11
Fergus reed altijd een Volvo, hield die vijf jaar en ruilde hem vervolgens in voor een nieuwe. De laatste was afkomstig van garage Mabledene, die een jaar of twee geleden een filiaal in de stad had geopend.
‘Buitengewone naam,’ zei Fergus.
‘O ja?’ zei Mungo. ‘Bij mij op school zit een Charles Mabledene, hij woont in ons huis.’
‘Dat moet dezelfde familie zijn. Arme kerel. Wat zal hij geplaagd worden.’
‘Geplaagd? Waarom?’
Fergus keek hem aan op een manier die suggereerde dat het hem droevig stemde dat zijn jongste zoon achterlijk was. ‘Nou, Mabel. Ik neem aan dat hij Mabel wordt genoemd, niet dan? In mijn tijd zou hij zeker Mabel genoemd zijn.’
Mungo begreep niet waar zijn vader het over had. Hij had nog nooit de meisjesnaam Mabel gehoord.
‘De tijden zijn veranderd sinds jij daar was,’ zei Lucy.
Meisjes in de zesde klas, bedoelde ze. Leerlingen die elkaar aanspraken met de voornaam. In Utting hadden ze meisjes in alle klassen en Sterns nieuwe rechterhand was een meisje. Mungo bedacht wat een komisch idee het was dat zijn vader en hij niet dezelfde taal schenen te spreken. Het was net alsof ze weliswaar allebei Engels spraken, maar dat ieder zijn taal in een ander deel van de wereld had geleerd, duizenden kilometers van elkaar verwijderd, in landen met totaal andere tradities en gebruiken. Hij bleef aan de ontbijttafel zitten toen zijn vader naar zijn ochtendspreekuur was vertrokken en probeerde erachter te komen wat hij bedoelde toen hij zei dat iemand medelijden verdiende omdat hij misschien een meisjesnaam zou krijgen toebedeeld waar niemand ooit van had gehoord. Maar na een poosje gaf hij het op. Het was trouwens toch onmogelijk om je voor te stellen dat je medelijden had met Charles Mabledene, daar was hij helemaal het type niet voor. Charles Mabledene was overgelopen en Stern was woedend geweest. Geen wonder. Zulke briljante agenten als Charles groeiden niet aan de bomen. Op het moment van overlopen zat hij op de lagereschoolafdeling van Utting, in Andrade House, samen met Sterns broer Michael, en meteen na het toelatingsexamen voor de middelbare school had hij Mungo opgebeld. De situatie, zei Angus toen hij het later hoorde, had wel iets weg van zijn eigen ervaring met Guy Parker. Want de kern van Charles’ gesprek met Mungo die avond was dat hij, zonder een woord te zeggen tegen Ivan of Michael Stern of wie dan ook behalve zijn ouders en de schoolleiding van Rossingham, had besloten om in september naar Rossingham te gaan in plaats van op Utting te blijven.
Daar zat natuurlijk meer achter. Hij bedoelde dat hij wilde overlopen naar het Westen en bij Mungo in dienst komen.
‘Gerekruteerd worden,’ verbeterde Mungo hem vriendelijk. ‘Veiligheidsagenten van de vijand worden in dienst genomen.’
Toen zei Charles wat hij voor hem mee zou brengen als bewijs van goede trouw. Mungo droomde er al lang van Guy Parkers codeboek in handen te krijgen. Guy was officieel nog steeds hoofd van Centrale Moskou, hoewel hij die vakantie alles zou overdragen aan Stern. De codes die hij gebruikte waren niet gebaseerd op de eerste regels, of welke regels dan ook, van boeken, maar op geheime zinnen in zijn codeboek die, zo vermoedde Angus, waarschijnlijk allemaal in vreemde talen waren geschreven, en hoogstwaarschijnlijk nog obscure vreemde talen ook, bijvoorbeeld Servokroatisch en Baskisch. Ontelbare keren had hij agenten erop uitgestuurd om dat boek te stelen, of, beter nog, het te fotokopiëren. De dubbelagent Hydra, die in dezelfde klas zat als Stern, had geprobeerd het te pakken te krijgen. Maar Guy Parker werd gewaarschuwd door zijn onhandige pogingen en nam de gewoonte aan het boek te allen tijde bij zich te dragen, opengeslagen tegen zijn borst gedrukt tussen zijn overhemd en vest.
