5
Rechercheur Joanne Aspinall stapt achter het stuur van de grijze Mondeo. Ze had de keuze tussen Midnight Sky of Lunar Sky. Wat allebei neerkwam op grijs. Maar de kleur kon Joanne niet schelen. Het ging haar puur om de motorinhoud.
De afgelopen jaren kon je steeds minder goede auto’s leasen als agent in burger. De gedachte daarachter was dat rechercheurs niet vaak in de achtervolging hoeven, omdat het over het algemeen de verkeerspolitie is die achter verslaafden in gestolen voertuigen aan moet. En dat is jammer, want Joanne hield altijd wel van een fijne achtervolgingsscène.
Volgens haar collega’s kende Joanne maar twee standen: stilstaan of vliegen.
Ze vroeg zich weleens af of het een vergissing was geweest om bij de recherche te gaan. Trage auto’s. En bij de geüniformeerde politie zou ze inmiddels zeker meer verdiend hebben; dan was ze nu brigadier geweest. Als rechercheur was het veel moeilijker om je op te werken. Daarom gingen er ook zo weinig mensen bij de recherche. De jonge agenten hadden er geen trek in, vooral niet als ze een gezin te onderhouden hadden.
Joanne kijkt achterom naar het huis en denkt na over wat ze daar zojuist heeft aangetroffen. Haar eerste instinct is uiteraard om de familie te verdenken. De statistieken liegen er niet om. Kinderen worden bijna altijd ontvoerd door een bekende.
Het is een van de moeilijkste dingen voor een rechercheur – de benodigde informatie loskrijgen van de familie en daarbij volkomen meelevend doen terwijl je tegelijkertijd probeert aan te voelen of de ouders zich soms vreemd gedragen.
Joanne heeft uiteraard tijdens haar opleiding geleerd om nooit iets voetstoots aan te nemen. In dit werk zou dat tijdverspilling zijn. Altijd als Joanne hieraan denkt, schieten haar de woorden van haar oude scheikundeleraar te binnen: ‘Nooit iets klakkeloos aannemen,’ zei hij altijd tijdens proefjes. ‘Want voor je het weet blaas je ons allemaal op.’
Joanne glimlacht even terwijl ze haar opschrijfboekje tevoorschijn haalt. Ze kijkt naar haar lijstje en zonder te begrijpen waarom onderstreept ze de naam Guy Riverty. De vader van het vermiste meisje. Ze ziet dat ze die naam sowieso al met dikkere letters heeft genoteerd dan de andere namen. Gedachteloos had ze de G een paar keer overgetrokken terwijl ze het echtpaar ondervroeg.
Wat is er mis met die man? Hij heeft geen strafblad, is heel keurig. Maar toch is er iets met hem wat haar niet lekker zit. Joanne kijkt om zich heen naar de besneeuwde vallei en denkt na. Guy Riverty had iets onprettigs, iets ongemakkelijks over zich. Hij ratelde aan een stuk door, maar hij zei niets. Hij deed haar denken aan die gladde tv-presentator, Richard Madeley.
Op zich had Joanne niets tegen ratelen. Na een incident, vooral iets wat zo veel onzekerheid met zich meebrengt, hebben mensen de neiging om of heel veel te praten of juist dicht te klappen. Er is geen middenweg. Of ze willen Joanne alles, maar dan ook alles vertellen, vanaf het moment van hun geboorte tot en met wat hen ook maar in hun huidige situatie had doen belanden, of anders zeggen ze helemaal niets, vallen ze stil.
Joanne is goed met de mensen die stilvallen. Vooral als ze schuldig zijn. Ze laat nooit trucjes op hen los. Geen good cop, bad cop. Geen spelletje waarbij ze hun vertrouwen wint, zoals Kaa, de hypnotiserende slang uit Jungleboek, waar Joanne als kind als de dood voor was. Nee, Joanne gaat altijd systematisch en consciëntieus te werk. Ze begint bij het begin en werkt zo alles af tot ze weet wat ze moet weten.
Het kan haar niet schelen of anderen dat saai vinden. En als haar collega’s zich eraan ergeren, boeit dat haar ook niet. Ze gaat zo te werk omdat er geen andere manier is. Als je je tijdens een onderzoek overmoedig opstelt, zet je jezelf compleet voor gek. En Joanne had de afgelopen jaren met genoeg gekken samengewerkt om te weten dat het nergens toe leidde om de stoere kerel uit te hangen. Juist het tegenovergestelde..
Joanne tikt met haar pen tegen haar stuur en denkt na over het vermiste meisje.
Lucinda Riverty.
Dertien jaar oud, mager, klein, met een nietszeggende bruine kleur haar en een kapsel tot vlak onder haar kin. Ze gaat graag naar school, speelt goed piano, houdt niet zo van sport, is niet wat je noemt een wilde meid. Maar introvert is ze ook weer niet. Een doodgewoon meisje.
Wat haar ouders betrof, was ze juist buitengewoon. Een buitengewoon meisje dat er niet meer is.
‘Wie heeft dit meisje meegenomen?’ vraagt Joanne zich hardop af.