Verleden
Ze ademt in de zak die ze heeft gevuld met contactlijm. Eerst wordt ze draaierig, daarna worden alle geluiden om haar heen verdubbeld. Uiteindelijk ziet het Kraaienmeisje zichzelf van bovenaf.
Bij Bålsta verlaat hij de snelweg. Ze is de hele ochtend bang geweest voor het moment dat hij in de berm stopt en de motor uitzet. Ze sluit haar ogen en probeert niet te denken terwijl hij haar hand pakt en die op de goede plek legt. Ze merkt dat hij al hard is.
‘Je weet dat ik mijn behoeften heb, Victoria,’ zegt hij. ‘Dat is doodnormaal. Dat hebben alle mannen en het is heel natuurlijk dat je me helpt te ontspannen, zodat we daarna weer verder kunnen.’
Ze antwoordt niet en houdt haar ogen gesloten als hij met zijn ene hand over haar wang strijkt en met de andere zijn gulp opendoet.
‘Help eens mee en kijk niet zo dwars. Het duurt maar even.’
Zijn lichaam ruikt naar zweet en zijn adem naar zure melk.
Ze doet wat hij haar heeft geleerd.
Ze is in de loop van de tijd steeds handiger geworden en telkens wanneer hij haar prijst, voelt ze zich bijna trots. Omdat ze iets kan en er goed in is.
Als hij klaar is, pakt ze de rol wc-papier die naast de versnellingspook ligt en veegt haar plakkerige handen af.
‘Wat zeg je ervan als we even naar de hypermarkt in Enköping gaan om iets moois voor je te kopen?’ vraagt hij glimlachend en hij kijkt haar liefdevol aan.
‘Oké,’ mompelt ze, want ze geeft altijd mompelend antwoord op zijn voorstellen. Ze weet nooit wat die eigenlijk inhouden.
Ze zijn op weg naar hun zomerhuisje in Dala-Floda.
Ze zullen een heel weekend samen zijn.
Hij en zij.
Ze wilde niet mee.
Bij het ontbijt had ze gezegd dat ze geen zin had om met hem mee te gaan en liever thuisbleef. Toen was hij opgestaan, had de koelkast geopend en er een ongeopend pak melk uit gehaald.
Hij was achter haar gaan staan, had het pak opengemaakt en de koelkastkoude vloeistof over haar heen gegoten. De melk was langs haar hoofd, door haar haar, over haar gezicht en naar haar schoot gestroomd. Op de vloer had zich een grote witte plas gevormd.
Mama had niets gezegd en gewoon haar blik afgewend. Hij was zwijgend naar de garage gegaan om de Volvo in te laden.
Nu zit ze hier, op weg naar een zomers groen Västerdalarna, met een grote zwarte onrust vanbinnen.
Hij raakt haar het hele weekend niet aan.
Natuurlijk heeft hij naar haar gekeken als ze haar nachthemd aantrekt, maar hij is niet bij haar in bed gekropen.
Wanneer ze slapeloos ligt te luisteren of ze zijn voetstappen hoort, doet ze net alsof ze een klok is. Ze gaat op haar buik in bed liggen en dan is het zes uur; vervolgens draait ze zich met de wijzers van de klok mee om naar haar linkerzij en dan is het negen uur.
Een kwartslag verder ligt ze op haar rug en dan is het twaalf uur.
Daarna op haar rechterzij en het is drie uur.
Weer op haar buik en het wordt zes uur.
Op haar linkerzij negen uur en op haar rug middernacht.
Als zij de klok kan sturen, wordt hij door de tijd misleid en komt hij niet naar haar toe.
Ze weet niet of het daardoor komt, maar hij blijft bij haar uit de buurt.
Op zondagochtend, wanneer ze terug moeten naar Värmdö, maakt hij havermoutpap klaar terwijl zij haar idee naar voren brengt. Ze heeft zomervakantie en zou het fijn vinden om nog een poosje te blijven, zegt ze.
In eerste instantie vindt hij haar te klein om zich een hele week in haar eentje te kunnen redden. Ze vertelt dat ze tante Elsa in het huis ernaast al heeft gevraagd of ze bij haar mag logeren en dat tante Elsa heel blij was.
