Eerder, de Borgmästargatan

Mambaa manyani… Mamani maniyimi…

 

 

Sofia Zetterlund wordt met een barstende hoofdpijn wakker.

Ze heeft gedroomd dat ze samen met een oudere man een trektocht door de bergen maakte. Ze hadden iets gezocht, maar ze kan zich niet herinneren wat. De man had haar een onbeduidend bloemetje laten zien en tegen haar gezegd dat ze dat moest opgraven. De grond zat vol stenen en het deed pijn aan haar handen. Toen ze eindelijk de hele bloem uit de grond had gehaald, zei de man dat ze aan de wortel moest ruiken.

Die had geroken als een hele bos rozen.

Rozenwortel, denkt ze en ze loopt naar de keuken.

Tot voor kort had ze last van sporadische hoofdpijn die na een uur weer over was, maar nu voelt ze dat de hoofdpijn permanent is geworden.

Die is een deel van haar.

Terwijl het koffiezetapparaat pruttelt, bladert Sofia in het notitieblok met de aantekeningen van de gesprekken met Victoria Bergman.

Ze leest: sauna, vogeljongen, stoffen hond, oma, rennen, plakband, stem, kopenhagen, padjelanta, rozenwortel.

Waarom heeft ze juist die woorden opgeschreven?

Waarschijnlijk omdat het details waren die Victoria volgens haar belangrijk vond.

Ze steekt een sigaret op en bladert verder. Op de voorlaatste bladzij ziet ze een paar nieuwe aantekeningen, maar die zijn op de kop geschreven, alsof ze aan de andere kant van het notitieblok is begonnen te schrijven: platbranden, afranselen, goedheid zoeken in het vlees…

Aanvankelijk herkent ze het handschrift niet. Het is onregelmatig kinderlijk en vrijwel onleesbaar. Ze pakt een pen uit haar tas en probeert de woorden met haar verkeerde hand op te schrijven.

Ze beseft dat ze de woorden zelf heeft geschreven, maar met haar linkerhand.

Platbranden, afranselen, goedheid zoeken?

Sofia is duizelig en hoort een zwak gehum in haar hoofd, achter de hoofdpijn. Ze vraagt zich af of ze een wandeling zal maken. Misschien wordt haar hoofd helder van een beetje frisse lucht.

Het gehum neemt toe en het kost haar moeite zich te concentreren.

Het geschreeuw van de kinderen op straat dringt door de ramen en een scherpe geur prikt in haar neus. Het is haar eigen zweet.

Ze staat op om het koffiezetapparaat aan te zetten, maar als ze ziet dat het al aanstaat, pakt ze een beker uit de kast. Ze schenkt de beker vol en loopt terug naar de keukentafel.

Op de tafel staan al vier kopjes.

Eentje is leeg, maar de andere drie zijn tot de rand toe gevuld.

Ze beseft dat haar geheugen haar in de steek laat.

Het is alsof ze zichzelf herhaalt en in een en dezelfde beweging is vast komen te zitten. Hoe lang is ze nu al wakker, denkt ze. Is ze überhaupt wel naar bed geweest?

Ze probeert zich te concentreren, na te denken, maar het is net of haar geheugen in twee helften kan worden gedeeld.

Eerst het verleden en dat wat over Lasse gaat, en over de reis naar New York. Maar wat was er gebeurd toen ze weer thuis waren?

De herinneringen aan Sierra Leone zijn even duidelijk als de gesprekken met Samuel, maar wat is er daarna gebeurd?

Sofia hoort denderende geluiden van de straat en ze begint onrustig door de keuken heen en weer te lopen.

De andere helft van haar geheugen is meer als filmfoto’s of waarnemingen. Plaatsen die ze heeft bezocht. Mensen die ze heeft ontmoet.

Maar geen panorama’s of gezichten. Alleen snelle flitsen. Een maan die eruitzag als een gloeilamp, of was het precies omgekeerd?

