6

Fergus Cameron was even nerveus als zijn vrouw kalm was. Hij maakte zich overal sappel over. Hij maakte zich zorgen over zijn vrouwen zijn zoons en zijn huis en geld, hoewel hij heel goed wist dat geen van die mensen of zaken daar echt reden toe gaven. Hij was bepaald niet het soort man dat je zou associëren met de ideale huisarts, maar toch was hij enorm populair bij zijn patiënten. Als ze tegen hem zeiden dat ze zich zorgen maakten of in de put zaten, antwoordde hij dat hij precies aanvoelde wat ze bedoelden en leed met hen mee. Zijn oprechtheid was onmiskenbaar. Als ze hem kwamen vertellen dat ze bang waren dat ze kanker of spierdystrofie of een hartkwaal hadden, antwoordde hij dat hij daar voor zichzelf even bang voor was, ook al had hij daar even weinig reden voor als zij. Doordat hij zich niet boven hen verheven voelde, kon hij met hen praten alsof hij hun buurman was en dikwijls maakte hij hen deelgenoot van zijn problemen. Als arts was hij niet beter en niet slechter dan de andere dokters in de praktijk en hij had minder gestudeerd dan zijn vrouw, maar zijn verhouding met zijn patiënten was stukken beter dan de hunne.

Die prettige persoonlijkheid en zijn reputatie van gemoedelijkheid hadden de Gemeentelijke Raad van Huisartsen ertoe gebracht hem af te vaardigen voor het klaren van een bijzonder lastig karwei. Hij moest naar een tweeën tachtig jaar oude vrouw gaan die nog steeds actief was als huisarts, en haar zo zachtzinnig en tactvol mogelijk duidelijk maken dat het tijd was om met pensioen te gaan. De oude dr. Palmer had al een paar keer een verkeerd recept afgegeven en men was bang dat dit op een gegeven moment echt serieuze gevolgen zou kunnen hebben.

Ze woonde in een van de noordoostelijke buitenwijken, vijf of zes kilometer van het centrum. Fergus had zich niet alleen de hele zaterdag, maar ook de vrijdag en donderdag daarvoor doorlopend zorgen gemaakt over dit bezoek en wat hij zou zeggen. Toen het zover was bleek - zoals zo vaak als het zover is - alles van een leien dakje te gaan, zonder één centje pijn. Vrijwel het eerste dat dokter Palmer zei was dat ze blij was met deze kans om onder vier ogen met hem te praten omdat ze overwoog met pensioen te gaan en graag zijn mening daarover wilde horen. Op weg naar huis met dit pak van zijn hart kon Fergus zich niet even ontspannen, maar moest nodig de zorg die de affaire Palmer tijdelijk op de achtergrond had gedrongen weer binnenlaten.

Wat moest hij doen aan die uitbreiding van zijn praktijkruimte? Als de Bouwcommissie hem vergunning verleende, was er geen vuiltje aan de lucht, maar dat zou hij pas over drie weken vernemen. En nu was er een speciaal als privé-kliniek gebouwd pand op de markt gekomen. Nog een paar seconden en hij zou er voorbijkomen, het lag aan Ruxeter Road. De vraagprijs was 70.000 pond, heel wat minder dan de verbouwing zou gaan kosten. Maar hij zou toch een hypotheek moeten nemen, een andere mogelijkheid was er niet. Met de jongens stonden hij en Lucy op dit ogenblik op de maximumkosten: Ian op de universiteit en Angus en Mungo op kostschool. En hij zou liever het prachtige oude gebouw waarin de praktijk nu was ondergebracht, aanhouden. De bovenverdieping zou bijvoorbeeld op een goede dag een uitstekend appartement zijn als een van de jongens er zin in had.

Terwijl hij wachtte op het afkomen van zijn bouwvergunning zou het kliniekpand waarschijnlijk aan iemand anders worden verkocht. Dat had de makelaar duidelijk door laten schemeren. Nu was hij er, en terwijl hij voor een rood stoplicht wachtte, draaide hij zich om en keek ernaar. Dat sobere ontwerp uit de jaren zestig, die doosconstructie en al dat spiegelglas waren helemaal zijn smaak niet, maar hoeveel deed smaak ertoe? De kans was groot dat zijn bouwvergunning niet afkwam en hij tegelijkertijd naast dit gebouw greep.

Het licht sprong op groen. Op het moment van optrekken zag Fergus zijn zoon Mungo aan de overkant in de richting van een rij onbewoonbaar verklaarde, op afbraak staande, dichtgetimmerde huizen en een café met de naam De Gent lopen. Aangezien Mungo nauwelijks iets te zoeken kon hebben in de onbewoonbare huizen, moest hij op weg zijn naar het café. Door zijn enorme lengte kon hij makkelijk voor vier jaar ouder doorgaan dan hij was. Fergus moest helemaal niets hebben van de gedachte dat zijn jongste zoon op veertienjarige leeftijd cafés bezocht, maar wist niet wat hij ertegen kon doen. Hij reed verder met een nieuwe zorg in reserve.

