29
Mace zat op haar motor, en intussen brandde belangrijk bewijsmateriaal met betrekking tot een moordonderzoek een gat in de zak van haar jasje. Ze had zojuist een misdrijf begaan in een stad waar haar zus commandant van het politiekorps was.
‘Je bent een idioot,’ mompelde ze, wachtend voor een verkeerslicht. ‘Een stommeling. Een roekeloos stuk verdriet dat nooit weet wanneer ze ‘‘Nee, doe dat niet!’’ moet zeggen.’ Ze had haar zus beloofd dat ze juist niet zou doen wat ze nu wel deed. Ze had beloofd zich niet in de zaak te zullen mengen.
Maar er was haar in de gevangenis iets overkomen waar zelfs Beth niet van wist. Ze had een oud krantenbericht gelezen over een fbi -agent die veroordeeld was omdat hij een getuige zou hebben beïnvloed, een gangsterbaas zou hebben geholpen en zou hebben meegewerkt aan het vervoer van wapens over staatsgrenzen. Hij had voortdurend gezegd dat hij onschuldig was en beweerd dat hij erin geluisd was, maar dat was tevergeefs geweest. Hij was berecht en veroordeeld en had zijn volledige straf uitgezeten. Toen hij vrijkwam, was hij naar een andere staat verhuisd, in het geheim undercover gegaan en in een gewelddadige drugsbende geïnfiltreerd. Met gevaar voor eigen leven had hij een massa bewijsmateriaal verzameld, en daarna had hij alles overgedragen aan de fbi , die de arrestaties verrichtte. Hij was zelfs in de getuigenbank verschenen om een verklaring tegen de bendeleiders af te leggen. De media hadden veel werk van het verhaal gemaakt en het grote publiek was hevig verontwaardigd geweest.
De redenering was: waarom zou een schuldige zoiets doen? Hij moest onschuldig zijn geweest. Het was duidelijk een rechterlijke dwaling geweest. De druk van het publiek drong door tot politici op nationaal niveau, en uiteindelijk had de fbi zijn eigen regels naast zich neergelegd en de man ondanks zijn veroordeling voor een misdrijf in zijn functie hersteld. De man was uiteindelijk aan het hoofd van het fbi -bureau in het Midden-Westen komen te staan en had daar grote successen geboekt.
Die fbi -agent heette Frank Kelly, en een wanhopige Mace had hem vanuit de gevangenis een brief geschreven om haar situatie uiteen te zetten. Kelly was zowaar naar West Virginia gekomen om haar te spreken. Hij was een grote, stevig gebouwde kerel met een nuchtere houding. Hij had zich in haar zaak verdiept en zei tegen haar dat hij geloofde dat ze onschuldig was. Maar hoewel hij met haar meeleefde, had hij er ook niet omheen gedraaid. ‘Het zal je nooit lukken die veroordeling ongedaan te maken. Er zijn te veel obstakels. Zelfs wanneer je iets ontdekt, is het nagenoeg onmogelijk om met voldoende bewijzen te komen. Er zullen altijd mensen tegen je zijn, mensen die je niet willen geloven. Wat je wel kunt doen, is weer in het zadel gaan zitten als je vrij bent. Je gaat er op eigen houtje tegenaan, met je eigen lef, zonder steun van het politiekorps, en je steekt je nek uit, zoals ik heb gedaan. Dan maak je een kans dat je je in de publieke opinie vrijpleit. Maar je hebt geen garanties,’ had Kelly eraan toegevoegd. ‘En ik moet je zeggen dat ik veel geluk heb gehad. Maar op die manier kun je tenminste zelf iets ondernemen. Dan heb je tenminste een kans. Anders kom je nooit meer bij de politie.’
‘Dat is het enige wat ik wil,’ had Mace tegen hem gezegd. ‘Een kans.’
Hij had haar een hand gegeven en succes gewenst.
Dat is alles wat ik wil: een kans om weer bij de politie te komen.
