9

Het hotel was geen gebouw maar een verzameling ronde hutjes met grasdaken, heel sjiek ingericht van binnen en bestaande uit badkamer, slaapkamer en zonneterras. Mungo en Graham O’Neill zaten samen in een van die hutjes. Na een familiediner in een visrestaurant in het dorp waren ze hier teruggekeerd om een kaart naar meneer Lindsay te schrijven, met Corcyra erboven in plaats van Korfoe. Een zoenoffer voor Cerberus, zei Graham. Dus dat schreven ze er ook maar bij, denkend dat het de gefrustreerde classicus een plezier zou doen.

‘Cerberus zou een goeie naam zijn voor een agent,’ zei Mungo. ‘Ik weet niet waarom we daar nooit aan hebben gedacht.’

‘Die kun je dan aan Martin Hillman geven,’ zei Graham, terwijl hij een sigaret opstak.

‘Moet je nou zonodig roken? Als pap langskomt zal hij helemaal van streek zijn vanwege het gevaar voor je longen.’

‘Oké, ik zal er mee ophouden, maar je kunt niet van me verwachten om daar tijdens de vakantie mee te beginnen. Een mens moet zijn pleziertjes hebben. Jij bent zo’n verrekte calvinist. Waarschijnlijk je Schotse bloed.’

‘Neem me niet kwalijk,’ zei Mungo. ‘Calvijn was een Fransman.’

Graham viel als eerste in slaap. Dat deed hij meestal. Mungo dacht wel eens dat de sigarettenlucht hem uit zijn slaap hield. De terrasdeuren stonden open en de maan was heel helder. Mungo keek vanuit zijn bed naar een hagedis op de gepleisterde muur, net voorbij de open deur. In het maanlicht had het diertje een lange, diepzwarte schaduw met een hoge kam. Als hij zijn ogen half dichtkneep en een beetje scheel keek, leek de hagedis heel groot te worden, net een draak. Dat deed hem denken aan Charles Mabledene en daarna aan de code van Centrale Moskou. Op de een of andere manier had hij er niet veel fiducie in dat Draak de sleutel tot die code zou vinden. Dat wil zeggen, tenzij Rosie Whittaker had besloten om met een andere te beginnen.

Hij draaide zijn hoofd om op Grahams digitale wekker op het nachtkastje tussen hen in te kijken. Mungo was niet voor niets de zoon van zijn vader en hij maakte zich danig zorgen als hij dacht slaap tekort te komen. Een digitale klok was eigenlijk niet het beste instrument voor iemand met die instelling, want je zag de minuten letterlijk voorbijgaan. Maar het was hier binnen niet licht genoeg om op een normaal horloge te kijken. De klok gaf elf uur drieënveertig aan en op dat moment begreep Mungo in een vlaag van inspiratie wat de getallen aan het eind van de codeberichten van Centrale Moskou voorstelden.

Geen huisnummers en geen telefoonnummers, maar de tijd. Zo simpel lag dat. Het waren tijdsaanduidingen, negen uur eenendertig, drie minuten over tien, twaalf uur achtenvijftig. Hij overwoog Graham wakker te maken om hem op de hoogte te brengen, maar besloot het niet te doen. In plaats daarvan stond hij op en ging op het luchtbed op het terras liggen kijken naar de hagedis die een draak was geworden en die met trage, weloverwogen, gestage stappen over een eindeloze lege vlakte liep.