Ze loopt naar de hal, trekt haar jas aan en kijkt in de spiegel. De blauwe plek van Samuels handen begint te verbleken. Ze slaat de sjaal nog een keer om haar hals om de plek te verhullen.

Het is bijna tien uur en buiten is het zomers warm, maar het is net of het haar niet raakt. Haar blik is naar binnen gekeerd en ze probeert te begrijpen wat er met haar aan de hand is.

Gedachten die ze niet herkent flitsen door haar hoofd.

De formuleringen van Victoria Bergman over het blootstellen van haar lichaam aan geweld. Haar gedachten over wie bepaalt wanneer de fantasie, de driften en de lust van het individu de grens van het sociaal geaccepteerde bereiken en destructief worden.

Victoria’s gepraat over goed en kwaad, waar het kwaad als een kankergezwel in een ogenschijnlijk gezond organisme leeft en groeit. Of waren dat de woorden van Karl Lundström?

In het parkje Björns Trädgård gaat ze op een bank zitten. Het gehum is nu oorverdovend en ze weet niet of ze in staat is naar huis te lopen.

Dan weer Victoria’s stem.

Durf je? Durf je? Durf je vandaag dan, laffe koe?

Nee, ze moet naar huis en naar bed. Een pilletje nemen en nog wat slapen. Waarschijnlijk is ze alleen maar overwerkt. Ze verlangt naar de eenzame duisternis in haar appartement.

Wanneer heeft ze voor het laatst gegeten? Ze weet het niet.

Ze lijdt aan ondervoeding. Ja, dat moet het zijn. Hoewel ze geen trek heeft, moet ze zichzelf ertoe zetten om iets te eten en daarna zal ze haar best doen om alles binnen te houden. Ze zal niet overgeven.

Als ze weer opstaat, komen een paar politiewagens met loeiende sirenes langsgereden. Daarachter volgen drie grote stadsjeeps met zwarte, getinte ramen en blauwe zwaailichten. Sofia begrijpt dat er iets is gebeurd.

Bij de McDonald’s aan de Medborgarplatsen koopt ze twee zakken eten en uit de opgewonden gesprekken van de andere gasten maakt ze op dat er verderop in de Folkungagatan een overval is gepleegd op een waardetransport. Iemand zegt dat er schoten zijn gelost en een ander heeft het over meerdere gewonden.

Sofia pakt haar eten en gaat naar buiten.

Ze ziet Samuel Bai niet als ze de straat op stapt en naar huis begint te lopen.

Maar hij ziet haar wel en volgt haar.

Ze passeert de politieversperringen en bij de Östgötagatan slaat ze rechts af, voorbij de Kocksgatan en daarna linksaf over de Åsögatan.

Bij het parkje haalt Samuel haar in. Hij tikt haar op de rug.

Ze schrikt en draait zich om.

Hij loopt snel om haar heen en ze moet één keer helemaal ronddraaien voordat ze ziet wie het is.

Hi! Long time no seen, ma’am!’ Samuel glimlacht zijn parelwitte glimlach en doet een pas naar achteren. ‘Hav’em burgers enuff’or me? Saw’ya goin’donall for two.’

Het is alsof haar adem stopt.

Rustig, denkt ze. Rustig.

Haar hand gaat onwillekeurig naar haar hals.

Rustig.

Ze herkent het Engels van Frankly Samuel en begrijpt dat hij haar een tijdje heeft gadegeslagen.

Glimlach.

Ze glimlacht en zegt dat ze genoeg eten heeft voor hen allebei en nodigt hem uit met haar mee naar huis te gaan.

Hij glimlacht terug.

Wonderlijk genoeg verdwijnt de angst even snel als die is gekomen.

Plotseling weet ze wat ze moet doen.

Samuel pakt de zak met eten en ze lopen naar de Renstiernas gata en vervolgens door de Borgmästargatan.

