1
Het gezin Whittaker woonde halverwege Utting en Chamney in een bakstenen huis van de grootte, afmetingen en sjiekheid die in de welvarender buitenwijken van steden in heel Engeland aangetroffen kunnen worden. Vóór het huis lag een grote rotstuin met een beekje in een kalkstenen bedding. Dat water, zei Charles Mabledene tegen Patriek Crashaw, moest door een elektrische pomp worden voortgestuwd. Het kon geen natuurlijke bron zijn. Ze hadden vrijwel de hele morgen doorgebracht met het bespioneren van het huis. Aan de overkant was een cricketveld dat door een omheining van grof gaas van de weg was gescheiden. Langs het gaas groeiden bomen en stukken meidoornheg. Charles en Patrick bevonden zich op het veld, waar ze op en neer liepen en van tijd tot tijd op een bankje zaten.
‘Waar denk je dat hij hem voor wil hebben?’ vroeg Patrick.
‘Voor ons een vraag, voor hem een weet.’
‘Ja, goed, maar ben je daar niet benieuwd naar? Ik wil maar zeggen, zo’n oude kabouter. Waarom wil hij dat we hem aan stukken slaan?’
‘Om te beginnen heeft hij het helemaal niet over aan stukken slaan gehad. Er staat “elimineren”. Als hij hem aan stukken wil slaan, zou het net zoiets zijn als de hoofden van Napoleon in dat Sherlock Holmes-verhaal.’
Patrick keek hem vragend aan.
‘In één ervan zaten diamanten,’ zei Charles.
‘Denk je dat er diamanten in Rosie Whittakers oude kabouter zitten?’
‘Nee,’ zei Charles kil. ‘Nee, Crashaw, dat denk ik niet.’
Hij keek voor de zoveelste keer naar de overkant. Het voorwerp van zijn aandacht was een gipsen figuurtje met een rode muts en groen jasje dat op een uitstekende steen boven een van de watervalletjes zat te vissen.
‘Hoe elimineer je een tuinkabouter anders dan door hem aan stukken te slaan?’ wilde Patrick weten.
Charles negeerde hem. Hij zag een deur in de garage aan de overkant omhooggaan en zich naar binnen vouwen. De auto die hij op het ‘bedrijf’ had gefotografeerd, inmiddels uitgedeukt en opnieuw gespoten, reed langzaam naar buiten. Een hele tijd geleden had hij de Mercedes van Rosies vader de andere kant van de garage zien verlaten. Dat was even voor negen uur geweest, want Charles had zich door zijn moeder, die naar haar salon ging, laten afzetten. Rosie en haar moeder zaten nog steeds in de auto. Tot dit moment. Hij zag Rosie uitstappen, de garagedeur dichttrekken en weer instappen. Ze had zich weer helemaal opgetuigd, zag hij, zwarte maillot zonder voeten, zwart T-shirt, zwart jasje en haar zwarte haar in pieken omhooggekamd en half groen geverfd.
Toen gebeurde er iets merkwaardigs. De auto stond halverwege de oprit stil, mevrouw Whittaker sprong eruit en rende het huis in. Seconden later begon het beekje, dat tot op dat moment best een snelle vliet was geweest, langzamer te stromen, werd kleiner en verdween. Charles schoot in de lach, hij kon er niets aan doen. Het was duidelijk dat de Whittakers uit zuinigheidsoverwegingen de pomp uitzetten als ze weggingen.
Charles, fantasieloos, strikt logisch ingesteld, nam het bevel van Leviathan volkomen letterlijk op. Als hij zei middag dan bedoelde hij na twaalf uur, en het was nog pas tien uur op zijn horloge, dat evenwel, moest hij toegeven, iets achterliep de laatste tijd. Op zijn veertiende verjaardag zou hij een nieuw krijgen, plus een speciaal tregetour-pak met twaalf geheime zakken. De Cit-West-toren kon je vanaf deze plek niet zien, ook niet als je midden op het veld stond. Waarschijnlijk was hij uit de ramen op de bovenverdieping van huize Whittaker wel zichtbaar.
Mevrouw Whittaker kwam terug en zij en Rosie reden weg. Het vissertje zat er nu een beetje belachelijk bij, met zijn lijn op een uitdrogende rivierbedding. Zou hij het aan stukken slaan? Een andere manier van elimineren zou waarschijnlijk verdrinken zijn, het bijvoorbeeld van de Alexandrabrug laten vallen. Terwijl hij samen met Basilisk naar het poortje in de omheining om het cricketveld liep, kwam Charles tot een besluit. Hij zou een heel klein beetje afwijken van het gegeven bevel.