38
Ik breng Sam naar school, praat met mevrouw Corrie, zijn juf, over de kerstmarkt en ik spreek met haar af dat ik iets zal bakken. Het enige waar ik goed in ben: courgettecake. Ik ben geen sterkok, dat is bekend. Maar het is praktisch hetzelfde recept als dat voor bananencake, en op de een of andere manier zijn mensen er altijd van onder de indruk.
Sams juf mimet tactvol: ‘Hoe gaat het met Kate?’ waarop ik zonder geluid antwoord: ‘Goed.’
Ik heb het ziekenhuis gisteravond gebeld en ze zeiden dat Kate als alles goed ging ergens vandaag naar huis mocht. Toen ik mijn bezorgdheid uitsprak over haar geestelijke gesteldheid deelden ze mee dat ze onderzocht was en dat er een psychiatrisch verpleegkundige bij haar zou blijven als ze naar huis ging.
Mevrouw Corrie vraagt wanneer Kate er weer bovenop zal zijn, waarmee ze eigenlijk wil vragen: ‘Denk je dat ze nog kan helpen met de kerstmarkt?’ En dat slaat nergens op, aangezien Lucinda nog altijd vermist wordt, en gezien Kate’s huidige conditie. Maar ik weet dat ze het alleen maar vraagt omdat ze zonder haar volkomen onthand zijn.
Kate is de spil van alle liefdadigheidsevenementen op school en alles is van haar afhankelijk. Zonder haar wordt de kerstmarkt een ramp. Niemand komt zijn beloften na. Er is niemand die de prijsjes, wijn, taarten en spelletjes regelt. Zonder Kate’s vriendelijke aansporingen komt er niets van de grond. Zoals het er nu naar uitziet gaat het de school zelfs geld kosten om het feestje door te laten gaan.
Als beloofd is het een grijze dag. En mild. Het is voelbaar warmer en ik heb mijn muts en handschoenen niet nodig. De uitlaat van mijn auto heeft nog steeds kuren, maar die negeer ik. Die moet maar even wachten.
Als ik op mijn werk kom vertelt Lorna me dat ze onze website heeft bijgewerkt en dat er een boodschap op het antwoordapparaat is ingesproken dat Bluey in de loop van de ochtend wordt teruggebracht. Ze hebben al het benodigde materiaal verzameld. En er is nog een boodschap. Een hysterisch bericht van een vrouw – die zo te horen dronken is – in Grasmere. Ze wil dat we zo snel mogelijk een hond komen halen, want ze kan zelf niet komen, omdat haar auto is weggesleept. Het gaat om een dobermann.
‘Heb je haar al teruggebeld?’ vraag ik aan Lorna.
‘Ze neemt niet op. Waarschijnlijk is ze buiten westen. Ze heeft wel een adres ingesproken. Ga jij erlangs?’
‘Ik kijk wel even hoe het vanochtend gaat.’
‘Je ziet er moe uit, als ik het zeggen mag.’
‘Dit was niet de leukste week van mijn leven.’
‘Wil je dat ik ga?’ vraagt Lorna.
‘Het geeft niet,’ zeg ik en ik glimlach. ‘Ik zit liever in de auto dan dat ik de kennels schoonmaak… sorry.’
‘Ik kon het proberen.’
Lorna heeft weer henna in haar haar gedaan en daardoor ziet ze rood achter haar oren en in haar nek. Ik zeg er niets van. Haar nagels zijn ook bruin.
‘Hoe gaat het met je vriendin?’ zegt Lorna. ‘Hebben ze haar dochter al gevonden?’ Ik schud mijn hoofd. ‘Dat moet verschrikkelijk zijn,’ zegt ze en ik voel een lichte ongerustheid opzetten.
Diep in gedachten staar ik naar de deur en Lorna zegt op meelevende toon: ‘Lisa, gaat het wel?’
‘Wat? Ja hoor,’ antwoord ik snel. ‘Ik moet aan de slag. Hoe gaat het met die kittens?’
‘Er is er nog maar eentje over. Ik heb hem Buster gedoopt.’
‘Buster is een goeie naam,’ zeg ik tegen haar en dan loop ik door naar achteren om aan het werk te gaan. Eens kijken of ik hem wat voer kan geven met de injectiespuit.
Als ik binnen ben zie ik dat Lorna de laatste twee kittens die de nacht niet hebben overleefd in een zak heeft gedaan, zodat ze opgehaald kunnen worden, en ik hoor het zachte miauwen van Buster.
Ik pak hem uit de kooi. Hij is pikzwart met een wit befje en witte pootjes, en hij heeft een klein zwart driehoekje in de vacht onder zijn kin. Het lijkt of hij een smoking draagt, als een piepkleine James Bond. Hij spint als ik hem optil. Ik begin hem te controleren op vlooien en vind er meteen al twee. Ik pak de kam om die te verwijderen voor ik met de injectiespuit aan de slag ga. Hij redt het wel, denk ik.
Ik controleer zijn tandvlees – keurig, een gezonde roze kleur – en zijn oogjes staan helder. ‘Blijf leven, graag,’ zeg ik tegen hem en hij staart me met grote, ondeugende oogjes aan.
Dan begint mijn mobiel in mijn zak te piepen en ik kijk op het schermpje. Mijn hart slaat over als ik zie dat het een sms van Kate is.
Dank je wel. Je bent een redder in nood! staat er.
En ik antwoord: graag gedaan en slaak een zucht.
Ze zal wel onderweg zijn naar huis.