 

Ze zet de zak met hamburgers op de salontafel. Hij vraagt of hij gebruik mag maken van de douche om een beetje af te koelen voordat ze gaan eten en ze pakt een schone handdoek voor hem.

Hij doet de deur achter zich dicht.

Wat gebeurt er nu?

Sauna, vogeljongen, rennen, plakband, stem, Kopenhagen, Padjelanta, rozenwortel, platbranden, afranselen.

Het bruist in de leidingen.

‘Sofia, Sofia, rustig Sofia,’ fluistert ze tegen zichzelf en ze probeert diep en kalm adem te halen.

Vogeljongen, rennen, plakband.

Ze wacht even en loopt dan terug naar de woonkamer. De hamburgers ruiken naar oud, aangebrand vlees.

Platbranden, afranselen.

Ze wordt misselijk en gaat zwaar op de bank zitten met haar gezicht tussen haar handen.

Sauna.

De douche stroomt en haar hoofd is een en al lawaai van Victoria’s stem. Die lijkt zich bij haar naar binnen te dringen en aan haar hersenschors te knagen.

Het is een stem waarnaar ze haar hele leven heeft geluisterd, maar waaraan ze nooit gewend is geraakt.

Durf je, durf je vandaag dan?

Op onvaste benen komt ze overeind en loopt naar de keuken om een glas water te halen. Kom op, denkt ze, ik moet kalmeren.

Ze ziet haar spiegelbeeld in de hal en constateert dat ze er moe uitziet. Moe tot op het bot.

Ze draait de keukenkraan open, maar het is net of het water niet koud genoeg wil worden en voor haar geestesoog ziet ze hoe het uit de oerberg wordt gehaald, diep onder haar, waar het warm is als in de hel.

Ze brandt zich aan de straal, alsof die van magma is en het gloeit voor haar ogen.

De kinderen bij het kampvuur.

Mambaa manyani… Mamani manyimi

Sofia huivert bij de herinnering aan het kinderachtige liedje.

Ze loopt naar de hal en zoekt in haar tas naar de strip met paroxetine.

Ze probeert genoeg speeksel te verzamelen om de pil door te slikken. Ze is uitgedroogd, maar stopt toch een pil in haar mond. De bitterheid overrompelt haar en als ze probeert te slikken blijft het pilletje in haar keel steken. Ze slikt nog een keer en nog een keer en voelt dat de pil stootsgewijs door haar strot naar beneden gaat.

Durf je vandaag dan? Durf je?

‘Nee, ik durf niet,’ mompelt ze zachtjes en ze zakt omlaag tegen de muur in de hal. ‘Ik ben doodsbang.’

Ze kruipt ineen, wacht tot het medicijn zal werken. Probeert zichzelf wiegend tot rust te brengen.

Wachten. Het gebruis waaraan ze niet kan ontkomen.

Sauna, vogeljongen, stoffen hond.

Ze klampt zich vast aan de gedachte aan de stoffen hond, de kalmte. Stoffen hond, stoffen hond, herhaalt ze bij zichzelf om de stem tot zwijgen te brengen en de controle over haar eigen gedachten terug te krijgen.

Plotseling begint de mobiele telefoon in de hal te rinkelen, maar het geluid lijkt uit een andere wereld te komen.

Een wereld waartoe ze geen toegang meer heeft.

Moeizaam komt ze overeind om het gesprek aan te nemen dat haar, net op het moment dat ze dreigt de greep te verliezen, door het toeval wordt toegeworpen. Het telefoongesprek is de weg terug, vormt de schakel tussen haar en de werkelijkheid.

Als het haar maar lukt om op te nemen, dan kan ze weer landen en de weg naar huis vinden. Ze weet dat het zo is en die overtuiging geeft haar genoeg kracht om op te nemen.

‘Hallo,’ mompelt ze en ze zakt weer neer langs de muur. Het is haar gelukt. Ze is erin geslaagd de reddingslijn vast te grijpen.

