13

Het was de eerste dag van de uitverkoop. Alle planten waarvoor niemand in deze tijd van het jaar de volle prijs zou willen betalen, bijna uitgebloeide geraniums, kruiden die in bloei waren geraakt en hun vorm hadden verloren, uitgelopen begonia’s, zouden worden uitgestald op schraagtafels en voor dertig cent te koop worden aangeboden. Alles had klaar moeten staan toen het tuincentrum zijn deuren opende, maar om half elf was Gavin nog steeds bezig de planten uit te zoeken en ze in een kruiwagen uit de kas naar de winkel te rijden. Op dat moment kwam het oudere echtpaar met hun kleindochter, of wat het ook was, het tuincentrum binnen. Zoals gewoonlijk zetten ze meteen koers naar de kooi van de beo.

‘Die twee daar doen net alsof deze winkel een dierentuin is,’ zei Sharon tegen John. ‘Ze komen voortdurend hier om dat kind de beo te laten zien. Ze hebben zelfs nooit een zakje zaad gekocht.’ ‘Ze doen geen kwaad,’ zei John.

Les kwam naar hen toe.

‘Ze willen de beo kopen.’

‘Nou zie je, Sharon,’ zei John. ‘Dat is beter dan een zakje zaad.’ Hij liep naar de man, legde uit dat de beo vijfentachtig euro kostte.

‘Is die dan niet in de aanbieding?’

‘Nee, hij is niet in de aanbieding,’ zei John glimlachend.

‘Het is een heleboel geld, maar we vinden dat het goed is besteed, nietwaar, moeder? We hebben er onze tijd voor genomen om tot een beslissing te komen, we zijn niet over één nacht ijs gegaan, we hebben echt nagedacht over alles wat er bij zo’n vogel komt kijken.’ De ernstige toon en zijn serieuze uitdrukking zouden bijna doen vermoeden dat ze op het punt stonden om een kind aan te nemen. ‘We hebben erover gelezen, we hebben boeken van de bibliotheek gehaald.’

John kwam in de verleiding om tegen hem te zeggen dat hij ervan overtuigd was dat hij de beo met een gerust hart aan hun zorgen kon toevertrouwen, maar natuurlijk hield hij zijn mond. Nu dacht hij plotseling aan Gavin. Hij was blij dat die achter was, druk bezig met zijn planten. Hij had er dan wel geen idee van hoe erg Gavin aan de beo gehecht was, hij vermoedde wel dat Gavin een poging in het werk zou hebben gesteld om een stokje voor de verkoop te steken, als hij in de winkel was geweest. Hij zou zeker zijn begonnen over de ziekte van Newcastle of het verhaal hebben opgehangen dat Gracula religiosa gevaarlijk was voor kinderen. Terwijl het meisje op dit moment haar vingers door de tralies stak en de beo nootjes en stukjes fruit voerde, die de vogel heel voorzichtig uit haar vingers pakte. De man was van plan contant te betalen. Vier biljetten van twintig euro en één van vijf werden zorgvuldig uitgerold. Het was duidelijk dat ze op weg hierheen bij de bank waren geweest.

‘Krijgen we de kooi ook?’ vroeg het kleine meisje.

‘Ja, hoeveel is die?’ Een ietwat geschrokken uitdrukking op zijn gezicht maakte duidelijk dat hij in zijn begrotingsplannen geen rekening had gehouden met die post.

‘Die krijgt u mee,’ zei John. ‘Die is bij de prijs inbegrepen.’

Ze liepen met de beo naar het parkeerterrein. John keek hen na en zag dat ze de kooi met lachwekkende voorzichtigheid op de achterbank van een oude Morris Minor neerzetten. Op dat moment kwam Gavin de winkel weer binnen. Hij begon John te vertellen dat twee van de goudvissen schimmel hadden. Toen zag hij de lege plek waar de kooi had gestaan.

‘Wie heeft hem verplaatst?’

‘Dat oude echtpaar heeft je Dracula gekocht.’ Er klonk een zweem van boosaardigheid in Sharons stem. ‘Ze zijn nog geen minuut weg. Hij kreeg niet eens de kans om afscheid te nemen.’ Gavin rende de winkeldeur uit. De Morris Minor was al weg, draaide waarschijnlijk op dit ogenblik de hoofdweg op, maar Gavin rende erachteraan, stormde in volle vaart de lange, met grint bedekte inrit af.

‘Hij was stapelgek op die vogel,’ zei Les.

Een minuut of twee later kwam Gavin weer terug, niet rood aangelopen maar lijkbleek, ondanks zijn inspanningen. Er lag een wilde blik in zijn ogen. Met schorre stem zei hij: ‘We moeten hem terughalen. Ik zal hem terugkopen. Ik was sowieso van plan hem te kopen, ik heb al die tijd gespaard. Ik had bijna genoeg.’

‘Waarom heb je dat niet gezegd?’ vroeg John. Hij begon de situatie langzaam door te krijgen. ‘Je zou korting van de zaak hebben gekregen of hem op afbetaling kunnen kopen of zoiets.’