Aan één kant van de brede weg stonden hele rijen kleine rotwinkeltjes naast elkaar, met ertegenover een bingohal en de oude Fontaine-bioscoop. Al die op afbraak staande huizen maakten de zaak er ook niet beter op. Maar als ze waren afgebroken en vervangen door nieuwe blokken, wat dan? Hij kon een bod doen op dat kliniekgebouw en in onderhandeling treden terwijl hij wachtte op bericht van de Bouwcommissie. En als hij dan vergunning kreeg, zou hij het nieuwe pand laten schieten. Dat zou eerloos en achterbaks zijn, en Fergus wist dat hij daartoe niet in staat zou zijn.

Maar stel dat hij alle twee misliep? Dan zou hij naar een ander pand moeten omzien en dat zou hem hoe dan ook 100.000 pond kosten in plaats van 70.000. Hij zette de auto in de garage achter in de tuin, een verbouwd koetshuis. De tuin van huize Cameron was een aangename wildernis van oude perenbomen en seringenstruiken omringd door ruig gras. Dat wil zeggen, Lucy zei dat hij aangenaam was en de jongens hadden erin gespeeld toen ze klein waren. Fergus had graag een fraaie tuin met bloembedden en rozen gehad, precies zoals zijn grootmoeder in Oban, maar zoals Lucy altijd zei, zou hij hem zelf niet graag hebben bijgehouden.

Ze lag in een leuningstoel met haar voeten omhoog. Ian en Gail zaten hand in hand op de sofa en schaterlachten om Some Like It Hot op de televisie.

‘Hoe ging het, lieverd?’ vroeg Lucy op haar slaperige, vriendelijke manier.

‘Goed. Prima. Veel beter dan ik dacht.’

‘Alles gaat altijd veel beter dan je denkt.’

Fergus glimlachte nogal triest. ‘Als ik iets van het leven geleerd heb, is het dat de meeste dingen waarover je je zorgen maakt misschien niet gebeuren, maar dat dat bij de dingen waar je je geen zorgen over hebt gemaakt, heel anders ligt. Die gebeuren namelijk wel.’

Als Gail er niet was geweest, zou hij iets over Mungo hebben gezegd. Hij ging naar beneden om iets te drinken te halen. Fergus maakte ’s avonds, en soms ook ’s morgens, meestal een beker warme chocola voor zichzelf. Die maakte hij met volle melk en echte cacao - geen instantspul - en witte suiker. Eerst mengde hij cacao, suiker en een beetje melk tot een gladde pasta in de beker, daarna goot hij de melk erbij op het moment dat die aan de kook raakte. Zijn vrouw en kinderen lachten hierom en weigerden steevast als hij hun ook een beker aanbood, iets wat Fergus nooit had begrepen: wat was daar nu voor leuks aan, waarom was er blijkbaar iets inherent komisch aan warme chocola, terwijl het in werkelijkheid een van de heerlijkste drankjes was die hij ooit had geproefd?

Hij trof zijn zoon Angus aan in de keuken, met in één hand een stuk koude pizza en in de andere een blauw kartonnen doosje dat iets met de computer te maken had. Sinds hij en Lucy hem die computer cadeau hadden gedaan met zijn verjaardag, was hij er helemaal bezeten van geraakt.

‘Ik zoek naar een plek waar ik de floppies kan bewaren.’

‘Waarom bewaar je ze niet op je kamer?’ vroeg Fergus, terwijl hij een nieuw blikje cacaopoeder openmaakte.

‘Als ik een file heb gesaved, heeft het weinig zin om de floppies op dezelfde plek te bewaren als de harddisk, of wel soms? Ik bedoel maar, stel dat er brand komt op mijn kamer.’

Fergus wist niet waar hij het over had. Voor de vorm bood hij Angus een beker warme chocola aan. Angus schudde verstrooid zijn hoofd, klom op een kruk en zette het doosje op de bovenste plank van een kast, tussen de wijnbereidingstoebehoren die al tien jaar niet waren gebruikt.

‘Angus, denk jij dat Mungo naar cafés gaat?’

‘Mungo? Waarom zou die naar een café gaan? Hij wilde zelfs geen glas wijn op mijn feestje.’

‘Ik meende hem een café binnen te zien gaan.’

‘Tenzij hij een stille drinker is.’ Fergus’ kinderen stelden hem zelden gerust. Ze susten zelden zijn angst. ‘Waar was dat café dan?’

‘Ruxeter Road, waar al die huizen op de nominatie staan om afgebroken te worden. Maar ik zou het met jou hier niet over moeten hebben. Dat is niet eerlijk tegenover jou en ook niet tegenover hem. Waarschijnlijk liep hij gewoon naar huis, alleen was het zo’n vreemde route.’

