27

Joannes hersenen zijn klaarwakker, maar haar lijf slaapt nog.

Ze was gisteravond pas na elf uur thuis, omdat ze haar auto in het dorp Windermere had moeten achterlaten. Een of andere idioot had namelijk zijn auto voor de Co-op laten staan, en daarmee de weg geblokkeerd, en je kon er niet meer wegkomen. Dus moest Joanne te voet naar huis, zich aan geparkeerde auto’s vastklampend als een klittenbandvrouwtje. Op een gegeven moment leek het haar gemakkelijker om de moed op te geven en op haar achterste naar huis te glijden. Maar ook al was er verder geen mens op straat, zover wilde ze ook weer niet gaan.

Dat het uitgerekend nu zo moest ijzelen. Dit was echt een heel slecht moment. Er werden twee tienermeisjes vermist en negen van de tien wegen in Cumbria zijn onbegaanbaar.

De politie heeft gewaarschuwd dat de mensen alleen naar buiten moeten gaan als het echt niet anders kan – maar dat wordt natuurlijk door iedereen anders uitgelegd.

Joanne herinnert zich een televisie-interview met een Amerikaans gezin na een verschrikkelijke ijzelstorm in Minnesota. Ze vertelden de verslaggever dat ze geen keus hadden en de weg wel op moesten in deze levensgevaarlijke omstandigheden omdat ze toch moesten eten – en dat hield in dat ze naar een restaurant moesten, want zoals veel Amerikanen kookten ze nooit zelf.

Iedereen heeft zo zijn eigen idee over wat een noodsituatie inhoudt.

Joanne ontwart de dekens en doet een eerste poging om op te staan. Ze slaapt als in een cocon, met het dekbed om zich heen en tussen haar benen gepropt. Zo blijft ze warm zonder dat haar benen tegen elkaar plakken.

Beneden klinkt gekletter. Jackie is rond deze tijd meestal al weg. Ze stapt om zes uur onder de douche en is voor halfzeven de deur uit om haar cliënten te helpen bij het opstaan. Zij is vandaag waarschijnlijk ook gestrand.

Jackie sliep al toen Joanne gisteravond thuiskwam. Joanne had haar hoofd om het hoekje van de slaapkamer gestoken maar het gesnurk en gekreun van Jackie zei haar dat die al vertrokken was, geholpen door een fles Mateus rosé. Joanne had de lege fles in de vuilnisbak gevonden.

Joanne banjert de trap af en treft Jackie in de woonkamer waar ze toast met marmelade eet en kijkt naar het ontbijtnieuws. Haar korte blonde haar is nat en heeft zo’n oranje tint die je vaak krijgt als je het zelf blondeert. ‘De auto doet niks,’ zegt ze met volle mond. ‘Er moet een mannetje komen om hem aan de praat te krijgen.’ Joanne zegt dat er momenteel niet veel van dat soort mannetjes voorhanden zijn.

Ze heeft nog niets tegen Jackie gezegd over haar borstverkleining omdat – nou ja, ze weet niet precies waarom. Ze heeft het gewoon nog niet verteld. Dus als Jackie zegt: ‘Er is een brief voor je’, en met haar hoofd naar de salontafel wijst, ‘er staat op dat het strikt vertrouwelijk is’, heeft Joanne geen goede reactie paraat. Daarom zegt ze dat het wel een bankafschrift zal zijn.

‘Hij is afgestempeld in Lancaster,’ zegt Jackie en ze kijkt haar achterdochtig aan. ‘En bankafschriften komen niet uit Lancaster.’

Joanne tikt met haar vinger tegen haar neus, een gebaar waar Jackie gegarandeerd van door het lint gaat, en gaat theezetten.

‘Ik weet best dat jij iets in je schild voert,’ schreeuwt Jackie vanuit haar stoel.