Er waren indertijd mensen in het politiekorps geweest die geloofden dat Mace een voorkeursbehandeling kreeg omdat ze de zus van Beth Perry was, maar in werkelijkheid was het omgekeerde het geval. Beth had elke schijn van vriendjespolitiek willen vermijden en het Mace zelfs moeilijker gemaakt dan al haar andere ondergeschikten. Mace had elke promotie, elke eervolle vermelding en elk litteken verdiend, ook de littekens die voor niemand te zien waren. Ze was met enige minpunten, maar met een veel groter aantal lofprijzingen van de politieschool gekomen. Ook de instructeurs die haar die slechte cijfers hadden gegeven, vonden dat ze over het geheel genomen de beste politierekruut was die tot de politie van Washington werd toegelaten sinds, nou, sinds haar zus jaren eerder als beste van haar jaar was afgestudeerd.
In recordtijd was ze van straatagente naar brigadier gepromoveerd, en daarna had ze de sprong gemaakt naar de recherche, waar ze op de afdeling Moordzaken en Zedendelicten was komen te werken. Ze had het vak geleerd door gruwelijke moorden en verkrachtingen te onderzoeken en zaken die zo oud waren dat de dossiers al net zo blauw waren als de lijken. Ze had haar eigen procedures bedacht, en hoewel ze daarvoor soms op haar kop had gekregen, maakten veel van die methoden nu deel uit van de onderzoekstechnieken die op de politieschool werden gedoceerd.
In de loop van haar carrière had ze vrienden gemaakt, omdat ze trouw was en nooit collega’s verklikte, zelfs niet als ze het eigenlijk verdienden. En ze had vijanden gemaakt die ze zou houden tot de dag waarop er een eind aan haar of hun leven kwam. Aan de andere kant had Mace ook vijanden gemaakt die ervan overtuigd konden worden dat ze bij haar in het krijt stonden. En daarom was ze nu hier.
Mace parkeerde haar Ducati voor een winkel met een fraaie rode luifel met daarop de naam van de onderneming: Citizen Soldier Ltd.
Leuk.
Ze maakte de deur open en liep naar binnen.
De planken aan de muren waren bedekt met zo ongeveer alle denkbare wapens die er te krijgen waren. In getraliede kasten stonden jachtgeweren, gewone geweren en aanvalswapens te wachten tot schietgrage vingers ze meenamen. In afgesloten vitrinekasten lagen allerlei automatische en semiautomatische pistolen en ouderwetse revolvers.
‘Hé, Binder,’ riep ze naar de man die achterin bij de kassa stond. ‘Verkoop je nog steeds prullige geweren met korte loop, gemaakt van omgebouwde AR -15-pistolen, zonder dat ze door de atf zijn goedgekeurd en zonder dat je de verschuldigde belastingen betaalt?’
Binder droeg een camouflagebroek en een strak shirt dat zijn getrainde borstspieren, deltaspieren en biceps goed tot hun recht liet komen. Hij droeg ook militaire laarzen. Ze waren versleten en leken echt. Dat leken ze omdat ze het waren, wist ze. Hij had jarenlang in het uniform van Uncle Sam rondgelopen, maar hij had ook een tijd in de bak gezeten en was oneervol ontslagen. Hij had namelijk wat bijverdiend door in drugs te handelen, en twee groentjes die net van de rekrutenopleiding kwamen hadden bijna hun leven verloren doordat ze slecht bereide methamfetamine inspoten. Hij droeg zijn haar in een ouderwets afrokapsel dat haar aan de jonge Michael Jackson deed denken. Dat was nogal bijzonder, want de man was blank, had grote sproeten over zijn hele gezicht en vlammend rood haar, behalve waar het grijs was geworden bij de wortels.
‘ Send in the clowns ,’ zong ze zachtjes.
Binder draaide zich met een ruk om. In zijn ene vlezige hand had hij een metaaldetector en in zijn andere een militair knipmes.
‘Hé, kijk jij even blij dat ik er ben!’ zei ze.
‘Wanneer hebben ze jou vrijgelaten?’ Het kwam er meer als een klodder spuug uit dan als een vraag die uit woorden bestond.
‘Dat hebben ze niet. Ik ben ontsnapt. Wil je me aangeven voor de beloning?’
Hij legde het mes op een plank met een heleboel andere messen, allemaal met een prijskaartje. ‘Ik heb het druk,’ bromde hij. ‘Ik weet dat je niet meer bij de politie bent, dus denk maar niet dat je me kunt intimideren.’