Als ze aan de keukentafel gaat zitten, is de pap ijskoud. Ze krijgt braakneigingen bij de gedachte aan de grijze massa die in haar mond steeds groter zal worden, en alsof de pap nog niet zoet genoeg is, heeft hij er een kopje suiker door gedaan.
Om de smaak van de doorweekte, uiteenvallende en koude havermout te verzachten, neemt ze een slok melk en probeert te slikken. Maar het gaat moeizaam, de pap wil steeds naar boven komen.
Hij staart haar over de tafel aan.
Ze wachten tot de ander wat zegt, hij en zij.
‘Oké. Dan spreken we dat af. Jij blijft. Je weet dat je toch altijd papa’s kleine meid bent,’ zegt hij en hij haalt zijn hand door haar haar.
Ze begrijpt dat hij haar nooit groot zal laten worden.
Ze zal altijd van hem blijven.
Hij belooft naar de winkel te gaan om boodschappen te doen, zodat ze niets tekort zal komen.
Als hij terug is, zetten ze de spullen bij tante Elsa neer voordat hij haar de vijftig meter naar hun huisje terugrijdt om haar kleine koffer met kleren te halen. Als hij bij het hek stopt, geeft ze hem snel een kus op zijn ongeschoren wang en springt de auto uit. Ze heeft gezien dat zijn handen naar haar toe kwamen en wil hem voor zijn.
Misschien neemt hij genoegen met een kus.
‘Zorg goed voor jezelf,’ zegt hij voordat hij het portier dichtdoet.
Hij blijft minstens twee minuten zo in de auto zitten. Ze pakt haar koffer en neemt plaats op het trapje voor het huis. Pas dan wendt hij zijn blik af en de auto begint te rijden.
De zwaluwen duiken over het plaatsje en de melkkoeien van Tupp-Anders grazen in de wei achter het rood geverfde gemakhuisje.
Ze ziet hem de grote weg op gaan en door het bos rijden en weet dat hij zo meteen terugkomt onder het mom dat hij iets heeft vergeten.
Ze weet met dezelfde onfeilbare zekerheid ook wat hij wil dat ze doet.
Alles is zo voorspelbaar en alles moet zich minstens twee keer herhalen voordat hij echt weggaat. Misschien moet hij drie keer terugkomen voordat hij rustig is.
Ze zet haar tanden op elkaar en kijkt naar de bosrand, waar je tussen de bomen vagelijk het meer kunt zien. Na drie minuten ziet ze de witte Volvo komen en ze gaat weer naar de keuken.
Deze keer is het in tien minuten voorbij. Na afloop ploft hij in de auto, neemt afscheid en draait de sleutel om.
Victoria ziet de Volvo opnieuw achter de bomen verdwijnen. Het geluid van de motor klinkt steeds verder weg, maar de klomp in haar maag is nog intact en ze blijft zitten wachten, want ze wil niet te vroeg juichen. Ze weet hoe groot de teleurstelling dan zal zijn.
Maar hij komt niet terug.
Als ze dat beseft, gaat ze zich bij de waterput wassen. Moeizaam takelt ze een emmer ijskoud water omhoog en bibberend schrobt ze zichzelf schoon voordat ze naar tante Elsa toe gaat voor de lunch en een kaartspelletje.
Nu kan ze beginnen te ademen.
Na het eten besluit ze in het meer te gaan zwemmen. Het pad is smal en bedekt met naalden. Het voelt zacht onder haar blote voeten. Vanuit het bos hoort ze een intens gepiep en ze begrijpt dat het hongerige jonge vogels zijn die wachten tot hun ouders ze iets eetbaars komen brengen. Het gepiep is vlakbij. Ze blijft staan en kijkt zoekend rond.
Een klein gat, op amper twee meter hoogte in een oude den, verraadt waar het vogelnest zit.
Als ze bij het meer is, gaat ze op haar rug in de roeiboot liggen en kijkt naar de hemel.
Het is half juni en de lucht is nog vrij kil.
Koud water spoelt op het ritme van het gekabbel heen en weer tegen haar rug. De hemel is als vieze melk met vuurspetters. In de bosrand klaagt een parelduiker.
