48
Er werkte bij A-1 maar één persoon achter de balie toen Roy en Mace binnenkwamen. Hij was jong en hij had dopjes in zijn oren, met snoertjes die naar een iPod aan zijn riem afhingen. Zijn hoofd deinde op de muziek terwijl hij de post op de balie sorteerde. Mace liep met Roy naar de muur van postbussen. Ze keken vlug naar de nummers op de bussen en constateerden dat die geen van alle overeenkwamen met het nummer dat Mace van de originele sleutel had genoteerd.
‘Plan B,’ fluisterde ze tegen Roy.
Mace liep naar de man bij de balie. ‘Pardon, ik heb een vraag.’
De man haalde een van de dopjes uit zijn oren, maar zijn hoofd bleef swingen. ‘Ja?’
Mace hield de sleutel omhoog. ‘Mijn tante is van de trap gevallen en heeft haar stuitbeen gebroken. Dat is het goede nieuws.’
‘Dat ze haar stuitbeen heeft gebroken?’ vroeg de jongen verbaasd.
‘Ja, want anders was ze niet naar het ziekenhuis gegaan en hadden ze haar niet onderzocht en dus ook niet ontdekt dat ze een bizarre vorm van melaatsheid heeft, die ze in Afrika of een andere verre uithoek heeft opgelopen. Die ziekte vreet je huid gewoon van je lijf. En het is zo besmettelijk dat je oogballen uit je kop vallen als ze alleen maar op je ademt. Ik heb nog nooit zoiets ergs gezien. Het heeft een heel lange medische naam.’
‘Verrek, wat erg,’ zei de jongen. Zijn hoofd swingde nog in het ritme.
‘Hoe dan ook, dit is haar sleutel en ze heeft me gevraagd haar post op te halen. Alleen weet ze niet meer welke postbus van haar was.’
‘O.’
‘Ja. Dus ik kan niet bij de post. En daar zitten cheques en medische rekeningen in die ze nodig heeft. Het is een heel gedoe, maar ik ben haar enige familielid.’
‘Hoe heet ze?’
‘Diane Tolliver.’ Mace kruiste haar vingers. Hij hoopte dat de jongen niet over de moord op de vrouw had gelezen.
De jongen drukte op toetsen van de computer. ‘Ja, ze heeft hier een postbus.’
‘Wat is het nummer?’
De jongen haalde het andere dopje uit zijn oor. De uitdrukking op zijn gezicht werd harder. ‘Eigenlijk mag ik die informatie niet geven. Postvoorschriften of zoiets. U weet wel, gevaar voor terrorisme en zo.’
‘Verrek, daar had ik niet aan gedacht.’ Ze keek Roy aan. ‘Nou, ga jij dan tante maar halen, dan kan ze een identiteitsbewijs laten zien.’ Ze keek de jongen weer aan. ‘Ze konden haar niet langer in het ziekenhuis houden, omdat ze daar niet ingesteld zijn op dat soort besmettelijkheid. En dus brengen we haar naar het Johns Hopkins-ziekenhuis. We waren nog maar net op weg of ze riep al om haar post. Onder ons gezegd denk ik dat die ziekte haar geest ook heeft aangetast. U weet wel, dat mensen hun postbusnummer vergeten en zo. In elk geval verwoest het je seksuele aandrang. Artsen zeggen dat er niets van het libido overblijft, zeker bij jongere mensen. In elk geval zit ze nu in de auto, onder de builen. En haar gezicht ziet eruit als smeltende teer. Wij lopen geen gevaar, want we zijn ertegen ingeënt, maar als ik jou was, zou ik me ergens achterin gaan verstoppen of zo. En als ze hier iets aanraakt, moet je het goed schoonmaken met chloor of zoiets. De bacterie kan nog weken blijven leven op bijna niets. Dat heeft een verpleger in het ziekenhuis tot zijn schade ondervonden.’ Ze keek Roy weer aan. ‘Ga haar maar halen. Haast je een beetje. Ik wil niet in de file komen te staan onderweg maar Baltimore.’
Roy draaide zich om naar de deur, maar de jongen riep uit: ‘Het is postbus 716. De tweede van links in de bovenste rij daar.’
‘Weet je het zeker?’ vroeg Mace. ‘Ik wil niet dat je in de problemen komt. En tante is buiten. Ze kan lopen, maar valt vaak, omdat de builen barsten en haar voeten uitglijden in de etter. Je zou de achterbank van mijn auto eens moeten zien. Het is echt smerig.’
De angstige jongen ging een stap terug. ‘Nee, het is goed. Maakt u hem maar open. Uw tante hoeft hier niet te komen.’
‘Bedankt, man.’ Roy wilde hem een hand geven, maar de jongen deed een stap achteruit en pakte een grote bak met post op. ‘Graag gedaan,’ zei hij.
Roy en Mace liepen naar postbus 716.