‘Als ik u was, zou ik me geen zorgen maken, pap,’ zei Angus. Dit soort dingen zeiden de mensen altijd tegen Fergus. Hij wist dat zij zich geen zorgen zouden maken, dat was het probleem niet.

Hij nam zijn beker warme chocola mee naar boven. Angus bleef beneden zijn stuk pizza opeten. Het was hem volkomen duidelijk waarheen Mungo op weg was geweest, naar het betrouwbare pand, een van de middelste woningen in de rij afbraakhuizen tussen De Gent en Collingbourne Road. Waarschijnlijk had hij daar met iemand afgesproken of verborg hij iemand voor Stem en hoogstwaarschijnlijk was hij daar op dit moment binnen.

En Angus realiseerde zich dat hij zich eveneens zorgen maakte over Mungo, niet op de manier van zijn vader, die tot de krankzinnige conclusie was gekomen dat Mungo in het geniep bier of gin-tonic ging slempen, maar omdat Mungo zo - tja, gefixeerd was op Griezeldam. Dacht hij wel eens ooit aan iets anders? Had zijn schoolwerk er niet onder te lijden? Waarschijnlijk was hij nog wat jong om aan meisjes te denken, daar kon Angus wel inkomen, maar had hij gewone vrienden? Had hij eigenlijk wel andere interesses? Deze mantel die om Mungo’s schouders was gevallen, was de zijne geweest. En ‘gevallen’ was trouwens het verkeerde woord, want hij had hem zelf afgenomen en hem Mungo omgeslagen. Hij had Mungo al zijn kennis bijgebracht, had in Mungo een hartstocht voor spionage wakker geroepen die hij zelf niet meer voelde. Op zijn vijftiende was hij Griezeldam ontgroeid. Met Mungo zou zeker hetzelfde gebeuren, binnenkort zouden zeker de eerste tekenen van verveling verschijnen…

Angus kon het zich allemaal nog goed herinneren. Nu hij de computer had, overwoog hij wel eens om daar het hele verhaal in op te slaan en te bewaren, hoewel hij zelf niet wist waarvoor. Voor zijn eigen kinderen, als hij die ooit kreeg? Voor de een of andere toekomstige sociologische studie?

Het eerste begin. De aanvang. ‘Zoetigheid ging uit van den sterken’ - dat had Angus gelezen op een blikje suikerstroop, maar het was kennelijk afkomstig uit de bijbel. Hij vond dat het uitdrukte wat er met hem en Guy Parker was gebeurd, en met Griezeldam, zoals iemand het had gedoopt. Zoals Guy het had gedoopt. En nu was het een heel andere wereld, ver weg van zijn kindertijd, toen hij andere prioriteiten en andere behoeften had.

Hij was dertien en Guy Parker ook, een paar maanden ouder. Ze kenden elkaar al sinds hun geboorte, waren meteen vrienden volgens hun moeders, die elkaar zagen op het consultatiebureau. En mevrouw Parker paste op hem en Ian terwijl hun eigen moeder in het ziekenhuis werkte. Guy en hij gingen naar dezelfde lagere school, Hintall, waar Ian ook was geweest, en Mungo zat indertijd in de tweede klas.

De toelatingsexamens voor de Engelse privé-kostscholen zijn meestal in juni. Het examen is hetzelfde voor alle aangesloten scholen, maar de resultaten worden nagekeken en beoordeeld op de school waarop de kandidaat, of liever zijn ouders, hun keuze hebben laten vallen. Het was uitgesloten dat Angus niet naar Rossingham zou gaan. Zijn vader was daar op school geweest en Ian zat er ook. En Guy Parker ging ook naar Rossingham, het sprak vanzelf dat ze naar dezelfde kostschool zouden gaan, en voor zover Angus zich herinnerde was dat nooit door iemand tegengesproken. Maar als hij heel eerlijk was zou hij, achteraf gezien, niet honderd procent zeker kunnen beweren dat Guy dat zelf met zoveel woorden tegen hem had gezegd.

De resultaten kwamen binnen en Angus was aangenomen, wat eigenlijk niemand verbaasde. Het was vakantie en het hele gezin Cameron genoot van hun jaarlijkse twee weken op Korfoe, zodat hij geen kans had om met Guy Parker te spreken tot ze terug waren. Bovendien had hij het niet zo per se nodig gevonden om Guy te spreken. Hij wist dat ze over een maand alle twee naar Rossingham zouden gaan en elkaar vóór die tijd zeker nog een paar keer zouden treffen.