‘Hallo? Is daar iemand?’

‘Ja, ik ben er,’ antwoordt Sofia Zetterlund en ze denkt dat ze weer thuis is. Dat ze veilig is.

‘Ja, hallo… Ik ben op zoek naar Victoria Bergman. Is dit het juiste nummer?’

Ze verbreekt de verbinding en begint te lachen.

Mambaa manyani… Mamani manyimi

Ze herkent plotseling Victoria’s stem, komt overeind en kijkt in het rond.

Denk je soms dat ik niet weet wat je aan het doen bent, slappe trut?

Sofia volgt het geluid naar de woonkamer, maar die is leeg.

Ze voelt dat ze een sigaret nodig heeft en reikt naar het pakje. Het duurt even voordat het haar lukt er een uit te pakken. Met bevende vingers stopt ze de sigaret tussen haar lippen, steekt hem aan en neemt een diepe trek, terwijl ze wacht tot Victoria zich kenbaar zal maken.

Ze hoort Samuel rommelen in de badkamer.

Je rookt vandaag dus niet onder de afzuigkap?

Sofia schrikt. Hoe kan Victoria nou weten dat ze dat normaal gesproken doet? Hoe lang is ze hier eigenlijk al? Nee, probeert ze zichzelf gerust te stellen. Dat is onmogelijk.

Wat gebeurt er eigenlijk in jouw keuken?

‘Victoria, wat bedoel je daarmee?’ Sofia doet haar best om haar professionele rol weer aan te nemen. Wat er ook gebeurt, ze mag niet laten blijken dat ze bang is, ze moet zich rustig houden, de controle terugkrijgen.

De badkamerdeur gaat open.

Talkin’ to ya’self?

Sofia draait zich om en ziet Samuel naakt in de deuropening staan. Hij heeft zich nog niet afgedroogd en er vallen druppels op de grond als hij naar haar kijkt. Hij glimlacht.

Who you talking to?’ Hij kijkt de kamer rond. ‘Nobody here.’ Samuel loopt de hal in tot aan de drempel. ‘Who’s there?

Forget about her,’ zegt Sofia. ‘We’re playing hide and seek.’ Ze pakt Samuel bij zijn arm.

Hij kijkt verbaasd en brengt zijn hand naar haar gezicht.

What’s happend to ya’face, ma’am? Look strange…

‘Kleed je aan, we mogen het eten niet koud laten worden.’ Ze trekt een la open en geeft hem nog een handdoek. Die slaat hij om zich heen en hij loopt terug naar de badkamer.

Ze doet de deur achter hem dicht, pakt het doosje pentobarbital uit haar tas en leegt de inhoud in de beker Coca-Cola.

Ga je hem ook opsluiten?

‘Victoria, alsjeblieft,’ zegt Sofia op smekende toon. ‘Ik begrijp niet waar je het over hebt. Wat bedoel je?’

Een kleine jongen zit hier in het appartement opgesloten. In de kamer achter de boekenkast.

Sofia begrijpt er niets van en haar gevoel van onbehagen neemt toe.

Dan herinnert ze zich de inhoud van het lied dat ze voor het eerst hoorde toen ze in een kuil in de jungle zat vastgebonden.

Mambaa manyani… Mamani manyimi…

Vogelverschrikker neukt kind… Moet een smerig kutje hebben…

Vieze vette hoer. Hielp het niet dat je je met scheermesjes in je armen sneed?

Sofia denkt aan de keren dat ze zich achter tante Elsa’s huis had gesneden.

Ze had de bloederige wonden onder lange mouwen verhuld.

In plaats daarvan koop je tegenwoordig te kleine schoenen. Alleen om jezelf aan de pijn te herinneren.

Sofia kijkt naar haar voeten. Ze heeft grote wonden op haar hielen omdat ze zichzelf al jarenlang pijnigt. Op haar armen lichte littekens van de scheermesjes, glasscherven en messen.

