34
Joanne zit in het crisiscentrum met vier andere rechercheurs te wachten op de komst van inspecteur McAleese. Het is een ruimte met glazen muren die vorig jaar is gebouwd nadat een van de langst dienende rechercheurs van het plaatselijke korps – rechercheur Russ Holloway – aan alvleesklierkanker was overleden.
In de hoek hangt een foto van Russ in uniform, gemaakt op zijn eerst werkdag. Eronder hangt een klein gedenkplaatje. Joanne staart ernaar en denkt aan hoe ze de auto stopte toen Russ zei dat hij buikpijn had, en het al de derde keer was die week dat hij over buikpijn klaagde. Joanne weigerde om verder te rijden voor hij zijn huisarts had gebeld om een afspraak te maken, maar toen was het al te laat. Het was niet te geloven, maar nog geen drie weken later overleed hij.
McAleese komt binnen en trekt de deur achter zich dicht. Hij draagt een donkerrood overhemd en een contrasterende das. Op het overhemd zitten allemaal zweetplekken, iets wat Joanne nog nooit bij McAleese heeft gezien. Hij is een precieze man, hoger opgeleid dan de meeste anderen in de kamer. Hij heeft verzekeringswiskunde gestudeerd en toen hij bij de politie kwam heeft hij versneld carrière gemaakt. Hij had het in recordtijd geschopt tot inspecteur.
McAleese ziet er gestrest uit, wat op zich normaal is voor de leider van een onderzoek, maar wat voor hem niet gewoon is.
‘Ik neem aan dat het nieuws jullie al heeft bereikt en dat jullie allemaal op de hoogte zijn van het feit dat het derde meisje terecht is?’ Hij kijkt de gezichten voor zich snel aan; ‘Ja meneer’, klinkt het zachtjes. Een bevestiging dat ze het inderdaad allemaal al weten. ‘Francesca Clarke is weer terug bij haar familie en we zullen haar straks thuis ondervragen. Ze is er beroerd aan toe, daarom wil ik haar niet naar het bureau laten brengen. De dokter heeft haar onderzocht en hij heeft gevonden wat we nodig hebben.’
Hij schraapt zijn keel voor hij verdergaat. Dan trekt hij zijn das wat losser.
‘De verdachte is dit keer bruter tewerk gegaan.’ Hij zegt het alsof dat te verwachten viel. ‘Ik zal jullie de akelige details voorlopig besparen. Laten we het erop houden dat het meisje hier niet snel overheen zal komen. We hebben een paar sociaal werkers naar haar toe gestuurd en er is een psycholoog onderweg uit Preston. Een of andere vrouw die ervaring heeft met gewelddadige verkrachtingszaken.’ Hij zucht vermoeid en zegt: ‘Ze schijnt heel goed te zijn…’ Maar net als wij allemaal denkt hij dat het niet uitmaakt hoe goed het mens is. Er is alweer een leven geruïneerd.
McAleese kauwt op het uiteinde van zijn pen en iedereen zwijgt, omdat hij in gedachten een lijstje afwerkt. Hij bijt op de binnenkant van zijn wang en zegt: ‘Francesca Clarkes vader gaat helemaal uit zijn plaat, want hij is niet tevreden over hoe wij de zaak hebben opgepakt, et cetera, et cetera… Ik heb een vrijwilliger nodig die met hem gaat praten… Wie biedt zich aan?’
Aangezien niemand zich opwerpt, omdat het een rotklus is, zegt Joanne dat zij het wel wil doen. Zij kan soms beter de lont uit een situatie halen dan haar mannelijke collega’s. Ze weet de klager op de een of andere manier het gevoel te geven dat de politiemensen oprecht spijt hebben van wat het ook maar is waar ze van beschuldigd worden… zonder dat zij daadwerkelijk verantwoordelijk zijn.
Het is een vaardigheid die ze al jong heeft ontwikkeld toen ze als kamermeisje werkte in een van de chicste hotels in het Lake District. Als woedende gasten klaagden over een haar tussen de lakens of roest in de theepot had Joanne er geen enkele moeite mee haar excuses aan te bieden. Ze kon flink overdrijven door mee te gaan in hoe verschrikkelijk de situatie was. Want dat was het enige wat de gasten wilden horen: ‘Sorry’. Dat je dat ook oprecht moest menen stond nergens geschreven. Het verbaast Joanne vaak hoeveel moeite het andere mensen desondanks kost.
Inspecteur McAleese bedankt Joanne, maar hij wil dat ze voorlopig op Guy Riverty blijft zitten en alle informatie uit hem probeert te trekken die hij hun kan geven. ‘De vrouw van die klootzak heeft niet voor niets geprobeerd zelfmoord te plegen.’
Ook goed. Ze had ook niet echt zin om het verhoor te laten zitten. Ze heeft het gevoel dat hij toch weer in de cel zou belanden en ze wil nog steeds weten waar hij gisteravond was. Iets zegt haar dat het wel degelijk van belang is voor dit onderzoek, ook al beweert Guy Riverty het tegendeel.
McAleese vervolgt de vergadering en wijst aan wie het huis-aan-huisonderzoek moet doen, en wie naar wat korrelige camerabeelden moet kijken. Als ze daarna bespreken hoe het persbericht eruit moet zien, trilt Joannes telefoon twee keer in haar zak. Ze haalt hem tevoorschijn en leest een sms van Lisa Kallisto.
Het spijt me dat ik je heb lastiggevallen. De vermiste hond is terecht. Veel gedoe om niets!
Joanne leest het bericht nog eens en valt haar baas in de rede. ‘Meneer, weet het publiek al dat meisje nummer drie weer terecht is?’
‘Niet officieel. Dat is nog niet vrijgegeven. Hoezo?’