Hij ging naar het huis van het gezin Parker, omdat mevrouw Park er opbelde en hem en Mungo uitnodigde om te komen eten op een van de dagen dat allebei hun ouders op dezelfde tijd werkten. Mungo was pas tien en het was altijd een beetje een probleem om hem in de vakantie ergens onder te brengen. Toen hij bij het huis kwam besefte Angus dat hij Guy eigenlijk nooit had gevraagd of hij voor dat examen geslaagd was, hoewel daar geen twijfel over mogelijk was. Het was een bekend feit dat je behoorlijk dom moest zijn om niet te slagen, en Guy was zeer intelligent. Ze waren met hun tweeën in het vertrek dat het gezin Parker de speelkamer noemde, na de arme Boon naar mevrouw Parker en Guy’s kleine zusje in de keuken te hebben verbannen.

‘Heb jij al je spullen al?’ vroeg Angus. ‘Die hoeden zijn wel het toppunt, hoor, wat een afgang. We moesten naar Londen om er een te kopen. Hier bij Tuckers hebben ze ze niet meer.’

Had Guy een opgelaten of beschaamd gezicht getrokken? Angus was het in elk geval niet opgevallen. Een paar seconden lang reageerde Guy niet, en toen zei hij:

‘Ik heb geen hoed nodig.’

‘Jawel. Die staat op de lijst.’

‘Ze dragen geen hoeden op Utting.’

Angus hoefde hem niet om nadere uitleg te vragen. Hij wist het meteen. Guy had de beleefdheid om beteuterd te kijken. Ze zeiden geen woord. Het was een lange gênante onaangename stilte. En gedurende die paar minuten waarin Guy de spionagepocket die hij aan Angus wilde lenen van zijn boekenplank pakte, waarin ze samen in antwoord op het geschreeuwde ‘Eten!’ van mevrouw Parker de trap afliepen, voelde Angus het eerste echte verdriet in zijn leven. Althans zo voelde hij het, misschien was het dat niet eens. Maar dit was hem nog nooit overkomen, hij was nog nooit door iemand bedrogen.

Op een school als Hintall werd je geacht de eerste stappen te zetten op de weg naar het Engelse ideaal: de immer beheerste gentleman. Daar had hij zijn Schotse grootvader over horen praten. Zelf had hij er niet veel fiducie in, maar misschien zat er iets in. Hij slaagde er in elk geval in zijn gevoelens te verbergen en de maaltijd van mevrouw Parker eer aan te doen - hij herinnerde zich zelfs wat ze gegeten hadden, heel lekker: runderpastei, gegratineerde aardappelen, verse erwtjes, zwarte-bessenvlaai met slagroom - en kalm te blijven. Na het eten gaf Guy uitleg. Hij wilde niet naar Rossingham. Die school was conventioneel, reactionair en ouderwets.

‘Ik bedoel maar, neem nou die hoedentoestand.’

‘Welke hoedentoestand?’

‘Nou, dat ze je zo’n verrekte strohoed laten dragen. Wat heb je daar nou aan?’

Utting was progressief. Ze namen meisjes aan in alle klassen. Je kon er Russisch doen. Ze hadden een verbazingwekkende nieuwe technische afdeling. Je kon polo spelen als je wilde of in een helikopter leren vliegen.

‘Serieus?’ vroeg Angus.

‘Nou, in elk geval hebben ze zeker een helikopter. En een ijsbaan. En je spreekt elkaar aan met je voornaam en iedereen krijgt een slaapkamer voor zichzelf.’

Angus nam zijn verdriet mee naar huis. Hij dacht dat hij het alleen maar erg vond dat hij bedrogen was, maar ontdekte dat hij het verlies van Guy ook erg vond. Hij zou Guy pas weer zien in de herfstvakantie, en ook dat was helemaal niet zo zeker, aangezien het niet was gezegd dat de vrije dagen in Rossingham en Utting zouden samenvallen. Drie maanden, de tijd dat een trimester duurde, is een erg lange tijd als je dertien bent. Guy had hem moeten vertellen dat hij van plan was om naar een andere school te gaan, zeker toen ze samen toelatingsexamen deden, maar eigenlijk al eerder. Maar het gevoel bedrogen te zijn viel in het niet bij het feit dat ze elkaar niet meer hadden.

Van hun gezin werd gezegd dat Ian en Mungo op hun vader leken, lang, mager en nerveus, terwijl hij meer als zijn moeder was, niet alleen uiterlijk maar ook qua karakter. Angus had niet de indruk dat mensen ooit zo veel op elkaar leken. Hij was niet gelijkmoedig, alleen erg goed in het verbergen van zijn gevoelens. Niemand in huis vermoedde dat hij ongelukkig was, dat hij het verraad van Guy met zich meedroeg zoals het jongetje in de fabel de vos die aan zijn ingewanden knaagde met zich meedroeg.

Zijn verbijstering veranderde in woede. Hij had de pocket van Yugall van Guy geleend - Molleval was de titel - maar toen hij het boek uit had bracht hij het niet zelf terug, maar vroeg Mungo het op weg naar zijn schermles in de brievenbus te gooien. Een paar dagen later moest hij naar school.