Ze overweegt zich door de golven de rivier op te laten voeren, naar het vrije en het opene, weg van alles. Ze is slaperig, maar vanbinnen weet ze al heel lang dat ze nooit diep genoeg kan slapen om te kunnen ontsnappen. Haar hoofd is als een lamp die brandend in een stil, donker huis is vergeten. Om het koude elektrische licht fladderen de nachtvlinders met hun droge vleugels altijd in haar ogen.
Net als anders zwemt ze vier keer heen en weer tussen de steiger en de grote steen die op vijftig meter in het meer ligt voordat ze haar deken uitspreidt en een eindje van de witte zandstrook in het gras gaat liggen. De vissen zijn onderhand wakker geworden en de muggen scheren samen met libellen en schaatsenrijders over het water.
Ze ligt met gesloten ogen te genieten van de eenzaamheid die niemand kan verstoren als ze opeens stemmen uit het bos hoort.
Er komen een man en een vrouw over het pad aanlopen en voor hen uit holt een kleine jongen met lange blonde lokken.
Ze groeten haar en vragen of het een privéstrand is. Ze antwoordt dat ze daar niet helemaal zeker van is, maar dat ze denkt dat iedereen er mag komen. Zij zwemt hier in elk geval altijd.
‘O, je woont hier al lang, hoor ik,’ zegt de man met een glimlach.
De kleine jongen rent enthousiast naar het water en de vrouw gaat snel achter hem aan.
‘Wonen jullie daar?’ vraagt de man wijzend. Het zomerhuisje schemert iets verderop tussen de bomen door.
‘Ja, dat klopt. Papa en mama zijn in de stad om te werken en ik ben de hele week alleen.’
Ze liegt, omdat ze wil zien hoe hij reageert. Ze heeft een eigen antwoord waarvan ze de geldigheid wil controleren.
‘Zo, dus je bent een zelfstandig meisje?’ vraagt de man.
Ze ziet dat de vrouw bij het strand de kleine jongen uit de kleren helpt.
‘Best wel,’ antwoordt ze en ze draait zich naar de man om.
Hij lijkt het wel vermakelijk te vinden.
‘En hoe oud ben je?’
‘Tien.’
Hij glimlacht en trekt zijn overhemd uit.
‘Tien jaar en de hele week alleen. Net als Pippi Langkous.’
Ze leunt achterover en haalt haar vingers door haar haar. Daarna kijkt ze hem recht aan.
‘Ja, en wat dan nog?’
Tot haar teleurstelling ziet de man er allerminst verbaasd uit. Hij geeft geen antwoord, maar kijkt naar zijn gezin.
De jongen loopt net het water in en wordt gevolgd door de vrouw, die haar spijkerbroek tot haar knieën heeft opgetrokken.
‘Goed zo, Martin!’ roept hij trots.
Dan trekt hij zijn schoenen uit en maakt zijn broek los. Onder zijn spijkerbroek draagt hij een strakke zwembroek met de Amerikaanse vlag erop. Zijn hele lichaam is gebruind en ze vindt hem knap. Niet zoals papa, die een buikje heeft en altijd spierwit is.
Hij kijkt haar onderzoekend aan.
‘Jij lijkt me een klein meisje met veel haar op de tanden.’
Ze antwoordt niet, maar heel even ziet ze iets in zijn blik wat ze meent te herkennen. Iets waar ze niet van houdt.
‘Oké, tijd voor een duik,’ zegt hij en hij keert haar de rug toe.
Hij loopt naar het strand en voelt het water. Victoria gaat staan en pakt haar spullen bij elkaar.
‘Misschien tot een volgende keer,’ zegt de man en hij zwaait naar haar. ‘Dag!’
‘Dag,’ antwoordt ze. De eenzaamheid is opeens hinderlijk.
Terwijl ze over het pad loopt dat het bos in voert en haar naar het huisje brengt, probeert ze uit te rekenen hoe lang het zal duren voor hij langskomt.
Waarschijnlijk komt hij morgen al, denkt ze. Om de grasmaaier te lenen.
Het gevoel van geborgenheid is weg.