4

De kring van bewonderaars rondom de kooi van de beo viel uiteen toen John de winkel binnenkwam. Sharon slenterde terug naar haar kassa, Les ging verder met de vloer aanvegen, zodat alleen Gavin en twee klanten, een jong echtpaar, overbleven om de beo nog een keer de ongelooflijke woorden te horen zeggen: ‘Ik ben een nestuithaler!’

John was laat.

‘We dachten al dat je vergeten was dat we vandaag weer open zouden zijn,’ zei Sharon.

Hij probeerde te glimlachen. Het jonge echtpaar liep naar de afdeling kunstmest en zaad met hun mandje van ijzerdraad. Gavin wendde zich tot John.

‘Hoorde je dat? Hoorde je wat hij zei? Dat heb ik hem geleerd.’

‘Gefeliciteerd.’

‘Wat heb je vandaag? Weer goed KMP, zo te zien.’

‘Goed wat?’

‘Goed Kut Met Peren.’

‘Ik ben een nestuithaler,’ zei de beo.

Gracula religiosa.‘ zei Gavin, ’is de beste prater ter wereld, beter zelfs dan de grijze papegaai.’

Het was maandagochtend. John trok zijn werkjas aan en liep naar de kas met de chrysanten. Hun bittere geur deed zijn neus kriebelen toen hij de deur openmaakte. Regen roffelde op het dak en liep langs de wanden, zodat de buitenwereld een vage achtergrond van diverse tinten groen leek. De hittegolf was de afgelopen nacht geëindigd in een spectaculair onweer dat John uit zijn slaap had gehouden, hoewel dat waarschijnlijk toch wel zou zijn gebeurd.

Een diepe depressie, een trog van lage druk, zeiden de mensen van het weerbericht. Deze verandering in het weer had op hem dezelfde uitwerking en wierp hem in zijn eigen diepe depressie. Want tot gisteren was hij wel ongelukkig, in de put, bijna uitzinnig geweest, maar vervuld van razernij, de behoefte om te vechten, de drang tot wraak nemen. In die stemming was hij teruggekeerd naar de poesta en had die vreemde stap genomen, had iets gedaan waarvan hij zelf niet wist waarom, toen niet en nu niet, had het codebericht aan de staander vervangen door zijn eigen boodschap. Iemand had het kattenlijk weggehaald. Hij was met enige tegenzin naderbij gekomen in de verwachting een zwerm vliegen, een weerzinwekkende stank aan te treffen, maar toen hij het hoopje gras zocht dat hij had gemaakt, toen hij zichzelf dwong te kijken, vond hij niets. Zelfs het gras was verdwenen. Was daar ooit iets geweest, iets doods, het bedekken van een lijk? Was de kat dood of had hij zich iets ingebeeld?

In de hitte van de dag, de zon die trillende luchtspiegelingen veroorzaakte boven de verlaten wegen hier, het smeltende asfalt, nu hij het lijk van de kat niet kon vinden, kreeg John het gevoel dat niets hier echt was, dat hij zich in een onaangename droom bevond. Zonder na te denken, of enkel denkend aan zijn haat jegens Peter Moran, die door niets te verwijderen leek, door niets uit Jennifers bewustzijn verjaagd scheen te kunnen worden, had hij de mededeling uit de plastic envelop gehaald en vervangen door zijn eigen versie…

Hij liep over het middenpad naar de volgende kas met de alpenplantjes en bladstekjes begonia. Gavin had overal goed voor gezorgd tijdens zijn afwezigheid. De plantjes waren vochtig maar niet nat, zagen er groen en gezond uit, de kas zelf was schoon en verzorgd. Maar John kon er geen enthousiasme voor opbrengen, was zich enkel bewust van het sombere gevoel dat hij evengoed hier kon zijn als ergens anders, evengoed hier als thuis.