Angus miste Guy vreselijk. Alles was toch al zo vreemd op de nieuwe school. Het oude knechtjessysteem was afgeschaft en het ging er, in vergelijking met zijn vaders tijd, heel beschaafd aan toe. Intimidatie door oudere leerlingen kwam vrijwel niet meer voor, maar de nieuwe omgeving en de verbijsterende regels maakten het de nieuwelingen toch erg moeilijk. Hij hield zichzelf voor dat hij Guy haatte, dat hij blij was van hem af te zijn. Hij had al spoedig nieuwe vrienden, bijvoorbeeld Bruce Reynolds, die hij nu waarschijnlijk zijn beste vriend kon noemen. De herfstvakantie ging voorbij zonder dat zich een gelegenheid voordeed om Guy thuis op te zoeken, maar toen het kerstvakantie werd belde Guy op, een paar dagen nadat Rossingham de poorten gesloten had.

Zijn moeder nam op. Hij hoorde haar de naam Guy noemen en hij rende de trap op, verstopte zich op de wc op de bovenverdieping en gaf geen antwoord toen ze hem riep. Hij wist dat ze tegen Guy zou zeggen dat hij hem terug zou bellen, en dat klopte ook. Angus bedacht dat hij en zijn broers van geluk mochten spreken dat ze een moeder hadden die nooit moeilijk deed, die er niet over zou peinzen moeilijke vragen te stellen als: waar was je en waarom gaf je geen antwoord toen ik riep? Daar stond tegenover dat hij zich gerust twee keer mocht bedenken alvorens haar te vragen in zijn naam leugens te vertellen over de telefoon of waar dan ook. Dat zou ze nooit hebben gedaan.

Hij belde Guy niet terug. De familie Parker ging altijd weg met Kerstmis, naar mevrouw Parkers zuster in Devon of meneer Parkers zuster in Frankrijk, en tegen de tijd dat ze terugkwamen zou hij weer op school zijn. De dag vóór Kerstmis begon hij er spijt van te krijgen dat hij Guy niet had teruggebeld. Hij miste hem opnieuw. Een van zijn kerstcadeautjes was het nieuwe boek van Yugall. Guy en hij waren gek op spionageromans. Ze hielden van alle grote meesters van het genre, maar hun grote favoriet in die tijd was Yves Yugall, die ze een tijd lang zelfs beter vonden dan Len Deighton, hoewel ze elkaar niet veel ontliepen.

Yves Yugall had in die tijd ongeveer twintig boeken geschreven, en hij en Guy hadden ze allemaal gelezen. Molleval was de nieuwste. Dat wil zeggen de nieuwste in pocketuitgave, want gebonden waren ze te duur. Zijn boeken waren natuurlijk altijd al een jaar uit tegen de tijd dat de pocketuitgave verscheen, maar daar moesten ze gewoon op wachten, tenzij ze het boek in de bibliotheek konden krijgen. Het nieuwste, Kattensprong - Yugall had altijd een dier in zijn titels - had hij van zijn vader en moeder gekregen, samen met het trainingspak waarom hij had gevraagd en de echt goede balpen die hij volgens hen hard nodig had. Het was een splinternieuw gebonden exemplaar, zeven pond vijfennegentig, met een tekening van de Brandenburger Tor op het omslag.

Angus las het in één ruk uit, ’s avonds in bed op Eerste Kerstdag. Hij ging pas om drie uur slapen. Toen hij het uit had, dacht hij: ik heb het gelezen en hij niet. Pech gehad. Als we nog vrienden waren zou ik het, meteen nadat ik het gelezen had, aan hem hebben gegeven. Waarschijnlijk had hij Guy dan een boodschap in geheimschrift gestuurd - bezorgd door Mungo of een van diens vriendjes - waarin hij hem meedeelde dat hij het boek had en Guy het kon komen halen. Guy moest dan de code breken en de boodschap ontcijferen. Maar daar waren ze goed in. Dat was allemaal zo gekomen doordat hun ouders moeilijk hadden gedaan over het feit dat ze zo dikwijls aan de telefoon hingen en of ze wel wisten hoeveel dat kostte.

Kattensprong ging samen met Angus terug naar school. Bruce was niet geïnteresseerd, hij wilde het niet lezen. Angus dacht nu heel vaak aan Guy en op een nacht droomde hij over hem. Hij was in Utting, op bezoek bij Guy. De school was fantastisch, met slaapkamers die net als hotelkamers een ingebouwde badkamer hadden. Er was een ijsbaan en sauna’s en op elke tien leerlingen een helikopter en elke week vliegles. Guy had zijn eigen inbouwkasten op zijn kamer en een ladenkast en twee nachtkastjes, in plaats van de la onder zijn slaapbank en de smalle hangkast die het lot waren van de internen op Rossingham. Toen Angus wakker werd bedacht hij dat als de droom verder was gegaan, hij Kattensprong stiekem in de bovenste la van Guy’s kast had kunnen stoppen, zodat Guy het de eerstvolgende keer dat hij zijn sokken pakte, zou zien liggen.

