Het is maar hoe je het bekijkt, denkt hij. Hij staat voor het huis van drieenhalf miljoen met eigen opgang naar het meer.
In Spanje word je bijvoorbeeld met dertien jaar al als meerderjarig beschouwd. Niet dat hij zich daaraan vasthoudt om zijn daden te rechtvaardigen. Hij vindt het alleen interessant dat een ontwikkeld land, niet ver van het Verenigd Koninkrijk, zo’n andere kijk op de zaak heeft. Net als Japan. Daar geldt dertien ook als meerderjarig. Om dat soort vrijheid in Engeland te vinden moet je – wat zal het zijn? – een jaar of tweehonderd terug in de tijd, toen meisjes op hun twaalfde mochten trouwen.
Niet dat hij met een meisje van twaalf zou willen trouwen – dat zou absurd zijn. Maar als hij het zou willen, zou hij ver terug in de tijd moeten gaan, dat is het punt dat hij wil maken.
Hij kijkt op zijn horloge. De makelaar is zes minuten te laat. Waarom zijn die mensen toch zo onbekwaam? Hij tikt met zijn vingers op het stuur en dan wrijft hij de vingerafdrukken weg met de mouw van zijn jas, wat de laatste tijd een gewoonte is geworden.
Om de tijd te doden concentreert hij zich op het uitzicht door zijn voorruit en hij begint te glimlachen. Het is de glimlach die hij de afgelopen weken voor de spiegel heeft geoefend. Zijn natuurlijke lach grenst aan het zalvende, laat net iets te veel tanden zien, dus neemt hij de moeite om het goed te doen. Hij zorgt ervoor dat zijn ogen erbij sprankelen, want dat vinden vrouwen geweldig.
Als je naar een vrouw lacht op een manier waaruit blijkt dat je haar echt ziet, smelt ze zo ongeveer waar je bij staat. Zo moeilijk is dat niet.
Onwillekeurig schieten zijn gedachten terug naar datgene waar hij steeds aan denkt en zijn gelikte glimlach wordt een grijns. Hij grijnst als een idioot en hij weet dat hij daarmee op moet houden voor de makelaar er is.
Wie had kunnen denken dat het zo simpel was?
Oké, het was niet helemaal verlopen zoals hij had verwacht, maar wat gaf dat? Des te beter, toch? Dat verrassingselement – dat er iets onverwachts gebeurde, iets spannends om het allemaal nog meer sjeu te geven?
Was dat niet de reden waarom verveelde kantoormensen aan extreme sporten deden? En waarom dikke eikels bij de bank met sletjes de bezemkast in kropen voor seks? Natuurlijk.
Hoewel dit natuurlijk geen extreme sport is. Dat weet hij best. Hij kan zich niet voordoen als een of andere gestoorde schizofreen en net doen alsof hij niet weet waar hij mee bezig is. Hij weet precies waar hij mee bezig is.
Zijn glimlach sterft weg als hij dit bij zichzelf moet toegeven en terwijl hij nog een keer op zijn horloge kijkt, bedenkt hij dat hij er misschien maar mee moet ophouden. Ze was bang. Zelfs onder de pillen was ze nog steeds heel, heel erg bang.
Hij koesterde stille hoop dat ze misschien toch de smaak te pakken zou krijgen.
Dat zou toch best kunnen?
Maar nee. Zo was het niet gelopen. Dus was het misschien beter om het hierbij te laten, en om andere bezigheden te zoeken.
En dan bedenkt hij opeens iets.
Wat nu als de volgende het wel leuk vindt? Wat nu als die juist op zo’n kans heeft zitten wachten? Op iemand zoals hij. Dat zou best kunnen. Het was mogelijk.
Een zilverkleurige BMW Z3 parkeert naast hem en een zorgelijk kijkende vrouw van halverwege de veertig stapt uit en loopt naar zijn portier.
Ze heeft een stapel papier vast die ze tegen haar open jasje aan gedrukt houdt in een poging te verbloemen dat haar lelijke buik bijna uit haar rok barst.
Hij doet zijn portier open, kijkt haar recht in de ogen en glimlacht. Ze wendt haar blik af en probeert zich te vermannen. ‘Het spijt me vreselijk dat ik u heb laten wachten, meneer…’
‘Geeft niets.’ Hij haalt zijn schouders op om aan te geven dat hij er niet mee zit en steekt zijn hand uit. ‘Zeg maar Charles,’ zegt hij en hij doet zijn best om zich te bepalen bij het charmeren van dit lamlendige mens.
Maar dat valt niet mee.
Het valt niet mee, omdat hij met zijn gedachten nog bij de meisjes is, en hij denkt: natuurlijk is het mogelijk dat het bij de volgende anders uitpakt.
Ik bedoel, alles kan, of niet soms?