen die ikzelf zeker zou zeggen tegen iemand die in mijn schoenen stond.

Ze is een stevige, robuuste vrouw met haar parka en schoenen zonder hakken. Pas als ze haar jas uittrekt, zie ik dat haar buste haar veel dikker doet lijken dan ze eigenlijk is. Ze draagt haar donkere haar in een lage staart. Rond haar gezicht zijn wat lokjes ontsnapt. Ik gok dat ze ongeveer even oud is als ik, een jaar of zevenendertig. Geen trouwring.

Joe geeft haar de thee. ‘Moet ik blijven?’ vraagt hij. ‘Of wilt u ons apart spreken?’

We hebben geen van beiden ooit met de politie te maken gehad, en hij is nerveus. ‘Blijft u maar,’ zegt ze vriendelijk. Ze haalt een opschrijfboekje tevoorschijn en begint te bladeren.

‘Het gaat niet zo goed met Kate,’ zeg ik tegen haar.

‘Dat viel te verwachten.’

‘Ze moesten de dokter erbij halen. Daarom zijn wij weggegaan. Daarom dachten we dat het maar het beste was als…’ Ik hou op met praten. Ik ben zelf ook nerveus. Straks vertel ik haar nog van alles wat ze niet hoeft te weten in mijn poging haar duidelijk te maken waarom we nu niet daar zijn om ons nuttig te maken.

Ik gooi het over een andere boeg en vraag haar of zij eerder die dag de familie zelf heeft ondervraagd. ‘Hebt u Kate gezien?’ vraag ik.

Rechercheur Aspinall begint te schrijven in haar boekje terwijl ze zegt: ‘Ik heb de heer en mevrouw Riverty vanochtend gesproken.’ Ze zegt het zonder op te kijken. ‘Daarna ben ik naar Windermere Academy gegaan om met de leraren te praten en vast te stellen tot hoe laat Lucinda op school was. We brengen haar bewegingen in kaart tot vlak voor haar verdwijning.’

‘Mijn dochter zit daar ook op school,’ flap ik er uit. ‘Hebt u haar al gesproken? Ze heet Sally, en ze zei dat de politie haar zou –’

‘Mijn collega ondervraagt de leerlingen.’

Ik heb het gevoel dat ik dit helemaal verkeerd aanpak. Ik wil verstandig en capabel overkomen. Niet als een dom mens dat aandacht besteedt aan de verkeerde dingen.

Ze kijkt op. ‘Oké, laten we beginnen.’

Ik had gedacht dat ze de gebeurtenissen van gisteren wil doornemen, dat ze de precieze tijdstippen wil horen, welke afspraken er zijn gemaakt, wanneer er telefoontjes zijn gepleegd, sms’jes verstuurd. Ik verwacht dat ze alles tot in detail wil weten, dus als ze vraagt: ‘Wat voor soort moeder is Kate volgens u?’ weet ik even niet hoe ik het heb.

‘Pardon?’ stamel ik. ‘Ik begrijp u niet helemaal.’

‘Kate?’ herhaalt ze. ‘Wat voor moeder is zij volgens u.’

En zonder aarzelen zeg ik: ‘Een topmoeder. Er bestaat geen betere moeder dan zij.’

Ik denk aan de gezondheidsproblemen van Fergus, haar zoon van zeven. ‘Haar zoontje sukkelt al zolang als ik hen ken met zijn gezondheid,’ leg ik uit. ‘Hij had een of ander probleem met zijn ogen dat maar niet op te lossen viel. Ik zou daar helemaal gek van worden. Ik zou het niet trekken en me de hele tijd zorgen maken. Maar als Kate met hem naar de specialisten in Londen ging, maakte ze daar een heel avontuur van. Ze zorgde ervoor dat Fergus zich erop verheugde.’

Ik herinner me dat Kate haar zoon zich als superheld of ridder of strijder liet verkleden. Ze maakte landkaarten en bedacht speurtochten en spelletjes die ze samen in de trein konden doen. Ik heb haar nog nooit horen klagen dat het hun leven overhoop gooide. Ze heeft me niet één keer de indruk gegeven dat ze het maar lastig vond.

Ik kijk rechercheur Aspinall aan. ‘Kate is zo’n moeder die je zelf zou willen zijn en die je zelf had willen hebben.’

‘En meneer Riverty?’ vraagt ze. ‘Zou u zeggen dat hij een toegewijde vader is?’

‘Natuurlijk.’

Ze houdt mijn blik vast voor ze een andere bladzijde in haar boekje opslaat.

