4

Het was voor alle twee een buitengewone ervaring, aan te komen bij het betrouwbare pand voor de vergadering met Basilisk en Scylla die vóór de vakantie op Korfoe was afgesproken, en het hele huis met de grond gelijk gemaakt aan te treffen.

‘Net als Carthago, zou de ouwe Lindsay zeggen,’ zei Graham. ‘Alleen ploegden de Romeinen daar de grond nog om ook. En het zou me niet verbazen als ze er zout in hadden gestrooid ook.’ Het was zondagmiddag. Ze hadden geen kranten gezien, geen radio gehoord, niet naar de televisie gekeken. Het hele gezin in Church Bar was nog maar net uit bed. Mungo en Graham stonden aan de overkant van Ruxeter Road en keken samen met een klein groepje omstanders naar de zwartgeblakerde ruimte, de paar gespaard gebleven stijlen en balken, de haastig opgetrokken draadafrastering om het geheel. Mungo had het woeste idee dat dit het werk van Centrale Moskou was: het was een kwestie van tijd geweest voordat Rosie Whittaker zou ontdekken waar hun betrouwbare pand zich bevond. Iedereen zei dat ze keihard en onverschrokken was. Wie weet had ze het zelf in brand gestoken, of het een van haar agenten laten doen… Nee, dat was onmogelijk, hij moest zijn fantasie niet met hem op de loop laten gaan, het was veel waarschijnlijker dat een van de bouwvakkers met een gasvlam de schuldige was geweest.

Graham stak een sigaret op. Ondanks de bewolkte hemel en het feit dat het een tamelijk donkere grijze dag was voor augustus had hij zijn zonnebril op. Mungo bedacht dat hij alleen nog maar zo’n zachte gleufhoed op hoefde te hebben om door te kunnen gaan voor een spion in een film uit de jaren dertig.

‘Daar valt niet veel meer aan te redden,’ zei hij.

‘We zullen een ander betrouwbaar pand moeten vinden,’ zei Graham. ‘Mijn broer zegt dat er in Hartlands een huis op afbraak staat.’

Grahams broer Keith, alias Scylla, had hier ook moeten zijn. Maar hij was natuurlijk niet gekomen omdat hij het nieuws over de brand in de krant had gelezen of op de televisie gezien. Mungo hoorde een man achter hen zeggen: ‘Er was iemand in dat huis. Ze hebben een lijk gevonden. Maar ze weten nog niet wie het is.’

‘Jawel.’ Dit was afkomstig van iemand die misschien een recentere krant had gelezen of een recenter televisieprogramma had gezien. ‘Het was een man. En zijn auto stond buiten geparkeerd.’

Mungo en Graham liepen door. Ze overwogen naar de bioscoop te gaan, naar de Fontaine, waar de Japanse film plaats had gemaakt voor een aardig toepasselijke oude film Het Masker van Dimitrios, maar Graham zei dat hij beter naar zijn tante kon gaan om met Keith te praten. Mungo ging naar huis en maakte een omweg over Nevin Square om te zien of er een boodschap in het contactpunt bij het standbeeld zat, maar de hand van Lysander Douglas was leeg. Hij had met enige opwinding uitgezien naar het ontcijferen van de volgende boodschap, die, zo verwachtte hij, hoogstwaarschijnlijk met zeventien voor de datum zou beginnen en zou eindigen met ongeveer tien uur vijftien voor de tijd. De lege hand stelde hem enigszins teleur.