In plaats van weg te gaan groef ze in de berg messen op de plank en pakte er een op met een dubbel houten heft. Met een snelle polsbeweging liet ze het vijftien centimeter lange vlijmscherpe lemmet uitschieten. ‘Goh, een met de hand gemaakt Filipino Balisong-mes, elk heft uit één stuk en met ik-kogellagers. Heel mooi. Maar jammer genoeg is de import ervan al sinds de jaren tachtig verboden in de Verenigde Staten.’
Binder was blijkbaar niet onder de indruk van die informatie. ‘O ja?’
‘En de Balisong wordt officieel als een valmes, vlindermes of stiletto beschouwd. Die zijn verboden in Washington en Maryland, en je mag ze niet verkopen in Virginia.’
‘Iemand is vergeten me de memo te sturen. Ik zal er met mijn advocaat over praten.’
‘Goed. Terwijl jij dat doet, bel ik de politie, dan kan die nog eens goed naar je inventaris kijken. Als je graag vrouwenkleren draagt, kan ik je voor de komende jaren een heel prettig onderkomen in West Virginia aanbevelen.’ Ze keek naar zijn ruige haardos. ‘En weet je wat nog het mooiste is? Je hoeft niet eens een ander kapsel te nemen.’
Binder boog zich naar haar toe. ‘Wat wil je, mens?’
‘Wat spullen. En ik betaal ervoor, alleen niet de volle prijs, want ik ben arm en gierig.’
Ze hield de Balisong omhoog en liet het lemmet met een snelle beweging in het dubbele heft verdwijnen. ‘En verberg de illegale zooi de volgende keer ergens achter in je winkel, Bin. Je kunt de jongens van de recherche op z’n minst laten werken voor hun geld. Anders worden ze lui.’
‘Wat voor spullen?’
‘Mijn verlanglijstje begint met een ultraviolette blauwe lamp, fluorescerende verfstof en een contrasterende bril. O ja, en kom niet met goedkope Chinese troep aanzetten. Ik heb door al dat gevangenisvoedsel al genoeg lood binnengekregen.’
‘Ik heb een mooi setje voor driehonderd dollar plus btw,’ mompelde hij.
‘Goed. Ik geef je er vijftig voor.’
Zijn brede gezicht zwol op van woede, zodat zijn sproeten op gigantische amoeben leken. ‘Dat is afzetterij. Weet je wel hoeveel huur ik hier moet betalen?’
‘In de gevangenis betaal je geen huur. Maar ik weet wel dat sommige stoere types daar gék zijn op roodharigen.’
Binders gezicht verslapte net zo snel als het was opgezwollen. ‘Wat nog meer?’ zei hij dof.
‘Nou, laten we eens naar al dat speelgoed kijken,’ zei ze poeslief.
Toen ze klaar was, stopte ze haar aankopen in een grote rugzak die ze Binder er gratis bij had laten doen. Een riem met een extra dingetje in de gesp, die ze van hem had gekocht, zat al strak om haar middel. Ze had betaald en was al op weg naar de deur toen hij riep: ‘Ik verwed er twintig dollar om dat je binnen zes maanden weer in de bak zit.’
Ze draaide zich meteen om. ‘En ik vijftig dat alle illegale shit die je hier laat liggen binnen achtenveertig uur door de politie in beslag wordt genomen.’
Binder sloeg met zijn vuist op de toonbank. ‘Ik dacht dat we iets hadden afgesproken!’
‘Daar kan ik me niks van herinneren. Ik had het alleen over stiletto’s en toen gaf je me een mooie korting. Ik dacht dat het een soort codewoord voor favoriete klanten was.’
‘Jij... bent... een... kreng!’
‘Heb je er al die jaren over gedaan om daarachter te komen, klootzak?’
Hij keek naar de rugzak. ‘Wat ga je doen met al die spullen?’
‘Ik blijf niet aan de zijlijn staan, Bin.’
‘Wat bedoel je daar nou weer mee?’
‘Twee jaar in de hel, en mijn penning recht uit mijn hart gerukt: dat bedoel ik.’