Ik kijk Joe even snel aan en hij trekt zijn wenkbrauwen op. Hij denkt hetzelfde als ik: dat ze Guy misschien ergens van verdenkt. Wat nergens op slaat.

Ik ken Guy niet zo goed – los van die ene keer dat we er hebben gegeten, zijn wij niet het soort mensen dat als stelletje opereert in hun sociale leven. Je kent ze wel – dat de mannen bij elkaar gaan zitten om het over mannenzaken te hebben en de vrouwen in de keuken staan te klagen over hoe weinig hun mannen in het huishouden doen. Joe en ik hebben allebei onze eigen vrienden. Ik zie Kate als vriendin en op school, maar Joe en Guy zouden nooit samen een biertje gaan drinken. Nu ik er zo over nadenk, vraag ik me af waarom dat zo is. Ik voel lichte irritatie, al snap ik niet precies waarom.

‘Hoe goed kent u de heer Riverty?’ vraagt rechercheur Aspinall.

‘Hoe goed kun je een ander überhaupt kennen?’ reageer ik, en ik kan meteen zien dat zij niet van mijn filosoferen gediend is. Ze zegt niets en wacht tot ik de vraag naar behoren beantwoord.

‘Niet zo goed,’ zeg ik, ‘maar goed genoeg om hem te kunnen inschatten, als u dat soms bedoelt.’

‘We proberen op dit moment een beeld van hen als gezin te krijgen.’

‘U denkt toch niet dat hij er iets mee te maken heeft, hoop ik?’ vraag ik en Joe berispt me direct.

‘Lisa!’ zegt hij streng.

‘Wat? Dat doen ze toch? De politie? Ze zoeken altijd eerst binnen het gezin.’

Rechercheur Aspinall kijkt van Joe naar mij. Ze spreekt langzaam en duidelijk.

‘Er raakt jaarlijks een groot aantal kinderen vermist,’ zegt ze. ‘In de meeste gevallen gaat het om weglopers, dus moeten we zo snel mogelijk vaststellen of het kind reden had om uit eigen beweging te verdwijnen. Daarom onderzoeken wij de verhoudingen binnen het gezin – het is belangrijk dat we weten hoe dat in elkaar steekt voor we ons onderzoek beginnen.’

‘Dus u vraagt mij of ik denk dat Guy ervoor verantwoordelijk kan zijn dat Lucinda is weggelopen?’

Ze houdt haar hoofd iets schuin, alsof ze wil zeggen: ‘Zou dat kunnen, dan?’

‘Echt niet,’ antwoord ik.

‘Hoe kunt u daar zo zeker van zijn als u hem volgens eigen zeggen niet zo goed kent?’

‘Omdat ik Kate ken en…’ ik zwijg, niet zeker wat ik wil zeggen. ‘Ik weet niet hoe ik dit onder woorden moet brengen, dus ik zeg het maar gewoon… Laten we aannemen dat Guy een engerd is en dat zijn kinderen zich bij hem niet op hun gemak voelen – dan zou Kate daar meteen bovenop zitten. Ze waakt continu over haar kinderen, ze zorgt overal voor, ze kent alle kinderen in Fergus’ klas, ze kent alle gezinnen van Lucinda’s vriendinnen – waar ze wonen, wat hun ouders voor werk doen. Dat ziet ze als haar taak. Ze ziet niets over het hoofd. Die kinderen zijn haar leven. Die komen op de eerste plaats.’

‘Goed,’ zegt rechercheur Aspinall en ze neemt een flinke slok van haar thee. Ze knikt naar Joe. ‘Lekker sterk.’

Hij glimlacht. ‘Ze heeft me goed afgericht.’

‘Laten we dan eens teruggaan naar gisteren,’ zegt ze. ‘Was het gebruikelijk dat de meisjes op een doordeweekse dag bij elkaar logeerden?’

‘Ja,’ antwoord ik. ‘Het zijn dikke vriendinnen, en ze…’ Dan val ik stil. ‘Nee, het is eigenlijk helemaal niet gebruikelijk.’ Verward kijk ik Joe aan. ‘Is dat eigenlijk ooit eerder gebeurd, Joe? Dat Lucinda hier op een doordeweekse dag bleef logeren?’

‘Geen idee,’ zegt hij schouderophalend. ‘Ze is hier zo vaak, dus ik kan niet zeggen dat ik er ooit bewust op heb gelet.’

Ik staar rechercheur Aspinall onnozel aan. ‘Ik weet het niet.’

‘Wie heeft dit zo afgesproken?’ vraagt ze. ‘Kunt u zich dat herinneren?’