Terwijl ze staat te wachten tot het water kookt, pakt ze haar telefoon en vloekt als ze ziet dat hij op voicemail is ingesteld. Ze luistert haar berichten af en verwacht dat er een berisping van de inspecteur tussen zit omdat ze niet bereikbaar is, maar er is alleen een vervormd bericht van die vrouw uit Troutbeck. Lisa Kallisto.

Iets over een hond en de verkrachter.

Ze kan het bericht niet zo goed verstaan, omdat Lisa zo hysterisch doet en omdat Jackie de televisie zo hard heeft staan. Joanne moet haar andere oor dichtstoppen om te ontcijferen waar Lisa Kallisto het over heeft. Ze belt haar zo wel terug, als ze eerst wat thee heeft gehad en wakker genoeg is om een gesprek te kunnen voeren.

‘Dus er wordt nog een meisje vermist?’ roept Jackie vanuit de woonkamer.

Joanne drukt haar theezakje met een lepel tegen de zijkant van haar beker. Als het er nog niet sterk genoeg uitziet, gooit ze ook Jackies gebruikte zakje erbij. ‘Ja, gisteren,’ roept ze terug. ‘Daarom was ik gisteravond zo laat. De druk is echt enorm – we moeten nu snel iets vinden.’

‘Je hebt ons bezoekje aan oma gemist.’

Op woensdagavond gaan ze altijd samen op bezoek bij oma in het verpleeghuis. Enfin, het is Joannes oma en Jackies moeder, maar Jackie noemt haar altijd oma. Waarschijnlijk al sinds haar eigen zoon klein was en het minder verwarrend voor hem was als hij haar maar bij één naam kende.

‘Hoe was het met haar?’ vraagt Joanne als ze de woonkamer binnen loopt en een beetje thee morst omdat ze met haar voet over een plooi in het kleed struikelt.

‘Gewoon, ze deed net of ze me niet herkende.’

Dat geintje flikt oma hun altijd als er iets op televisie is waar ze eigenlijk naar wil kijken.

Ze hebben geleerd dat ze het moeten negeren.

‘Heeft ze nog iets nodig?’ vraagt Joanne. ‘Heeft ze genoeg talkpoeder en zo?’

‘Ze kan wel een nieuw paar pantoffels gebruiken, dus als jij die zou willen kopen als je weer eens bij Marks & Spencer bent. Maat 36. En je bent me twaalf pond verschuldigd voor haar kapper. Ze heeft verleden week een permanentje laten zetten.’

Joanne en Jackie delen de kosten van al dit soort dingen. Joannes moeder zou ook moeten bijdragen, maar aangezien die al vier jaar op Lanzarote woont is het niet de moeite om te proberen haar deel los te krijgen. Godzijdank dekt de staat de kosten van het verpleeghuis, denkt Joanne altijd maar. Die vierhonderd pond per week zouden Jackie en zij nooit kunnen ophoesten en het alternatief zou zijn dat oma bij hen intrekt… niet echt haalbaar.

Jackie stopt met kauwen en kijkt Joanne recht in de ogen. ‘Jij gaat die borstverkleining laten doen, hè?’

Joanne kijkt naar het plafond en slaakt een zucht. ‘Jou ontgaat ook niets.’

‘Sylvia had je dinsdag bij de dokter gezien, en aangezien je daar niets over hebt gezegd, nam ik aan dat je daarvoor kwam.’

‘Hij heeft me doorverwezen naar een specialist. Ik heb na de kerst een afspraak.’

‘Je bent niet goed wijs.’

‘Dat is jouw mening.’

‘Dat is geen mening, dat is een feit.’

Joanne reageert niet. Ze weet maar al te goed hoe Jackie hierover denkt. Ze heeft nu echt geen zin in weer deze discussie.

Joannes telefoon trilt in de zak van haar ochtendjas. Ze haalt hem eruit en kijkt op het schermpje.

Het is Ron Quigley.

‘Joanne,’ zegt hij piepend en buiten adem, alsof hij de trappen van het bureau is op gerend. ‘Je moet als de donder naar Troutbeck, schat. Die vrouw van Riverty heeft geprobeerd zichzelf van kant te maken.’