Een tijd lang had hij geloofd dat zijn gesprek met Jennifer de laatste gelegenheid zou zijn waarop ze elkaar zouden ontmoeten, en die zekerheid keerde nu weer terug. Maar toen ze, lijkbleek, uit de schaduwen naar hem toe was gekomen, had hij met opspringend hart gedacht dat ze bij hem terugkwam. En ze had niets gezegd, was toen hij de voordeur had opengemaakt recht naar de huiskamer gelopen zonder op hem te wachten, alsof dit nog steeds haar huis was, alsof hij en zij daar samen zouden zitten, misschien een slaapmutsje drinken, het licht uitdoen en naar bed gaan.

Maar zodra ze samen in die kamer waren, had ze zich naar hem toegewend. Hij knipte de nieuwe schemerlamp aan. Het was warm en tamelijk muf in de kamer. Haar gezicht stond grimmig, bijna tragisch. Zo had hij haar nog nooit gezien, een veranderde vrouw.

‘Ik heb besloten om je te komen vertellen wat je hebt gedaan,’ zei ze.

Hij zei niets, keek haar alleen maar aan.

‘Ik heb uren op je staan wachten, maar desnoods zou ik de hele nacht hebben gewacht.’

Herhalen dat hij het geheim enkel voor haar bestwil had onthuld leek hem plotseling je reinste huichelarij. Hij stond tegenover haar. Vreemd genoeg stond de bank tussen hen in, als een barricade, en zij had beide handen op de rugleuning gelegd.

‘Ik zal eerlijk zijn,’ zei hij. ‘Ik heb je dat verteld om je tegen hem op te zetten. Ik beschikte over informatie waarmee ik dacht te kunnen bewerkstelligen dat jij een hekel aan hem zou krijgen. Ik wist dat ik er mijn voordeel mee kon doen en ik maakte er gebruik van… als een wapen.’

Ze knikte, alsof dit de bevestiging was van wat ze al dacht. ‘De politie kwam… toen dat jongetje vermist werd, het jongetje dat later in dat meer werd gevonden. Verdronken,’ zei ze, haar stem schor, ‘na eerst… misbruikt te zijn. De politie kwam om Peter te ondervragen. Ik wist niet waarom. Hoe kon ik ook? Ze praatten onder vier ogen met hem. Ik was niet thuis. Heb jij ze gestuurd?’

‘Natuurlijk niet. Als er zoiets gebeurt, gaan ze altijd eerst mensen zoals hij na.’

‘Ik haat je, John.’ Haar stem klonk nog steeds lief, dat kon ze niet veranderen. ‘Alsof Peter een kind kwaad zou doen… Ik weet niet wat hij gedaan heeft, maar zoiets zou hij nooit doen.’

‘Ik weet het niet.’ John voelde nog steeds de pijn die haar woorden teweeg hadden gebracht. ‘Ik weet niet waar hij toe in staat is.’

‘Jij dacht dat je me terug zou krijgen door me dat te vertellen. Ik wil je alleen maar duidelijk maken dat dat het ergste was dat je had kunnen doen. Denk je werkelijk dat dat van iemand houden is, zoiets aan iemand te vertellen? Mensen haten de brengers van slecht nieuws, dat is algemeen bekend. En als het zulk soort nieuws is… John, ik was boos op je, ik had genoeg van je, ik had mijn buik vol van de hele affaire, maar ik haatte je niet. Hierdoor ben ik je gaan haten.’

Hij beefde onder die frontale aanval. Zijn lichaam trilde. In plaats van zich te verdedigen zei hij: ‘Je kunt onmogelijk nog steeds houden van iemand die zoiets op zijn geweten heeft, van een man die kleine jongetjes lastigvalt.’

‘Ik haat je omdat je me dat hebt verteld,’ zei ze, terwijl haar stem kalmer, kouder werd. ‘Dat was nergens voor nodig. Jij zegt dat je van me houdt, maar als dat echt zo was zou je alleen maar willen dat ik gelukkig was, zou je me tegen alle vormen van verdriet hebben moeten beschermen.’

Dit klopte niet, dat wist hij zeker, maar hij zou niet hebben kunnen zeggen waarom niet.

‘Wat had het voor zin om me dat te vertellen? Wat dacht je, dat ik me in je armen zou werpen en zeggen dat het allemaal een vreselijke vergissing was geweest?’