‘Ik krijg net een sms’je van die vrouw van het dierenasiel – ze belde me gisteren om te melden dat iemand een hond had gestolen. Een oude grijze, weet u nog wel?’
‘Net zo’n hond als de hond waarmee die kerel voor de school rondhing?’
Joanne knikt. ‘De hond is terecht. Is dat toeval volgens u?’
‘Misschien,’ zegt hij. ‘Maar het is wel de moeite om het te onderzoeken.’
Ze wendt zich tot Ron Quigley. ‘Hebben we ooit DNA-onderzoek op een hond gepleegd, Ron?’
Hij glimlacht. ‘Niet voor zover ik me kan herinneren.’
Op weg naar de verhoorruimte belt Joanne met Lisa Kallisto.
Lisa neemt op en zegt meteen: ‘Gut, sorry, hoor. Je zult me wel gestoord vinden. Bluey is weer terug en er is verder niets mis met hem, dus er is verder geen probleem.’
‘Bent u op dit moment in de buurt van de hond?’
‘Wat? Nee. Ik zit in mijn kantoortje die vervloekte rekeningen door te nemen. Hij zit in zijn kennel.’
‘U mag hem niet wassen of borstelen. En hou hem geïsoleerd totdat iemand hem komt halen.’
Lisa slaakt een gilletje. ‘Wat heeft hij dan gedaan?’
‘Hij heeft niets gedaan.’ Joanne glimlacht bij zichzelf. ‘Het gaat erom waar hij is geweest, en we moeten hem onderzoeken op –’
‘O mijn god,’ zegt Lisa. ‘Dus u wilt zeggen dat Bluey een bewijsstuk is.’
Zo dramatisch had Joanne het niet willen stellen maar ze antwoordt: ‘Inderdaad. We hebben de hond nodig als bewijsmateriaal.’
‘Wat moet ik doen?’ vraagt Lisa.
‘U hoeft helemaal niets te doen. Zoals ik al zei, hij mag niet gewassen of geborsteld worden. En het is waarschijnlijk ook beter als u hem niet uitlaat.’ Dat laatste bedenkt Joanne op de valreep, want ze weet niet of dat wat uitmaakt. ‘Ik neem contact op met de forensische dienst om te zien of er meteen iemand naar u toe kan komen. Dat kan wel even duren, hoor – tot hoe laat bent u daar?’
‘De forensische dienst?’ zegt Lisa verbijsterd.
‘Ja.’
‘Nou, ik blijf wel wachten tot ze hier zijn. Mijn man is bij de kinderen, want ik heb hier veel werk in te halen…’
‘Ik neem later nog contact met u op als ik verder nog iets nodig heb, maar voorlopig is dit het.’
‘Rechercheur?’
‘Hm?’
‘Klopt het dat Guy Riverty bij u zit?’
Joanne staat op het punt dit te beamen, ja, hij wordt hier vastgehouden, maar in plaats daarvan zegt ze: ‘Waarom vraagt u dat?’
‘Omdat…’ en Lisa zwijgt en heeft het er kennelijk moeilijk mee. Uiteindelijk zegt ze: ‘Er is iets mis.’
‘Met wie?’
‘Met hen allemaal,’ antwoordt ze ronduit. ‘Het voelde vandaag heel vreemd. Ik had het gevoel dat ze iets verzwegen. Iedereen – Kate, Guy, Kate’s zusje, Alexa. Ze deden heel raar, heel anders dan ik gezien de omstandigheden had verwacht.’
‘In welk opzicht?’
‘Ik kan het niet goed uitleggen. Maar Fergus vertelde me vanochtend iets. Hij zei dat zijn moeder altijd boos wordt als zijn vader niet thuiskomt, en ik kreeg de indruk dat het niet ongebruikelijk is dat hij wegblijft. Dat het vaker gebeurt. Dat is toch vreemd?’
Als Joanne ophangt denkt ze: ja, dat is inderdaad vreemd. Zij zou haar man zijn hersens inslaan als hij hem ’s nachts smeerde. Maar ja, zij is niet getrouwd, dus wie weet hoe zij in werkelijkheid zou reageren? Vrouwen slikken van alles en nog wat waar ze nooit voor getekend hadden toen ze trouwden. Waarom zou zij dan anders reageren?
Joanne duwt de deur van de verhoorkamer open. Ze heeft zich schrap gezet voor de stroom scheldwoorden die Guy Riverty ongetwijfeld naar haar hoofd gaat slingeren. Hij zit hier nu al een uur te broeden en hij is vast in voor een flink potje bekvechten.
Maar zodra ze binnenkomt, blijft ze staan en is even van haar stuk gebracht door wat ze voor zich ziet.
Guy hangt voorover over het bureau. Hij heeft de houding van een gebroken man. Joanne schraapt haar keel om iets te zeggen en hij tilt zijn hoofd op. Langs zijn kin loopt een mengeling van snot en spuug.
Guy huilt als een klein kind. Schaamteloze emotie die te rauw is om te verbergen. Hij kijkt haar bedroefd aan en zegt: ‘Ik heb een vrouw.’
‘Dat weet ik,’ reageert Joanne ongemakkelijk. ‘Maar ze komt er weer bovenop, meneer Riverty. Uw vrouw komt er echt weer bovenop.’
En hij schudt zijn hoofd. Hij veegt zijn neus aan zijn trui af waarbij hij een zilverkleurig slakkenspoor over zijn dure zwarte coltrui trekt.
‘Ik heb nog een vrouw,’ zegt hij en hij blijft Joanne strak aankijken. ‘Nog een vrouw… en een zoontje. Een baby nog.’
Joanne zet onwillekeurig grote ogen op. Eerlijk gezegd is dit niet wat ze had verwacht.