Gek hoe het idee om dit te doen bezit van hem nam. Als hij het weer goed wilde maken met Guy, was er geen enkele reden dat hij hem het boek niet per post zou toesturen of, als dat te duur was, het aan hem geven in de krokusvakantie. Dit trimester vielen hun vakanties samen: de derde week in februari.

Angus wilde eigenlijk niet zo lang wachten. Hij wilde dat Guy het boek kreeg, dat hij het op mysterieuze wijze in bezit kreeg. Bruce had een neefje in de lagereschoolafdeling van Utting. Toen de familie van Bruce op een zondag op bezoek kwam om hem mee uit eten te nemen, had Angus het boek klaar, ingepakt met een briefje voor de elf jarige, plus vijftig pence. Of ze zo vriendelijk wilden zijn om dit pakje aan hun zoon te geven als hij het volgend weekeinde thuiskwam. De lagereschoolleerlingen gingen vrijwel elk weekend naar huis, in tegenstelling tot de ouderen, die alleen maar gingen als je grootvader negentig werd of een zus van je trouwde of zoiets.

In het briefje werd de jongen verzocht het boek stiekem op te bergen in de la onder Guy Parkers slaapbank in het studeervertrek dat hij met negen andere scholieren deelde - want zo zag de werkelijkheid eruit, zelfs in Utting. Het neefje van Bruce had hem er alles over verteld. Weken gingen voorbij en Angus hoorde niets. Wie weet had dat neefje het geld in zijn zak gestoken en Kattensprong in de prullenmand op zijn studeerkamer gesmeten - als zulke jonge leerlingen daar al studeervertrekken hadden. Aan de andere kant ging alles in Utting er veel vrijer en informeler aan toe dan in Rossingham en waarschijnlijk waren de huizen van de ouderen geen verboden terrein voor de kleintjes. Misschien kon het neefje openlijk van Andrade House, waar hij woonde, naar Fleming House, waar Guy zat, lopen en de trap opgaan. Hij zou het kunnen doen tijdens de studietijd, want Angus was erachter gekomen dat de vierde klas in Utting hun huiswerk maakte in de bibliotheek, niet in hun studeerkamer.

De familie Cameron had naast The Times ook een abonnement op een plaatselijk dagblad dat in het hele graafschap werd verkocht. Dat jaar viel Valentijnsdag op een maandag, de eerste dag van Angus’ en Ians krokusvakantie. Hun moeder had hen zondagavond van school gehaald. Jan stond die maandag vroeg op en haastte zich naar beneden om de Free Press te pakken. Toen Angus beneden kwam, zag hij Ian aan de keukentafel zitten met pagina zeven vóór zich, die op 14 februari helemaal aan Valentijnsboodschappen was gewijd.

Angus keek over zijn schouder en las: ‘Cameron, I.M., Blauw zijn viooltjes, zoet de wijn, en jij bent mijn Valentijn, Lorna.’

Hij vond er weinig aan. Ian keek op.

‘Er staat er ook een in voor jou.’

‘Dat kan niet.’

‘Serieus. Jij bent toch Cameron, Angus H., of niet soms?’

‘Daar zijn er zeker een heleboel van,’ zei Angus.

‘Lijkt me sterk.’ Ian wees het stukje aan dat hij erin had laten zetten: ‘Markham, Lorna: Ik ben, jij bent, de liefde is. I.M.C.’ Hij scheen er nogal trots op te zijn. Angus keek weer naar de linkerkolom waar zijn eigen naam stond. ‘Er moet iemand zijn die een oogje op je heeft,’ zei Ian. ‘Enig idee wie?’

‘Geen notie.’

‘ “Cameron, Angus H.,” ’ las Angus, ‘ “QBSVBZVGZHN DBBJULARRWFKS DK MGV SGKV MUKS HKSVJBRK LUZXUC.” ’

Er stond geen afzender bij, of de naam was ook in geheimschrift. Angus wist natuurlijk meteen wie het was. Hij was gelukkig. Hij herinnerde zich dat hij Guy het jaar daarvoor had verteld dat Ians vriendin Lorna een Valentijnsboodschap in de krant had laten zetten en het tweetal had Ian ermee geplaagd, hoewel hij het aanvankelijk had willen doen voorkomen dat het bericht niet voor hem was bedoeld. Daar moest Guy aan hebben gedacht toen hij zich afvroeg hoe hij hem, Angus, op gepaste geheimzinnige wijze kon bedanken voor het boek. En geheimzinnig was het. Guy had ongetwijfeld een regel uit een boek genomen om zijn geheimschrift op te baseren. Dat hadden ze altijd zo gedaan. Angus bracht het grootste gedeelte van de dag door met het uitproberen van de code tegen de eerste regels van alle boeken van hun lievelingsschrijvers die hij bezat. Het moest een spionageroman zijn, dat wist hij zeker, en hoogstwaarschijnlijk een van Yves Yugall. Angus probeerde de code uit op de eerste regels van Schorpioenweg, Tijgerjacht, Apekooi, Tarantula en Wespensteek. Guy zou toch zeker geen regel ergens midden in een boek hebben genomen? Hij wilde tenslotte dat zijn code ontcijferd werd. Natuurlijk wilde hij het Angus flink moeilijk maken, maar uiteindelijk zou hij de boodschap toch ontcijferd willen hebben.