Aangezet door een vreemde ingeving, een intuïtief invoelen in haar gedachten, dat op zichzelf al uiterst pijnlijk was doordat het getuigde van alles wat ze gemeen hadden, zei hij, in een besef dat langzaam in hem daagde: ‘Maar je bent hem met andere ogen gaan bezien, nietwaar? Het heeft je veranderd. Je houdt niet meer zoveel van hem als eerst.’

Een golf van verdriet trok over haar gezicht, of liever, het leek alsof iets onder haar huid, onder de gelaatstrekken, een rokje aan haar spieren gaf. Ze zou niet tegen hem liegen, dacht hij, dat zou ze nooit doen, hoe makkelijk dat ook geweest zou zijn voor haar, hoezeer je dat ook bijna kon verwachten. Afwezig, als iemand die een harde klap heeft gekregen, zei ze: ‘Het heeft inderdaad iets veranderd. Ik voel zeker niet meer hetzelfde voor Peter. Hoe kan ik ook? Dat heb jij gedaan, daar ben jij verantwoordelijk voor.’

‘Ik heb er geen spijt van.’

‘Nee, dat begrijp ik. Maar ik zal je iets vertellen. Ik zie nu in dat hij hierna nog meer behoefte heeft aan mijn zorg dan voorheen, hij heeft me nodig om hem te beschermen… tegen zichzelf en tegen andere mensen. Zolang hij wil dat ik bij hem blijf, zal ik blijven, of jij instemt met die echtscheiding of niet. En nog iets, John. Iets waar je misschien nooit bij hebt stilgestaan. Ik weet waarom hij me op zo’n manier in de steek liet vóór ons trouwen. Dat was niet vanwege een andere vrouw of omdat hij niet van me hield. Dat weet ik nu. Dat was omdat hij bang was dat zijn daad uit zou komen en hij misschien naar de gevangenis zou gaan.’

‘En als hij in de toekomst naar de gevangenis moet? Wat dan?’

Ze gaf geen antwoord. Ze draaide zich om en liep naar de deur. Bij de voordeur keek ze over haar schouder en zei: ‘Als het aan mij ligt, zal ik je nooit meer zien, John. Ik zal nooit meer een woord tegen je zeggen.’

Eerst kwam de spijt over de manier waarop hij het had aangepakt en over de dingen die hij had gezegd, daarna woede en vervolgens het verlangen naar wraak. Met kronkelend daartussen een worm van hoop, het enige levende ding in dat karkas van negatieve gevoelens. Als haar hartstocht voor Peter Moran, haar blinde liefde, voorbij was, gedood door wat ze nu wist, dan betekende dat dat er hoop voor hem was, of niet soms? Maar daar stond tegenover dat ze had gezegd dat ze hem nooit meer wilde zien.

Op zondag nam hij de boodschap van de staander op de poesta en voegde Peter Morans naam toe aan de twee namen die er al op stonden in de Brontosauruscode. De opdracht luidde nu: ‘Leviathan aan Draak: Martin Hillman, Trevor Allan, Peter Moran: observeren en schaduwen.’ John wist amper wat hij hieraan zou hebben. Hij had een vaag idee dat hij Peter Moran hierdoor het leven zuur kon maken, dat die zich ongerust zou maken, misschien zelfs bang zou zijn, en een hele poos gaf het hem grote voldoening dit gedaan te hebben. Hij voelde zich beter, had het gevoel dat hij eindelijk een aanval op Peter Moran had gedaan in plaats van passief af te wachten en nooit terug te slaan. Wat had je bovendien aan de sleutel van die codes als je er nooit gebruik van maakte?

