Hij zwerft door de gangpaden en doet net alsof hij wat rondkijkt, zoals alle anderen hier. Tijd doden in de doe-het-zelfwinkel. Hij komt er niet uit of het minder opvalt als hij de spullen die hij nodig heeft hier koopt, of dat hij maar beter naar de elektronicawinkel in Windermere kan gaan.
Aan allebei deze opties kleven nadelen. Hier hangen camera’s. Daar heb je nieuwsgierig en praatgraag personeel.
In een stad zou hij dit probleem niet hebben. Als je in Newcastle of Leeds woont, kan het niemand een bal schelen waar je een rol landbouwplastic voor nodig hebt.
Hij maakt een omweg buitenom en doet alsof hij zakken siergrind vergelijkt voor hij een keuze maakt. Hij blijft niet te lang op één plek hangen, want dat zou mensen aan het denken zetten.
En hij heeft een bewonderaar.
Een treurig uitziende vrouw met rood haar in een spijkerjack en op laarzen met stilettohakken loopt steeds maar achter hem aan. Tot dusver heeft ze een pot loogmiddel, schimmelverwijderaar en vier pakjes afdekfolie in haar wagentje gelegd. Hij vermoedt dat ze geen van deze dingen nodig heeft en de verleiding is groot om nog even bij het grind te blijven kijken. Alleen om te zien hoe zij een zak met spullen van wel dertig kilo in haar karretje probeert te hijsen.
Weer binnen besluit hij om zijn boodschappen over twee winkels te verdelen. De schoonmaakmiddelen koopt hij hier, het plastic haalt hij bij de bouwmarkt. Hij heeft net pas bedacht dat het personeel daar totaal niet geïnteresseerd is in wat je koopt.
In zijn hoofd loopt hij zijn lijstje door. Bleekmiddel. Doeken. Vuilniszakken. Ook maar een zwabber en een emmer, dat werkt sneller.
Zijn vrouw is dol op van die Viledazwabbers. Ze beweert dat de vloer sneller droogt dan met die ouderwetse stoffen zwabbers, dus dat is waarschijnlijk nu de beste keuze.