‘Ja, Sally. Ze zei dat ze met Lucinda aan een opdracht moest werken. Een groepsopdracht of zo. Kate weet dat natuurlijk wel. Hoe dan ook, Sally vroeg of Lucinda hier mocht blijven slapen zodat ze die opdracht samen konden doen. Ik heb er eerlijk gezegd verder niet bij stilgestaan, want, zoals Joe al zei, ze is hier zo vaak.’

‘En hoe zat het met naar school gaan, de volgende dag?’ vraagt ze. ‘Zou mevrouw Riverty ervan uitgegaan zijn dat u de meisjes zou brengen?’

‘Wat? O, nee. De meisjes gaan allebei met het busje. De chauffeur haalt elke dag alle kinderen in Troutbeck op en brengt hen naar school.’

‘Welk bedrijf is dat?’

‘South Lake Taxi’s,’ zeg ik en ze schrijft het op.

‘Mag ik u iets vragen?’

‘Gaat uw gang.’

Wanneer is Lucinda precies verdwenen? Is ze gisteren nog wel naar school gegaan? Of wordt ze nu al vierentwintig uur vermist?’

‘Ze zijn er vrijwel zeker van dat ze aan het eind van de schooldag is verdwenen. Aan het begin van de laatste les is er een presentielijst gecontroleerd en volgens die lijst was ze aanwezig. Maar we vragen dat nog na bij de leerlingen. Zou mevrouw Riverty normaal gesproken contact opnemen met haar dochter als die bij u logeerde?’

‘Kate kennende zou ik zeggen van wel.’

Had Kate geprobeerd Lucinda te bellen maar werd er niet opgenomen? Met Sally gebeurde dat zo vaak. De eerste paar keer gingen wij helemaal door het lint, maar zoals zo veel ouders met pubers hebben we er ons op een gegeven moment maar bij neergelegd.

Ik denk goed na voor ik de strijd met Sally aanga, en deze strijd heb ik al een poos geleden gestaakt, waarschijnlijk rond dezelfde tijd dat ik ben gestopt met zeuren over de staat van haar slaapkamer.

‘Kate heeft een sms’je naar Lucinda gestuurd, maar daar kwam geen reactie op,’ zegt rechercheur Aspinall. ‘En ik vroeg me af, bent u daar dan als ouder zo bezorgd over dat u gaat bellen? Zoekt u dan contact met de ouders?’

Ik dacht erover na. Wilde ze Kate de schuld in de schoenen schuiven omdat die er niet achteraan heeft gebeld?

‘Sally heeft ook wel bij Lucinda gelogeerd zonder op mijn sms’jes te reageren. Meisjes hebben samen pret en gaan helemaal op in hun eigen bezigheden. U weet wel hoe dat gaat.’

Kennelijk weet rechercheur Aspinall dat niet, want ze maakt geen instemmend gebaar.

‘Maar om u de waarheid te zeggen,’ zeg ik, ‘omdat ik weet dat ze dan bij Kate is, heb ik me nooit zorgen gemaakt als ze bij Lucinda logeerde. Als Sally bij iemand anders zou slapen, en ik zou dat vriendinnetje niet zo goed kennen, zou ik misschien wel naar die ouders bellen om te checken of alles goed was.’

Dit lijkt haar tevreden te stellen, want rechercheur Aspinall zet een streep onder dit onderwerp en vraagt me wat Lucinda voor een meisje is. Zou ze iets voor haar ouders verborgen kunnen houden? Als ik het gevoel heb dat we klaar zijn vraag ik haar wat ik al wilde vragen toen ze binnenkwam.

‘Wat denkt u dat er is gebeurd?’

‘Ik zou het u niet kunnen zeggen,’ antwoordt ze.

‘Maar als u moet gokken. Als u zou moeten zeggen wat het meest waarschijnlijke scenario is, zou u dan zeggen dat Lucinda…’

‘In dit stadium houden we alle mogelijkheden open.’

Ik knik. Ik hoopte heel erg dat rechercheur Aspinall zou zeggen dat zij vermoedde dat Lucinda was weggelopen. Dan zou mijn schuldgevoel niet zo overweldigend zijn. Maar Lucinda is natuurlijk niet zelf weggegaan. Waarom zou ze in ’s hemelsnaam?

‘Nog één ding,’ zegt rechercheur Aspinall langs haar neus weg terwijl ze opstaat. ‘We hebben nog een verklaring nodig over waar u beiden bent geweest… vanaf ongeveer drie uur gistermiddag.’