‘Maakt niet uit. We krijgen hem wel terug. Ik ga naar ze toe, nu meteen. Ik zal tegen ze zeggen dat dit een vergissing is. Dat hij van mij is.’

John voelde zich vreselijk. Hij voelde zich schuldig, had het idee dat hij door zijn onnadenkendheid verraad aan Gavin had gepleegd. ‘Gavin, ik weet niet hoe ze heten of waar ze wonen. Ze hebben contant betaald.’

‘Weet je niet hoe ze heten?’

‘Kijk eens, het spijt me, Gavin, maar je weet dat ik klanten niet kan weigeren als ze iets willen hebben dat te koop is.’

Tot dan toe was de winkel leeg geweest, maar nu gingen de zwaaideuren open en kwam een aantal klanten tegelijk binnen. Een vrouw pakte een van de mandjes van ijzerdraad en liep naar John om hem iets te vragen. Maar hij zou nooit weten wat ze op haar hart had, want Gavin draaide zich met een vertrokken gezicht en verwilderde ogen om en gaf een enorme trap tegen de tafel waarop de kooi van de beo had gestaan. Het was een lange tafel waarop ook glazen terraria en planten in potten en bakken stonden. De trap bracht een piramide van glazen vazen aan het wankelen en het hele bouwwerk viel op de grond en sloeg aan stukken. De mat van kunstgras gleed mee, zodat een waterval van stenen kruiken en koperen potten, losse aarde en afgebroken bladeren van de tafel tuimelde. Het lawaai was oorverdovend en de vrouw die John had benaderd stiet een gil uit. De andere klanten bleven stokstijf staan en keken verbluft naar Gavin.

Al die aandacht leek olie op het vuur te zijn. Hij haalde uit en maaide met zijn arm over een plank vol potten en vazen. Een aantal daarvan was van plastic, maar het merendeel was aardewerk. Ze sloegen te pletter op de vloer en de scherven vlogen door de lucht. Toen kreeg Gavin het pas goed te pakken. Hij pakte alles wat in de buurt stond en smeet het tegen de grond, potplanten, vazen, kannen, mandjes, gereedschap. Hij rukte een ingewikkelde barbecue aan stukken en smeet die links en rechts door de winkel, zodat een stenen nymf van haar sokkel viel en een ruit aan diggelen vloog. Een van de vrouwen zette het op een gillen.

‘Kunt u hem niet tegenhouden?’ schreeuwde een man. ‘Kan niemand hem tegenhouden?’

Gavin danste op de scherven glas en aardewerk als een gewonde olifant. Zijn armen maaiden langs de in bamboe gevatte spiegels. Met opgeheven handen rukte hij aan twee hangende potten met lange slierten klimop. Hij had geen woord gezegd tijdens het aanrichten van de ravage, maar nu begon hij te schreeuwen en de vloeken rolden even overvloedig uit zijn mond als zoëven de aarde uit de gebroken potten. Les besloop hem van achteren en een van de mannelijke klanten wekte de indruk bereid te zijn een handje te helpen. In eerste instantie verlamd van schrik kwam John nu vanachter de toonbank vandaan en liep op Gavin toe. Toen Gavin hem zag, sprong hij naar het vat vol tuingereedschap. Het gereedschap stond als paraplu’s in een houder. Hij pakte een riek met lange steel en vier korte maar scherpe roestvrij stalen punten, hield die vast als een speer en deed er een uitval mee naar John.

Het hele tafereel was belachelijk, grotesk. Maar het was ook angstaanjagend. John had dekking gezocht achter een rek met zakjes bloembollen, maar Gavin bestormde hem en de hele stellage stortte in. En ditmaal trof hij doel. Met een triomfantelijke kreet als van een primitieve krijger stiet hij de riek in Johns schouder, maar gelukkig schampte het wapen af. Het deed intens zeer, een vlammende pijn. Gavin zette de aanval door, zou misschien pas zijn opgehouden als John ernstig gewond of zelfs dood was. Maar toen hij opnieuw uithaalde, grepen Les en de klant hem van achteren beet en probeerden zijn armen op zijn rug te draaien. Gavin vocht als een tijger, gromde en krijste en grauwde, gooide zijn hoofd achterover en probeerde Les in zijn hand te bijten. Met zijn hand tegen zijn schouder gedrukt en terwijl het bloed door zijn kleren en de dikke werkjas sijpelde, zag John dat Sharon de politie belde.

Met de grootste moeite wisten ze Gavin gedrieën het kantoor in te slepen, waarbij een van de vrouwen de deur openhield. Het bloed stroomde inmiddels uit Johns wond. Ze duwden Gavin in de bureaustoel en Les stelde voor hem vast te binden, hem te omwikkelen met een van de vogelnetten en aldus onschadelijk te maken. Maar dat stond John niet toe.

Gavin had nog steeds zijn speer in de hand, maar verzette zich niet toen John die afpakte. Zijn handen waren even slap als afstervende bladeren. Hij liet zijn hoofd zakken en barstte in tranen uit.