Plotseling gaat de andere helft van haar geheugen open en wat eerst wazige filmfoto’s waren worden hele beeldenreeksen.

Het verleden wordt heden en alles valt op zijn plaats.

Papa’s handen en mama’s veroordelende blikken. Martin in het reuzenrad, de steiger bij de Fyrisån en daarna de schaamte dat ze hem was kwijtgeraakt. Het Academisch Ziekenhuis in Uppsala, de medicijnen en de therapie.

De herinnering aan Sigtuna en de gemaskerde meisjes in een kring om haar heen.

De vernedering.

De jongens die haar in Roskilde verkrachtten en daarna de vlucht naar Kopenhagen en de mislukte zelfmoordpoging.

Sierra Leone en de kinderen die niet wisten wat ze haatten.

De kuil in het donker, zachte aarde tegen haar voeten en de maan door het tentdoek.

Een gereedschapsschuur in Sigtuna, een met aarde aangestampte vloer en een gloeilamp door een blinddoek.

Hetzelfde beeld.

Sofia heeft in Victoria’s innerlijk gegraven en soms dingen gezien die Victoria zelf haar hele leven heeft geprobeerd te vergeten. Nu loopt Victoria rond in haar huis, in haar persoonlijke sfeer. Ze is overal en nergens.

En de recorder waar je uren tegenaan hebt zitten praten. Geen wonder dat Lasse bij je is weggegaan. Hij kon natuurlijk niet langer tegen al het gezeur over je ellendige jeugd. Jij was degene die in New York naar een seksclub wilde, jij was degene die groepsseks wilde. Geen wonder dat hij geen zin had in kinderen met jou.

Sofia wil protesteren, maar er komt geen geluid uit haar keel. Hij had zich toch laten steriliseren, denkt ze.

Je bent pervers. Je probeerde zijn kind te stelen. Mikael is Lasses zoon! Of ben je dat soms vergeten?!

De stem is zo luid dat ze terugdeinst en op de bank ineenzakt. Ze heeft het gevoel dat haar trommelvliezen zullen barsten.

Mikael? Lasses zoon? Dat kan toch niet waar zijn…

Je bent een koekoeksmoeder!

Het beeld van het gelukkige gezin op oudejaarsavond in het huis in Saltsjöbaden. Sofia ziet Lasse proosten met Mikael.

Nadat je Lasse had vermoord, heb je Mikael versierd. Weet je dat niet meer? De telefoongidsen die je op de vloer had gegooid, zodat het op een zelfmoord zou lijken. Het touw was te kort, of hoe zat het?

Als vanuit de verte hoort Sofia Samuel terugkomen uit de badkamer en wazig ziet ze dat hij op de bank bij de salontafel gaat zitten.

Hij maakt de zak met eten open en neemt een paar happen, terwijl zij hem zwijgend aankijkt.

Samuel drinkt gulzig van de frisdrank.

Who ya talking to, lady?’ Hij schudt zijn hoofd.

Sofia komt overeind en loopt naar de hal. ‘Eat and shut up,’ sist ze hem toe, maar omdat hij niet reageert, weet ze niet of hij haar heeft gehoord.

Ze ziet haar eigen gezicht in de spiegel boven het tafeltje in de hal. Het lijkt net of de ene helft verlamd is geraakt. Ze herkent zichzelf niet. Wat ziet ze er oud uit.

‘Wat is dit, verdomme,’ mompelt ze tegen het spiegelbeeld. Ze doet een pas naar voren en glimlacht, brengt een vinger naar haar mond en beweegt die over de voortand die kapot is gegaan toen ze zich twintig jaar geleden in een hotelkamer in Kopenhagen probeerde op te hangen.

Mimesis.

De relatie tussen wat ze ziet en wat ze is kan niet worden betwist.

Nu herinnert ze zich alles.

Dan gaat de mobiele telefoon weer.