Mungo geloofde niet dat Charles Mabledene erin zou slagen het boek te ontvreemden en er gingen maanden voorbij voor hij erachter kwam hoe hem dat toch was gelukt. Juli en augustus gingen voorbij en hij hoorde niets. De school begon op 8 september, Mungo ging naar de volgende klas en kreeg een studeervertrek in Pitt dat hij moest delen met maar drie anderen in plaats van negen, zoals daarvoor. Angus, die inmiddels in de zesde zat en prefect was geworden, ging na het doven van de lichten naar de studeervertrekken van de nieuwelingen om hun zijn peppraatje te geven. Hij rapporteerde aan Mungo dat Charles Mabledene op school was. Op datzelfde moment lag er ook een fotokopie van het codeboek in de la onder zijn bed. Hij vond het toen hij zijn pyjama wilde pakken.
Het betrouwbare pand dat ze toen gebruikten was een van de lokalen in het oude natuurkundelab. Het jaar daarvoor waren nieuwe laboratoria in gebruik genomen, maar de oorspronkelijke vroeg twintigste-eeuwse gebouwen stonden er nog steeds omdat er nog geen beslissing was gevallen over hun lot. Een voorstel om ze te verbouwen tot twee tuinmanswoningen werd later verworpen op grond van financiële bezwaren en er werd een begin gemaakt met de afbraak. Maar vorig jaar september stonden de gebouwen er nog steeds, leeg en op slot. Charles Mabledene kreeg natuurlijk de sleutels in handen en liet kopieën maken. Charles kon alle sleutels te pakken krijgen, kon trouwens overal in en uit komen. Vóór zijn tiende was hij een verdienstelijk goochelaar geweest - een tregetour, zoals hij zichzelf noemde - en hij studeerde voor boeienkoning.
Mungo ondervroeg hem in het oude natuurkundelab. Charles vertelde hem alles wat Parker en Stern gedaan hadden en van plan waren te doen. Charles legde hem uit hoe Parker achter hun codeersysteem was gekomen en hun contactpunten in die tijd - één buiten de squashhal op school en één in de stad, in de oude stadswal bij de Fevergate - had ontdekt. Mungo vroeg zich al weken af hoe het kwam dat al zijn pogingen om vier uitnodigingen voor het tuinfeest van de burgemeester te pakken te krijgen steeds misliepen en uiteindelijk zonder resultaat bleven. Charles vertelde hem dat Hydra een dubbelagent was en dat de burgemeester twee zoons op Utting had. En Charles vertelde hem hoe hij het codeboek in zijn bezit had gekregen. Dat gebeurde op de sportdag, toen Guy Parker de honderd meter moest zwemmen. Hij dacht dat hem niets kon gebeuren omdat alle kastjes in het kleedlokaal op slot konden. Maar een kastje openmaken was kinderspel voor Charles Mabledene. Daar gebruikte hij betaalkaarten voor, geen oude, maar de persoonlijke kaarten die de garage van zijn vader aan klanten gaf. Met een scherp mes sneed hij ze in hoekige en getande vormen, waarmee hij vrijwel alles open kon krijgen. Behalve Yale- en Barnhamsloten; daar werkte hij nog aan. Charles nam het codeboek mee naar het Technologiegebouw honderd meter verderop en tegen de tijd dat Parker uit het water kwam, lag het boek weer in zijn kastje.
Daarna begon een periode van triomfen. De andere kant bleef het codeboek dat hele trimester gebruiken en Mungo was op de hoogte van al hun geheimen. Het werk van maanden was tenietgedaan door het verlies van het codeboek, had Sterns rechterhand Rosie Whittaker naar verluidde later gezegd. Pas met Kerstmis kwamen ze erachter, en toen dachten ze dat een van hun eigen agenten een verrader was. Mungo zou die agent graag hebben overgenomen, maar hij was niet bijzonder intelligent en Rossingham wilde hem niet toelaten. Charles Mabledene, daarentegen, was een van de zeldzame mensen die een beurs hadden gekregen op grond van de resultaten van het toelatingsexamen. Die hoefde hij zelfs niet aan te vragen. Het moest een aangename verrassing voor zijn ouders geweest zijn toen ze de brief kregen waarin stond dat hij niet alleen geslaagd was, maar dat ze tweeduizend gulden korting kregen op hun schoolgeld.