Iets anders waar hij rekening mee moest houden was het feit dat Guy maar een beperkt aantal boeken - dat wil zeggen, romans - ter beschikking zou hebben in Utting. En hij moest de boodschap in Utting hebben gemaakt, ook al zou hij nu inmiddels thuis zijn. Angus wist niet hoe het met Utting zat, maar op Rossingham was er vanwege het verplichte sport- en clubleven en huiswerk maken en de kadettentraining, heel weinig tijd om andere dingen te lezen dan voorgeschreven boeken, en de huismeesters zagen niet graag dat je je la vol boeken had. Welke boeken zou Guy bij zich hebben? Een voorgeschreven boek misschien? Met de nodige twijfel probeerde Angus de code uit op de eerste regel van Julius Caesar, Spaar de spotvogels en, hoewel hem dat wel een beetje erg vergezocht leek, Lettres de Mon Moulin van Daudet. Het leverde niets op. Hij stortte zich nu helemaal op de code, snuffelde de hele dinsdag en vrijwel de hele woensdag in boeken. Die woensdagavond gingen ze met het hele gezin eten bij vrienden van zijn ouders. Daar hadden ze twee Siamese poezen waarvan er een haar poot had bezeerd bij het springen uit een boom.

‘Je had moeten zien hoe die kat sprong,’ zei de vrouw. ‘Maar ze zal naar de dierenarts moeten. Ik dacht dat die poot wel vanzelf zou genezen, maar we kunnen er beter even naar laten kijken.’

Kattensprong, dacht Angus. Waarom heb ik daar niet eerder aan gedacht? Dat was een boek waarvan ik absoluut zeker kon zijn dat hij het in Utting had. Dat heeft hij gebruikt. Het idiote was dat Angus het zelf niet meer had, omdat hij het zijne naar Guy had gestuurd. Een nieuw kon hij niet kopen, het zou pas over een klein jaar in pocketuitgave verschijnen, en bij de bibliotheek zouden ze een lange wachtlijst hebben, dat wist hij uit ervaring. De volgende morgen ging hij naar Hatchard, die pas een filiaal in Edge Street hadden geopend. Kattensprong stond nog steeds op de bestsellerslijst en de boeken lagen opvallend uitgestald in de winkel. Angus pakte er een en sloeg het open. Zodra hij de eerste letters van de gecodeerde boodschap tegen de eerste regel had uitgeprobeerd, wist hij dat hij het juiste boek te pakken had.

Het winkelpersoneel sloeg hem argwanend gade. Hij was bang dat een van hen, een mager, bits uitziend meisje, naar hem toe zou komen om hem te vertellen dat hij het pas mocht lezen als hij het boek had gekocht, maar er gebeurde niets. Hij ontcijferde de boodschap zonder hem op te hoeven schrijven. Hij had alles in zijn hoofd.

Guy had geschreven: ‘Fantastisch. Waarom blijven we dit niet doen? Centrale Moskou.’

Dat was de afzender, Centrale Moskou. En op de een of andere manier wist Angus, daar in de boekwinkel in Edge Street, precies wat Guy bedoelde. Hij wilde een netwerk van spionnen beginnen. Daar hadden ze het in het verleden wel vaker over gehad. Ze hadden zich afgevraagd of ze een soort MI5 of SIS (of CIA) in het leven konden roepen en daar op de een of andere manier gebruik van maken. Maar ze hadden het nooit eens kunnen worden over welke manier. Waar nog bijkwam dat er natuurlijk niets was om het tégen te gebruiken. Ze waren altijd bij elkaar, zaten op dezelfde school. Maar nu stonden ze elk aan een andere kant. Letterlijk, want net als het Westen en de Sovjets werden zij van elkaar gescheiden door een barrière die het Westen van het Oosten afsneed, in hun geval de rivier die de stad in tweeën deelde. Utting lag in een oostelijke buitenwijk, in wat ooit het dorpje Utting was geweest, terwijl Rossingham dertig kilometer verder naar het westen lag, in (volgens de brochure van de school) een van de mooiste landbouwgebieden van Engeland. Ze waren van elkaar gescheiden op een manier die niet eens zo heel veel verschilde van de scheiding tussen het Oostblok en het Westblok op internationaal niveau.