Ze kijkt op het display.

10.22 uur.

Ze neemt op. ‘Bergman.’

‘Victoria Bergman? De dochter van Bengt Bergman?’

Ze kijkt de woonkamer in. Het slaapmiddel heeft Samuel uitgeschakeld. Zijn ogen bewegen langzaam en hij is bewusteloos.

‘Ja, dat ben ik.’

Mijn vader is Bengt Bergman, denkt Sofia Zetterlund.

Ik ben Victoria, Sofia en alles wat daartussenin zit.

Een stem die ze meent te herkennen stelt vragen over haar vader en ze antwoordt mechanisch, maar als ze de verbinding verbreekt, weet ze niet meer wat ze heeft gezegd.

Ze houdt de telefoon krampachtig vast en kijkt naar Samuel. Zoveel op zijn geweten, en toch zo onschuldig, denkt ze terwijl ze naar de boekenkast loopt en de haak eraf haalt die de kast op zijn plaats houdt. Als ze de geheime deur opendoet, slaat de bedompte, muffe lucht haar tegemoet.

Gao zit met zijn armen om zijn knieën in een hoek. Hij knijpt zijn ogen half dicht tegen het licht dat uit de deuropening naar binnen dringt. Alles is onder controle en ze loopt weer naar buiten, schuift de boekenkast terug en begint zich uit te kleden. Na een snelle douche wikkelt ze een groot, rood badlaken om zich heen en zet de ramen een paar minuten tegen elkaar open om het appartement te luchten. Ze steekt wierook aan, schenkt een glas wijn in en gaat naast Samuel op de bank zitten. Zijn ademhaling is diep en regelmatig en voorzichtig streelt ze zijn hoofd.

Hij is onschuldig aan alle weerzinwekkende daden die hij als kindsoldaat in Sierra Leone heeft gepleegd, denkt ze. Hij is een slachtoffer omdat hij geen idee heeft van wat hij heeft gedaan.

Zijn bedoelingen waren zuiver, niet bezoedeld door gevoelens van wraak of jaloezie.

Dezelfde gevoelens die haar drijfkrachten zijn geweest.

De zon begint onder te gaan, het schemert buiten en de kamer rust in een duister, grijsachtig schijnsel. Samuel beweegt, hij gaapt en gaat rechtop zitten. Hij kijkt haar aan en glimlacht zijn verblindende glimlach. Ze doet het badlaken wat losser en gaat verzitten, zodat ze zich recht tegenover hem bevindt. Zijn blik gaat langs haar kuiten en onder de handdoek omhoog.

Nu heb je een vrije keuze, denkt ze. Of je volgt je driften, of je verzet je ertegen.

Jij bent degene die kiest.

Ze beantwoordt zijn glimlach.

‘Wat is dat?’ vraagt ze en ze wijst naar zijn ketting. ‘Waar heb je die gekregen?’

Hij begint te stralen, doet het sieraad af en houdt het voor zich.

Evidence of big stuff.

Ze doet alsof ze onder de indruk is en als ze zich naar voren buigt om de ketting beter te bestuderen, merkt ze dat hij naar haar borsten kijkt. ‘Zo, en wat heb je gedaan om zoiets moois te verdienen?’

Nu buigt ze zich naar achteren en trekt het badlaken nog een eindje verder omhoog zodat hij kan zien dat ze geen slipje aanheeft. Hij slikt en schuift dichter naar haar toe.

Killed a monkey.

Hij glimlacht en legt zijn hand op haar blote dij.

Omdat zijn blik ergens anders op gericht is, heeft hij geen moment in de gaten dat ze de hamer pakt die ze van tevoren onder een kussen heeft verstopt.

Kun je slecht zijn als je geen schuld voelt, denkt ze, terwijl ze de hamer met volle kracht tegen Samuels rechteroog laat neerkomen.

Of is schuldgevoel een voorwaarde voor het kwaad?

