70
‘Ja, ik herinner me mevrouw Tolliver. Ze kwam hier vaak.’
Mace en Roy zaten aan een tafel bij Simpsons en praatten met een ober. Ze hadden inlichtingen ingewonnen, en toevallig had deze zelfde man Diane Tolliver op vrijdagavond bediend.
‘Ze was niet alleen, hè?’ vroeg Mace.
‘Nee, ze had een man bij zich. Verdomd jammer wat er met haar is gebeurd.’
‘Kunt u de man beschrijven?’ vroeg Roy.
De ober keek hem aan. ‘Denkt u dat hij iets met haar dood te maken had?’
‘We sluiten nog niets uit.’
‘Bent u van de politie?’
‘Privédetectives,’ zei Mace. ‘Ingehuurd door haar familie. Is de politie al geweest?’
De man knikte. ‘Ja.’
‘U wilde een beschrijving van de man geven,’ drong Mace aan.
‘Blanke man. Jaar of vijftig, peper-en-zoutkleurig haar, kort en kalend. Niet zo lang als u,’ zei hij, wijzend naar Roy. ‘Ongeveer een meter vijfenzeventig. Hij droeg een pak.’
‘Bril? Baard?’
‘Nee.’
Mace liet hem Watkins’ rijbewijsfoto zien.
‘Die was het niet.’
‘U weet geen naam?’ vroeg ze.
‘Nee. Mevrouw Tolliver betaalde de rekening.’
‘Had u hem eerder met haar gezien?’
‘Nee.’
‘Hadden ze veel trek?’
‘Ja, dat zeker. Mevrouw Tolliver nam de filet mignon met aardappelpuree en groenten. Koffie, maar geen toetje. De man nam de zalm met een salade en een kommetje kreeftensoep vooraf.’
‘Wijn, cocktails?’
‘Zij nam een glas van de huismerlot. Hij nam twee glazen chardonnay.’
‘U hebt een goed geheugen.’
‘Valt wel mee. Toen de politie kwam, heb ik op de bon gekeken.’
‘Weet u nog op welke tijden Tolliver en de man kwamen en vertrokken?’ vroeg Roy.
‘Ze kwamen om ongeveer halfacht en gingen ongeveer twee uur later weg. Ik weet nog dat ik op de klok keek toen ze gingen zitten, want mijn neef zei dat hij om ongeveer kwart voor acht zou langskomen voor een drankje aan de bar, en ik wist dat het tegen die tijd liep.’
‘En u bent vrij zeker van de tijd waarop ze vertrokken?’
‘Het was vrijdagavond, maar we hebben niet meer dan vijftien tafels en het was niet druk. Er waren maar twee andere tafels bezet. Daarom weet ik de tijd inderdaad nog. En als de rekening uit de computer komt, staan de datum en de tijd erop. Nadat ze hadden betaald, zijn ze niet blijven hangen. Ik heb hun tafel zelf afgeruimd.’
‘Maakten ze een nerveuze indruk?’ vroeg Mace.
‘Nou, ze kwamen niet samen binnen. Zij was er het eerst en toen kwam hij. Ze gingen aan die tafel daar zitten.’ Hij wees naar een tafel in een kleine nis. ‘Je hebt daar vrij veel privacy vanwege de muur.’
‘Gingen ze samen weg?’ vroeg Roy.
‘Nee. Zij ging eerst, en toen hij. En hij keek de hele tijd omlaag, alsof hij niet wilde dat iemand hem goed te zien kreeg.’
Ze stelden hem nog een paar vragen, en Roy liet zijn kaartje achter voor het geval de ober zich later nog iets herinnerde. Toen ze buiten liepen, haalde Mace de rapporten uit haar zak die ze van de patholoog-anatoom had gekregen en keek erin.
‘Wat is er?’ vroeg Roy.
‘Ik weet het niet. Niets, denk ik.’
‘Dus ze had niet met Watkins gedineerd. Er is nog iemand.’
‘Blijkbaar. En ze wilden niet dat mensen hen samen zagen. Afgelegen restaurant, een tafel in een nis; ze kwamen en gingen afzonderlijk.’
‘We hebben mijn auto in de garage laten staan. Wat nu? We kunnen niet naar Alexandria lopen.’
‘We kunnen een taxi nemen naar Altmans huis, mijn motor pakken en dan verdergaan.’
‘Denk je dat degenen die achter ons aan zitten weten dat je bij Altman woont?’
‘Dat is mogelijk.’
‘Maar als ze om de een of andere reden iets tegen Altman ondernemen? Je weet wel, hem op de een of andere manier tegen jou gebruiken?’
‘Herbert heeft me verteld dat er drie fulltime bewakers op het terrein wonen. Na zijn aanvaring met hf-12, die drugsbende, zal Abe wel tot de conclusie zijn gekomen dat het geen kwaad kan zelf ook wat mannen in te zetten. Een van hen is een vroegere marine- seal , nummer twee was scherpschutter in het gijzelingsteam van de fbi , en nummer drie heeft vroeger bij de Secret Service gezeten. Hij heeft vijf jaar in Irak gezeten, waar hij met contraterrorisme bezig was.’
‘Verrek. Ik heb die kerels helemaal niet gezien toen ik daar was.’
‘Dat is nou juist de bedoeling, Roy.’
De taxi zette hen af bij Altman. Ze nam in het gastenverblijf een paar minuten de tijd om wat dingen in haar plunjezak te doen. Toen ze buiten naar haar motor liepen, zei Roy: ‘Wat zit er in die zak?’
‘Dingen.’
‘Dingen om in te breken?’
‘Stap op.’
Roy zat nog maar amper op de Ducati of Mace trapte met haar laars op de koppeling. Het achterwiel greep het asfalt nog even vast, en toen kwam zijn energie vrij en vlogen ze over de weg. De automatische poort ging open en Mace schakelde naar de hoogste versnelling. Even later reden ze over de winderige, met bomen omzoomde George Washington Parkway. Ze reden zo snel langs auto’s dat Roy de bestuurders amper kon zien.
Ten slotte riep hij in haar oor: ‘Waarom rijd je zo verrekte hard?’
‘Ik krijg een kick van snelheid.’
‘Ben je ooit met dit ding gecrasht?’
‘Nog niet,’ riep ze boven het gieren van de Ducati uit naar achteren.
Roy hield haar middel met beide handen omvat en mompelde een kort, maar hartgrondig gebed.