Maar in de kleine uurtjes van de volgende morgen, deze morgen, deed een soort geschokt besef hem ontwaken uit een onrustige slaap, terwijl het onweer rommelde in de heuvels rondom de stad en de regen tegen zijn slaapkamerraam roffelde. Wat had hij gedaan? Wat voor absurd spelletje speelde hij? Was hij werkelijk bezig geweest een stelletje gangsters op het spoor van de minnaar van zijn vrouw te zetten? Ontzetting maakte spoedig plaats voor rede. Ze zouden toch niet weten wie Peter Moran was. Ze hadden geen adres, ze zouden hem niet kunnen vinden. En op dat moment daalde om onverklaarbare redenen die depressie over hem heen en omvatte hem, was ook nu nog steeds bij hem, stompte al zijn gevoelens af terwijl hij zich door de kassen naar het overdekte looppad dat naar de tuinen en de boom- en heesterkwekerij liep, begaf. De regen plenste neer in rechte stralen, in een gelijkmatig, niet-aflatend tempo. Hij keerde terug naar de winkel en werd onmiddellijk aangeklampt door een vrouw die wilde weten hoe ze haar kerstster van vorig jaar weer in bloei kon krijgen.

Het regende die hele maandagavond en het grootste gedeelte van de nacht. Waarschijnlijk haalden ze die berichten onder het viaduct niet elke nacht op, dacht John, en dit soort zware regen zou hen net zo goed thuishouden als andere mensen. Als hij er morgen vóór zijn werk naartoe ging, zou hij misschien op tijd zijn om het bericht weer terug te veranderen, Peter Morans naam te verwijderen. Hij moest een beetje ontoerekeningsvatbaar zijn geweest toen hij die erbij schreef. Of misschien niet echt ontoerekeningsvatbaar maar uit zijn evenwicht, de kluts kwijt, zoals zijn moeder placht te zeggen, en het was waar dat hij in de hitte en vochtigheid en in zijn ellende voortdurend het idee had dat hij iets wezenlijks van zichzelf had verloren.

De temperatuur was enorm gedaald. Een fris briesje rimpelde het wateroppervlak, dat een hemel vol wolken en een enkel stukje blauw weerspiegelde. De regen had het zomerse stof afgewassen en alles blonk alsof er een gigantische schoonmaakactie was gehouden die zich zelfs had uitgestrekt tot de bladeren aan de bomen en de eenjarige planten in de bloemperken. Er stonden nog steeds plassen water bij de Beckgate Steps, een heel meer op het natuurstenen tussenbordes. John vermeed alle gedachten aan Cherry, precies zoals hij steevast had gedaan sinds de bekentenis van Mark Simms en diens onthullingen over haar ware aard. In plaats daarvan richtte hij zijn aandacht op het Beckgate-café, natuurlijk gesloten op dit uur van de dag, en het trage druppen van water uit de bloembak boven de deur. De bende waarmee hij zich dreigde te associëren had meubilair en een telefoon beschadigd in dat café en gedreigd met erger geweld. John klom snel de Beckgate Steps op en zette het op een rennen toen hij boven kwam, voortgedreven door een dringende behoefte zo gauw mogelijk bij de poesta te zijn.

Van het viaduct met zijn last van zuidwaarts rijdend verkeer kwam een gestaag gerommel. Een mager jong katertje met een natte oranje vacht zat zich op een omgekeerd kistje dat er zondag niet was geweest droog te likken. Was dit de nieuwe koning? John had geen behoefte aan een herhaling van zijn astmaaanval van vrijdag en nam een eerbiedige afstand in acht. Om die reden zag hij pas wat er tegen de middelste staander geplakt zat toen hij er vlakbij kwam. Voor de eerste keer waren er twee mededelingen, twee plastic enveloppen tegen het metaal geplakt. Maar nog voordat hij ze eraf haalde, zag hij dat het bericht waaraan hij de naam van Peter Moran had toegevoegd, verdwenen was.

Dat gaf hem een vreemd, onverklaarbaar gevoel van opwinding. Terwijl hij de papieren openvouwde, herinnerde hij zich dat hij dit onderzoek naar de codeberichten vroeger beschouwd had als een soort therapie. Zijn belangstelling en nieuwsgierigheid hadden hem ervoor behoed in totale vertwijfeling te vervallen. Nu zou hij ontsteld moeten zijn dat hij de bende Peter Morans naam had toegespeeld, dat hij te laat was om het onheil te herstellen, maar hij voelde geen enkele spijt. Hij voelde een onverklaarbare behoefte om te lachen, maar dat kon natuurlijk niet, hier in het openbaar. Met behulp van de sleutel in zijn boekje las hij de twee mededelingen. De eerste luidde: ‘Eenhoorn aan Leviathan: Uittreden Stern bevestigd miv een augustus.’ De tweede had meer betekenis voor hemzelf. Terwijl hij die las, voelde hij zich heel even duizelig worden. ‘Draak aan Leviathan: Peter Moran onbekend. Geef zsm adres.’