Het kraaienmeisje
x9789023468202.html1.xhtml
x9789023468202.html2.xhtml
x9789023468202.html3.xhtml
x9789023468202.html4.xhtml
x9789023468202.html5.xhtml
x9789023468202.html6.xhtml
x9789023468202.html7.xhtml
x9789023468202.html8.xhtml
x9789023468202.html9.xhtml
x9789023468202.html10.xhtml
x9789023468202.html11.xhtml
x9789023468202.html12.xhtml
x9789023468202.html13.xhtml
x9789023468202.html14.xhtml
x9789023468202.html15.xhtml
x9789023468202.html16.xhtml
x9789023468202.html17.xhtml
x9789023468202.html18.xhtml
x9789023468202.html19.xhtml
x9789023468202.html20.xhtml
x9789023468202.html21.xhtml
x9789023468202.html22.xhtml
x9789023468202.html23.xhtml
x9789023468202.html24.xhtml
x9789023468202.html25.xhtml
x9789023468202.html26.xhtml
x9789023468202.html27.xhtml
x9789023468202.html28.xhtml
x9789023468202.html29.xhtml
x9789023468202.html30.xhtml
x9789023468202.html31.xhtml
x9789023468202.html32.xhtml
x9789023468202.html33.xhtml
x9789023468202.html34.xhtml
x9789023468202.html35.xhtml
x9789023468202.html36.xhtml
x9789023468202.html37.xhtml
x9789023468202.html38.xhtml
x9789023468202.html39.xhtml
x9789023468202.html40.xhtml
x9789023468202.html41.xhtml
x9789023468202.html42.xhtml
x9789023468202.html43.xhtml
x9789023468202.html44.xhtml
x9789023468202.html45.xhtml
x9789023468202.html46.xhtml
x9789023468202.html47.xhtml
x9789023468202.html48.xhtml
x9789023468202.html49.xhtml
x9789023468202.html50.xhtml
x9789023468202.html51.xhtml
x9789023468202.html52.xhtml
x9789023468202.html53.xhtml
x9789023468202.html54.xhtml
x9789023468202.html55.xhtml
x9789023468202.html56.xhtml
x9789023468202.html57.xhtml
x9789023468202.html58.xhtml
x9789023468202.html59.xhtml
x9789023468202.html60.xhtml
x9789023468202.html61.xhtml
x9789023468202.html62.xhtml
x9789023468202.html63.xhtml
x9789023468202.html64.xhtml
x9789023468202.html65.xhtml
x9789023468202.html66.xhtml
x9789023468202.html67.xhtml
x9789023468202.html68.xhtml
x9789023468202.html69.xhtml
x9789023468202.html70.xhtml
x9789023468202.html71.xhtml
x9789023468202.html72.xhtml
x9789023468202.html73.xhtml
x9789023468202.html74.xhtml
x9789023468202.html75.xhtml
x9789023468202.html76.xhtml
x9789023468202.html77.xhtml
x9789023468202.html78.xhtml
x9789023468202.html79.xhtml
x9789023468202.html80.xhtml
x9789023468202.html81.xhtml
x9789023468202.html82.xhtml
x9789023468202.html83.xhtml
x9789023468202.html84.xhtml
x9789023468202.html85.xhtml
x9789023468202.html86.xhtml
x9789023468202.html87.xhtml
x9789023468202.html88.xhtml
x9789023468202.html89.xhtml
x9789023468202.html90.xhtml
x9789023468202.html91.xhtml
x9789023468202.html92.xhtml
x9789023468202.html93.xhtml
x9789023468202.html94.xhtml
x9789023468202.html95.xhtml
x9789023468202.html96.xhtml
x9789023468202.html97.xhtml
x9789023468202.html98.xhtml
x9789023468202.html99.xhtml
x9789023468202.html100.xhtml
x9789023468202.html101.xhtml
x9789023468202.html102.xhtml
x9789023468202.html103.xhtml