Dat was de tijd waarin Mungo rond Kerstmis een spelletje met Michael Stern had gespeeld, hem de hele stad door had laten lopen en hem tenslotte had opgesloten in het pakhuis, de tijd waarin hem alle contactpunten van Stern werden aangewezen en hij alle mededelingen van Stern verving door de zijne, de tijd dat hij zowaar Sterns betrouwbare pand was binnengedrongen, nota bene het familiemausoleum van de familie Douglas bij de kathedraal. Hij had achter de enorme stenen sarcofaag van Lysander Douglas gelegen en geluisterd naar Ivan Stern en Rosie Whittaker en twee onbekenden die daar vergaderden, en in de herfstvakantie was hij getuige geweest van Sterns ondervraging van Cycloop, van wie Mungo niet eens had vermoed dat hij naar het Oosten wilde overlopen.
Daar, op de koude stoffige grond, buiten de lichtcirkel van Sterns kaarsvlam, zijn gezicht slechts door een dunne stenen muur gescheiden van de botten van de oude Lysander, had hij Cycloop alles aan Stern horen vertellen, onder andere het overlopen van Minotaurus, die Stern tot op dat moment had beschouwd als een slaper in het gebied van de vijand die alleen maar gewekt hoefde te worden. Cycloop ging natuurlijk van Rossingham af. Zijn ouders gingen naar Toronto verhuizen en hij zou naar het Upper Canada College gaan. Ze konden hem krijgen, dacht Mungo verbitterd. Hij vroeg zich af wat hij zou doen als Stern bij het verlaten van het mausoleum de deur op slot zou doen. Charles Mabledene wist natuurlijk dat hij hier was, maar die zou pas morgen een kijkje komen nemen…
Stern deed de deur niet op slot. Mungo kwam buiten in een witte wereld, een sneeuwstorn, maar hij sloeg nauwelijks acht op het weer, kon alleen denken aan die enorme tegenslag… Sinds die tijd, in dit tweede trimester, hadden ze, ondanks de eerdere successen, weinig echte triomfen meer gevierd, vond hij. Om te beginnen had de Centrale een nieuwe code bedacht, een fantastische code die begon met een getal en eindigde met een ander getal, een lang getal, en die alle pogingen tot ontcijferen met glans had doorstaan. En dan was er de groeiende mogelijkheid dat Stern een mol had in het hart van het westerse departement. Maar als hij die Blake-toestand tot een goed einde kon brengen zou dat veel goed maken, een heleboel compenseren. Alleen scheen het daarvoor nodig te zijn om je te verplaatsen in de gedachten van een ander. Hoe deed je zoiets? Hoe zou zelfs Charles Mabledene dat voor elkaar krijgen?
Mungo beklom de trappen naar zijn kamer, voorbij de openstaande deur van Angus, die achter zijn computer zat. De resten van zijn ontbijt, dat hij op een dienblad naar boven had gebracht, stonden naast hem op zijn bureau: twee lege eierschalen, een half stokbrood, een blikje rietsuikersiroop. Uit de platenspeler kwam smartlapmuziek. ‘Wat heeft het leven voor zin zonder jou?’ zong Eurydice. Mungo liep verder naar zijn eigen kamer en deed de deur dicht. Het was 31 maart en hij had twee dingen in zijn hoofd: één, een aprilgrap uithalen met de andere kant en twee, een nieuwe code bedenken.
Voor de code had hij zijn keuze min of meer laten vallen op Het raadsel van de Wadden van Erskine Childers. Dat was het boek dat hij tijdens de krokusvakantie door Basilisk aan Stern had laten ontfutselen, aangezien hij er vrij zeker van was dat Stern het gebruikte om er willekeurige regels uit te halen voor zijn codes. Maar hij overwoog dat Stern waarschijnlijk snel zou vermoeden dat de andere kant nu dit boek gebruikte, dat hij dat waarschijnlijk al had geraden en tegenmaatregelen had genomen. Mungo keek naar zijn eigen boekenplanken, pakte er een dik boek af, sloeg het open en las: ‘In de derde week van november, in het jaar 1895, daalde een dichte mist neer over Londen. Van maandag tot donderdag betwijfel ik zelfs of we vanuit onze ramen in Baker Street het aspect van de huizen aan de overkant konden zien.’ Die zin kon hij wel gebruiken. Maar wat was het aspect van een huis eigenlijk? Mungo dacht niet dat het er iets toe deed.
Voordat hij daarmee verderging zou hij een aprilsituatie voor Rosie Whittaker bedenken. Waarom zou hij haar bijvoorbeeld niet naar het contactpunt bij de garage van Mabledene sturen en haar een nepbericht in de Childerscode laten vinden? Dat zou betekenen dat ze dat punt nooit meer echt zouden kunnen gebruiken, maar Mungo zag er de laatste tijd toch niet veel meer in, het was te dicht bij het ouderlijke territorium om veilig te zijn.