Kronoberg
‘Vergeet Furugård!’ was alles wat Von Kwist zei.
‘Hè? Hoe bedoel je?’ Jeanette Kihlberg stond op en liep naar het raam. ‘Die man is toch in hoge mate… Ik begrijp er niets van.’
‘Furugård heeft een alibi. Hij heeft hier niets mee te maken. Het was een grote vergissing van me om naar je te luisteren.’
Jeanette hoorde hoe opgewonden de officier van justitie klonk en ze zag in gedachten zijn hoogrode gezicht voor zich.
‘Furugård is onschuldig,’ ging hij verder. ‘Hij heeft een alibi.’
‘O, en hoe ziet dat er dan uit?’
Von Kwist was even stil voordat hij verderging.
‘Wat ik nu zeg is geheim en blijft tussen ons. Ik geef gewoon een feit door. Is dat duidelijk?’
‘Ja, ja. Natuurlijk.’
‘De Zweedse troepenmacht in Sudan. Dat is alles wat ik kan zeggen.’
‘En?’
‘Furugård is in Afghanistan gerekruteerd en het hele voorjaar in Sudan gestationeerd geweest. Hij is onschuldig.’
Jeanette wist niet wat ze moest zeggen.
‘Sudan?’ was het enige wat ze kon uitbrengen en ze voelde zich verschrikkelijk machteloos.
Terug naar af. Geen verdachte voor de moorden en slechts de naam van een van de slachtoffers.
De jongen die op Svartsjölandet was gevonden was inderdaad Jurij Krylov. Een wees uit Molodechno, dat een uur rijden ten noordwesten van Minsk in Wit-Rusland lag. Ze konden er alleen maar naar raden hoe en waarom hij naar Zweden was gekomen, en de medewerkers van de Wit-Russische ambassade op Lidingö waren niet overdreven behulpzaam.
De gemummificeerde jongen in de struiken bij het metrostation aan het Thorildsplan was nog altijd niet geïdentificeerd en Jeanette had contact opgenomen met Europol in Den Haag om te vragen of zij misschien iets wisten. Dat was natuurlijk niet zo. In Europa wemelde het van de illegale vluchtelingkinderen zonder contact met overheden. Overal waren kinderen die kwamen en verdwenen zonder dat iemand wist waarheen. En zelfs als er mensen waren die het wel wisten, was er niemand die iets deed.
Het ging tenslotte maar om kinderen.
Ivo Andrić in Solna had haar verteld dat Jurij Krylov met grote waarschijnlijkheid levend was gecastreerd.
Ze vroeg zich af wat dat kon betekenen. Uit ervaring wist ze dat het onvoorstelbare geweld en de martelingen erop wezen dat de dader een man was.
Maar alles had ook iets ritueels, dus je kon niet uitsluiten dat het een daad was die door meerdere mensen was gepleegd. Kon het om mensensmokkelaars gaan?
Op dit moment moest ze zich hoe dan ook op het meest aannemelijke concentreren. Een eenzame, gewelddadige man die met grote waarschijnlijkheid al in hun registers voorkwam. Het probleem was alleen dat als je op grond van die criteria ging zoeken, er veel van dat soort mannen waren.
Ze staarde naar de stapels op haar bureau.
Duizenden vellen papier over ruim honderd potentiële daders.
Ze besloot de rechterlijke uitspraken en verhoren nog een keer door te nemen.
Drie uur later vond ze iets interessants. Ze stond op, liep naar de gang en klopte op de deurpost van Jens Hurtigs kamer.
‘Heb je een momentje?’
Hij draaide zich naar haar om en ze beantwoordde zijn vragende blik met een glimlach.
‘Als je even wilt meekomen,’ zei ze.
Ze gingen ieder aan een kant van het bureau zitten en Jeanette reikte Hurtig een map aan.
Toen hij die opende, keek hij verbaasd.
‘Karl Lundström? Dat is de man bij wie we laatst een inval hebben gedaan. Die met die kinderporno op zijn computer. Wat is er met hem?’
‘Ik zal het je uitleggen. Karl Lundström is verhoord door de Rijksrecherche en in de uitdraaien die voor je neus liggen beschrijft Lundström tot in detail hoe het in zijn werk gaat als je een kind wilt kopen.’
Hurtig keek geïnteresseerd. ‘Een kind wilt kopen?’
‘Ja. En Lundström beschikt bovendien over specifieke kennis. Hij noemt exacte bedragen, beweert dat hij het zelf nooit heeft gedaan, maar diverse mensen kent die wel een kind hebben gekocht.’
Hurtig leunde achterover en hapte naar adem.
‘Nou, dat klinkt interessant. Namen?’
‘Nee. Maar het materiaal over Lundström is nog niet volledig. Parallel aan de verhoren vindt een onderzoek plaats bij Forensische Psychiatrie. Misschien dat de psychologen die nu met hem praten ons meer kunnen vertellen.’
