25
We liggen in bed, op de klok staat 23.40, en we staren allebei naar het plafond.
Joe heeft tot nu toe nog geen woord gezegd. Ik heb geprobeerd iets aan hem te ontlokken, want ik wil praten, maar hij zegt niets. En dat is niet omdat hij me wil straffen; het is nog veel erger. Hij is fysiek niet in staat om te praten, alsof het allemaal pas echt waar wordt als hij de enorme omvang van wat ons is overkomen tot zich door laat dringen.
Ik lig te wachten. De zware steen die ik al in mijn maag voelde sinds Lucinda weg is, heeft plaatsgemaakt voor vloeibaar metaal. Het brandt en holt mijn ingewanden uit. Ik haat mezelf. Ik haat wat ik heb gedaan.
Ik begin aan kerst te denken en maak me zorgen dat dat een ramp zal worden. Belachelijk om hieraan te denken, maar ben ik daar überhaupt nog bij? Is Joe er nog wel, of gaat hij weg, gaat hij bij zijn moeder wonen?
Ik kan niet geloven dat ons dit overkomt.
Al die liefde, al die liefde en al het werk dat wij hierin hebben gestoken. Allemaal verspilde moeite. Al die energie en toewijding die het vergt om een gezin van vijf mensen op de rit te houden, om te zorgen dat ons gezinsleven soepel liep. En dat alles heb ik weggegooid in – hoeveel was het? Drie minuten? Drie korte, weerzinwekkende minuten.
Het bed tussen Joe en mij in voelt koud. Ik beweeg mijn hand over de oude lakens die rimpelig zijn van sleetsheid. De ruimte voelt breder dan ooit tevoren. Ik raak Joe’s hand aan; hij trekt de zijne niet weg.
‘Het enige wat ik wil weten is dit,’ zegt hij, ‘heb ik mezelf voor de gek gehouden door te geloven in wat wij samen hadden? Heb ik al die jaren met jou geleefd met het idee dat we iets hebben wat we niet hebben?’
‘Nee,’ zeg ik zachtjes huilend.
‘Waarom dan? Waarom doe je me dit dan aan? Jij zei zelf altijd dat dit het enige was wat je me nooit zou kunnen vergeven. Je zei dat er voor ons geen weg terug zou zijn als dit ooit gebeurde, omdat onze relatie dan een schijnvertoning was.’
‘Ik moet dit nu niet zeggen, maar ik geloof nog steeds dat ik weg zou gaan als jij mij ooit zou bedriegen, Joe. Ik zou dat niet aankunnen. Ik zou de gedachte aan jou in een andere vrouw niet kunnen verdragen.’
‘Maar als jij het doet, geeft het niet?’
‘Nee. Dit is het ergste wat ik ooit heb gedaan. En dat ik dit jou aandoe, degene van wie ik het allermeest hou.’ Ik probeer zijn gezicht aan te raken, maar hij deinst terug. ‘Ik was misselijk van mezelf toen het gebeurde, ik ben nog naar de dokter geweest vanwege mijn darmen.’
‘Dat weet ik nog,’ zegt hij, en ik weet niet waarom, maar ik moet nu pas echt hard huilen. Misschien omdat ik me kan herinneren hoe bezorgd hij toen was. Hij was bang dat er echt iets mis met me was. En dat was ook zo: ik ging kapot. Maar dat kon ik hem niet vertellen.
We zwijgen.
Na een hele poos, uren later lijkt het wel, draait hij zich naar me om. ‘Hield je soms niet meer van me, was dat het?’
‘Heb je ooit het gevoel gehad dat ik niet meer van je hield? Want ik heb altijd van je gehouden.’
‘Nee. Ik dacht dat wij niet kapot konden. Ik dacht dat wij meer voorstelden dat die gekken.’ Hij bedoelt Kate en Guy, Alexa en Adam. ‘Toen wij daar naartoe gingen en zij zo’n stom toneelstukje ophingen en net deden alsof zij hadden wat wij hebben, zat ik naar jou te kijken en voelde ik me letterlijk zelfvoldaan. Omdat wij iets echts hadden.’
‘Maar als je dat zo voelde, waarom heb je toen dan zo veel gedronken?’
‘Gratis bier,’ antwoordt hij, en ik moet onwillekeurig lachen.
‘Ik dacht dat jij net zo onzeker was als ik. Wat Alexa net zei, dat wij klootjesvolk zijn – zo voelde ik me ook. Ik weet dat het belachelijk klonk toen ze dat hier net zei, en dat ze verschrikkelijk snobistisch klonk, maar er zit wel een kern van waarheid in. Zo voel ik me heel vaak.’
‘Dat zij beter zijn dan jij?’
‘Ze zijn beter dan ik.’
Joe zucht. ‘Lisa, jij verwart de manier waarop zij jou behandelen met de werkelijkheid. Jij denkt dat zij beter zijn dan jij omdat zij zich zo gedragen. Jij denkt dat zij, omdat ze meer geld hebben –’
‘Het gaat niet om het geld,’ val ik hem in de rede. ‘Het is alles. Ik kan het niet allemaal zo strak regelen als zij. Ik ben niet zo goed met de kinderen, en met –’
‘Zij hoeven verdomme niet te werken, Lise. Kunnen we ons tot de feiten beperken? Is dat soms waarom je het hebt gedaan?’ Hij raakt mijn gezicht aan, en veegt mijn tranen weg. ‘Is dat waarom je het met die eikel hebt gedaan?’
‘Ik weet niet, misschien. Ik was misschien gevleid omdat hij me wilde.’
‘Natuurlijk wilde hij jou liever dan haar. Natuurlijk wilde hij jou, liefje. Het zou pas raar zijn als hij je niet wilde.’