Angus wilde dolgraag antwoord geven aan Guy, maar hij wist dat dit uit den boze was. Het contact was gelegd en meer communicatie mocht er niet zijn. Angus realiseerde zich dat ingaan op Guy’s voorstel nog een gevolg zou hebben: dat hij door Griezeldam te krijgen (de naam werd twee dagen later bedacht), Guy zou verliezen. O zeker, ze zouden het spelletje hebben, het netwerk, de intrige, de codes, alles wat erop en eraan zat, maar ze zouden elkaar nooit meer ontmoeten als vroeger. Ze zouden elkaar uitsluitend kunnen treffen zoals het hoofd van de SIS en dat van de KGB elkaar bijvoorbeeld tegenkwamen op een feestje van de diplomatieke dienst. Met hun vriendschap zou het gedaan zijn.

Maar Griezeldam trok Angus zo aan dat hij die overweging opzij schoof. En als hij daar nu spijt van had, dan was het toch te laat, want het spelletje was afgelopen voor hem en hij was zijn weg gegaan en Guy de zijne en ze zagen elkaar nooit meer, of het moest toevallig zijn. Als ze elkaar op straat tegenkwamen, groetten ze elkaar met opgeheven arm en een geschreeuwd hoi. Maar op dat moment leek dit vooruitzicht, als het dat al was, onbelangrijk. Griezeldam was alles.

Zijn antwoord aan Guy bestond eruit dat hij twee agenten rekruteerde in zijn eigen huis in Rossingham, van wie één een neef in Utting had. De neef gaf toe dat Guy al had geprobeerd hem in dienst te nemen, maar dat hij liever voor de westerse inlichtingendienst werkte. De eerste opdracht die Angus hem gaf was Guy het boek Kattensprong afhandig te maken. Dat was het teken dat het spel echt was begonnen. Guy veranderde meteen zijn code na het verlies van het boek. En begon gebruik te maken van een contactpunt binnen de muren van Utting.

Een tijd lang haalden ze geintjes uit om zichzelf op de proef te stellen, te zien of het hun lukte. Bijvoorbeeld elkaar dingen afhandig maken. Guy’s rechterhand had een elektrische tandenborstel in Oppenheimer House. Zijn titel was hoofd Bureau Chamney (Chamney was het eerste dorp na Utting) en dus was het een aardige triomf toen een van Angus’ beste agenten het ding te pakken kreeg en het zonder tegen de lamp te lopen naar Angus bracht. Kort daarop bleek die agent een dubbelagent te zijn. Maar tegen die tijd waren ze opgeklommen naar hogere, ingewikkelder en serieuzere zaken.

Zo waren er bijvoorbeeld de overlopers en de opwinding die te ondervragen. Maar hun eerste belangrijke wapenfeit was het ontvreemden van de bouwtekeningen voor het geplande flatgebouw naast het huis van de ouders van Bruce Reynolds. De architect was toevallig de echtgenoot van de beste vriendin van Ivan Sterns moeder. Ze gebruikten hun beste agent en die slaagde erin tijdens een bezoek aan het huis van de architect in diens werkkamer door te dringen. Terwijl de anderen in de tuin zaten en genoten van de geroosterde lekkernijen van de architect, nam hij de bovenste tekening, die met de aanzichten en algemene gegevens, mee naar een drukker en liet deze kopiëren, Dat was een gedurfd staaltje. Maar de agent was ook een soort genie, dacht Angus (ofwel Chimaera), en het was een harde klap voor hem toen hij ontdekte dat hij tegelijkertijd voor Guy werkte. Guy was al van alles op de hoogte voordat de kopie bij Bruce Reynolds vader op de ontbijttafel lag, daar gedeponeerd in een blanco envelop zonder begeleidende brief. Meneer Reynolds geloofde dat dit de echte tekeningen waren en had er ook naar gehandeld. Hij meende dat de envelop afkomstig was van een gemeenteraadslid van wie algemeen bekend was dat hij het niet zo nauw nam. In plaats van zijn huis te verkopen, zoals hij van plan was geweest als het flatgebouw even groot en hoog was geweest als hij vreesde, nam hij het van de markt en gaf opdracht voor de verbouwing die een binnenzwembad en een extra ruime slaapkamer voor Bruce zou opleveren.

Dat waren het soort dingen dat ze deden. Soms betere, soms slechtere. Ook zinloze en absurde dingen, en soms gevaarlijke. Tot er een dag kwam, in de zomervakantie vlak voor zijn zestiende verjaardag, toen hij in de vijfde zat en naar de eindexamenklas zou gaan, waarop Angus ’s morgens wakker werd, zich herinnerde wat zijn eerste taak die dag was - naar hun betrouwbare pand gaan om de laatste overloper te ondervragen - en dacht: O, God, wat een ellende, moet dit echt…?