Hurtig bladerde de stapel papieren door. ‘Verder nog iets?’
‘Ja, nog een paar dingen. Karl Lundström is een voorstander van castratie bij pedofielen en verkrachters. Maar tussen de regels door kun je lezen dat hij dat niet genoeg vindt. Alle mannen zouden moeten worden gecastreerd.’
Hurtig sloeg zijn ogen ten hemel. ‘Is het toch niet een beetje vergezocht? In onze zaken gaat het om jonge jongens.’
‘Dat is mogelijk, maar er zijn nog een paar redenen waarom ik hem wil nagaan,’ ging Jeanette verder. ‘Er is een geseponeerde zaak waarin een kind is verkracht, mishandeld en ontvoerd. Zeven jaar geleden. Het meisje dat aangifte tegen hem deed, was veertien jaar en heet Ulrika Wendin. Raad eens wie die zaak heeft geseponeerd?’
Hurtig grijnsde. ‘Officier van justitie Kenneth von Kwist, vermoed ik.’
Jeanette knikte.
‘Ulrika Wendin is ingeschreven op een adres in Hammarbyhöjden en ik stel voor dat we zo snel mogelijk bij haar langsgaan.’
‘Oké. En verder?’
Hij keek haar sommerend aan en ze kon het niet nalaten even te wachten met haar antwoord.
‘De vrouw van Karl Lundström is tandarts.’
Nu keek hij niet-begrijpend.
‘Tandarts?’
‘Ja, Lundströms vrouw is tandarts en hij kan met andere woorden toegang tot geneesmiddelen hebben. We weten dat in elk geval een van onze slachtoffers is vergiftigd met een verdovingsmiddel dat door tandartsen wordt gebruikt. Xylocaïne-adrenaline. Een plus een. Het zou me niet verbazen als de testresultaten aangeven dat er in het bloed van Krylov eveneens sporen van zitten. Kortom, het is niet onmogelijk dat dit allemaal verband houdt met elkaar.’
Hurtig legde de map op tafel en stond op.
‘Oké, je hebt me overtuigd. Lundström is interessant voor ons.’
‘Ik bel Billing,’ zei Jeanette. ‘Hopelijk kan hij de officier van justitie ervan overtuigen een verhoor te regelen.’
Hurtig bleef in de deuropening staan en draaide zich om.
‘Is het echt noodzakelijk Von Kwist erbij te betrekken? Het gaat toch alleen om een eerste, verkennend gesprek?’
‘Helaas,’ zei Jeanette, ‘omdat Lundström al in staat van beschuldiging is gesteld, moeten we Von Kwist in elk geval informeren.’
Hurtig zuchtte en vertrok.
Jeanette belde hoofdcommissaris Dennis Billing, die tot haar verbazing ongewoon inschikkelijk was en beloofde zijn uiterste best te doen om de officier te overtuigen. Daarna belde ze de ondervrager van de Rijksrecherche, Lars Mikkelsen.
Ze legde uit waarom ze belde, maar toen ze de naam Karl Lundström noemde, begon hij te lachen.
‘Nee, dat klopt niet.’ Mikkelsen schraapte zijn keel. ‘Hij is geen moordenaar. Ik heb in de loop van de jaren met veel moordenaars te maken gehad en ik herken ze. Die man is ziek. Maar geen moordenaar.’
‘Dat is heel goed mogelijk,’ zei Jeanette. ‘Maar ik wil graag meer over zijn contacten in die kinderhandel weten.’
‘Lundström wekt de indruk dat hij aardig goed op de hoogte is van de gang van zaken, maar ik weet niet zeker of er iets bij hem te halen valt. Het is een internationale branche en zelfs als je je tot Interpol wendt, kun je geen hulp verwachten. Geloof me, ik werk al twintig jaar met deze ellende en we proberen het continu.’
‘Waarom ben je er zo zeker van dat Lundström geen moordenaar is?’ vroeg ze.
Mikkelsen schraapte zijn keel weer. ‘Alles kan natuurlijk, maar als je hem zou ontmoeten, snap je het wel. Je zou eens met de psychologen van Forensische Psychiatrie moeten praten. Ene Sofia Zetterlund is er als deskundige bij betrokken. Alleen is het onderzoek nog maar nauwelijks begonnen, dus je kunt beter nog een dagje wachten voordat je contact opneemt met het Huddinge-ziekenhuis.’
Ze beëindigden het gesprek.
Jeanette had niets te verliezen en misschien kon de psycholoog haar verder helpen, al was het maar met een piepklein detail. Dat was wel vaker gebeurd. Het leek erop dat er reden was die Sofia Zetterlund te bellen.
Maar het was al ver na werktijd en Jeanette besloot met het telefoontje te wachten. Nu ging ze naar huis.