John deed het bericht over Stem terug in de envelop en plakte het opnieuw tegen de staander met een nieuwe strook plakband van het rolletje dat hij had meegebracht. Het andere bericht stak hij in zijn zak. Toen hij op weg ging naar de bushalte, leek de opwinding weg te ebben en zijn neerslachtigheid terug te keren. Zonder te weten waarom hij zo’n inzicht kreeg terwijl hij door een straat liep waarin niets hem aan haar herinnerde, geen naam of afbeelding of voorwerp dat hem aan haar deed denken, besefte hij plotseling, en met stellige zekerheid, dat Jennifer Peter Moran nooit zou verlaten. Op de een of andere manier had hij dat tot dan toe niet willen accepteren, had hij altijd hoop gekoesterd, altijd geloofd dat hun getrouwd zijn, het onmiskenbare feit van het huwelijk, haar terug zou brengen. Nu geloofde hij dat niet meer. Zolang Peter Moran hier was, zou zij bij hem blijven, en de zeilsteen had niet alleen gefaald in zijn magische aantrekkingskracht, maar scheen de band tussen hen zelfs te hebben versterkt.

De bende - of althans de man die zich Draak noemde - had zowaar gevraagd naar Peter Morans adres. John kon er niet over uit, verbaasde zich voortdurend, misschien omdat zijn bericht serieus was genomen. Maar waarom ook niet. Dat kon niet anders. Draak geloofde dat de instructie afkomstig was van Leviathan en hij was er duidelijk aan gewend diens bevelen op te volgen. Aan het eind van de week zou de code veranderd worden, dacht John, en als hij niet voorzichtig was, zou hij de aankondiging van de nieuwe code best kunnen missen. Dus als hij nog meer dingen aan hen wilde doorspelen zou hij binnen nu en een paar dagen moeten handelen.

Een vlaag van werkelijkheidsgevoel spoelde deze ideeën uit zijn hoofd. Hij was een wetsgetrouw burger, een respectabele veertiger, misschien zelfs zo respectabel dat hij saai was. Als hij een wetsovertreder met criminele neigingen was geweest, had zijn vrouw misschien van hem gehouden, was ze mogelijk bij hem gebleven. De ideeën staken de kop weer op toen hij ’s avonds terugkeerde naar zijn eenzame lege huis. De meeste mensen in zijn positie zouden geen moment aarzelen, dacht hij, mensen die door je reinste toeval plotseling een beroep kunnen doen op de diensten van huurmoordenaars. Hoe heette dat ook weer? Een contract op iemand uitzetten? Gavin zou dat wel weten, maar die kon hij het natuurlijk niet vragen.

Op woensdagavond deed hij wat hij zich al een hele tijd had voorgenomen, hij belde zijn tante op, met als gevolg dat hij de volgende middag en avond bij zijn oom en tante doorbracht. Ze wisten niets van Jennifer en hij liet hen in de waan, zei alleen dat ze werkte. Toen hij weer naar huis reed op de Honda, was de route langs de poesta een van de mogelijkheden, en die nam hij natuurlijk. De boodschap tegen de middelste staander luidde: ‘Leviathan aan Draak: vanaf zondag oktobermannen.’ John pakte zijn boekje en schreef eronder, in ‘Brontosaurus’: Fen Street tweeëntwintig Nunhouse.’ Daarna plakte hij de boodschap terug, zichzelf voorhoudend dat hij door het weglaten van Peter Morans naam eigenlijk niets van doorslaggevende betekenis had aangericht, niets verkeerds had gedaan.

Maar toen hij de avond daarop de auto voor zijn huis tot stilstand zag komen en de man en de vrouw - duidelijk criminele recherche - zag uitstappen, dacht hij dat ze hem kwamen arresteren.