14

Jennifers brief kwam op de eerste dag van Johns vakantie. Hij zou natuurlijk nergens heengaan. Hij zou in de tuin werken, misschien een kamer opnieuw behangen, een dagje doorbrengen bij Colin en zijn moeder, een bezoek brengen aan zijn tante. Wat een saai programma, dacht hij. Ondanks de wereldschokkende nieuwtjes die hij in zijn hoofd had, voelde hij zich weer terugvallen in zijn oude rol. Van buitenaf gezien was er geen enkele verandering in zijn manier van leven geweest. Maar hij wist dat hij wachtte op een teken, en misschien stond dat teken in de brief. Hij maakte de envelop langzaam open, helemaal niet haastig of bang.

Lieve John,

Je zei dat je zou nadenken over wat we je gevraagd hebben toen Peter en ik bij je op bezoek waren. Dat is inmiddels een maand geleden en we hebben niets van je gehoord. Je zei dat je zou nadenken over echtscheiding, dat als je niet wilde scheiden op grond van overspel, je in elk geval zou overwegen om na twee jaar apart gewoond te hebben te scheiden met wederzijdse instemming. We hebben een advocaat in de arm genomen en die heeft gezegd dat ik recht zou hebben op een aandeel in het huis, misschien zelfs eenderde van de waarde. Dat klinkt misschien een beetje absurd, gezien het feit dat het jouw huis is en ik er geen cent aan betaald heb of zo, maar zo luidt de wet nu eenmaal, en je weet natuurlijk dat ik niets heb, behalve het geld van mijn appartement, maar daar zat een grote hypotheek op. Peter heeft niets, totaal geen bezittingen. Het zou niet overdreven zijn te zeggen dat we straatarm zijn.

Maar wat ik eigenlijk wil zeggen, is dat ik niets van je zal verlangen als je toestemming geeft om te scheiden, zodat we kunnen trouwen. Ik bedoel dat ik niet om alimentatie zal vragen en geen aandeel in het huis zal opeisen. Dat lijkt me een eerlijke regeling.

Denk hier alsjeblieft over na. Het is niet mijn bedoeling je te dreigen, John, maar je moet begrijpen dat als ik vijf jaar moet wachten, ik ergens van moet leven en na afloop wat kapitaal wil hebben.

Je altijd toegenegen

Jennifer

Daar had Peter Moran haar toe aangezet, dacht John. Opdat hij geen werk hoefde te zoeken, of liever, om zich ermee te verzoenen dat hij geen werk kon krijgen. Kon een vrouw die maar twee jaar met haar man had samengewoond en geen kinderen had, een aandeel van zijn huis opeisen? John wist het niet en hij wilde het ook niet aan een advocaat vragen. Dat zou hij nooit doen, maar dat was ook niet nodig. Het was precies negen uur ’s morgens. Misschien lagen zij nog in bed, maar daar wilde hij niet aan denken. Hij belde inlichtingen, gaf Peter Morans adres en kreeg zijn telefoonnummer. Als hij de tijd had genomen om na te denken, de consequenties te overzien, zou hij misschien niet zo overhaast te werk zijn gegaan, maar hij weigerde te denken. Hij pakte de telefoon en draaide het nummer.

De beheerste, uiterst kalme stem met het prachtige accent antwoordde. John legde bijna de hoorn terug. Aarzelend zei hij:

‘Met John Creevey.’

Alsof hij nooit in zijn huis was geweest, zijn wijn had gedronken, zijn vrouw had gestolen: ‘Ja?’

‘Ik zou Jennifer graag spreken.’

Geen verzoek om even te wachten. Stilte, voetstappen die zich verwijderden. Het leek een hele tijd te duren voordat Jennifer kwam.

‘Hallo, John.’

‘Ik heb je brief gekregen,’ zei hij. ‘Hij is net aangekomen.’

‘Je moet niet meteen nee zeggen, John. Denk erover na. Je hoeft me niet meteen antwoord te geven.’

‘Ik wil je geen antwoord geven. Ik wil je spreken. Ik heb je iets te vertellen.’

‘Kun je me dat niet meteen vertellen?’

Wat dacht ze dat het was? Dat hij ging verhuizen? Ander werk had gekregen? Een andere vrouw had gevonden zelfs?

‘Dat kan ik door de telefoon niet vertellen. Wanneer kunnen we elkaar spreken?’ Haastig voegde hij eraan toe: ‘Alleen wij samen, hoor. Hem wil ik er niet bij hebben.’

Hij hoorde haar zuchten, een triest, zorgelijk geluid. ‘Ik werk,’ zei ze. ‘Enkel voor halve dagen, maar het is beter dan niets. Secretaresse, in een bedrijf in Feverton. Is donderdagmiddag oké? Dan ben ik vrij, en jij ook, niet?’

‘Ik heb vakantie,’ zei hij.

Ze vertelde hem waar ze werkte en sprak af voor donderdag om één uur. Pas toen hij de hoorn weer neerlegde, drong het tot hem door wat hij had aangericht. Het was niet lang genoeg voor al het denkwerk dat hij moest verrichten, vier dagen was niet lang genoeg. Toen herinnerde hij zich hoe gretig ze erin had toegestemd om hem te spreken. Hij had zelfs de indruk dat ze blij was. Begon de lompheid van Peter Moran zelfs haar te veel te worden? Hij keek opnieuw naar de brief, eens te meer ervan overtuigd dat Jennifer die niet op eigen initiatief had geschreven.

Na Cherry’s dood waren er nooit meer kranten bezorgd aan het huis in Geneva Road. Als John er een wilde hebben kocht hij er een: meestal de Free Press. Terwijl hij zijn krant betaalde en er een van de stapel nam, vroeg hij zich af of het verhaal van Peter Morans veroordeling en straf misschien toch niet in de Free Press had gestaan. Hijzelf kon het in elk geval niet weten. En zo ja, dan was Jennifer misschien al op de hoogte. Misschien had ze het al die tijd geweten…

Ze stonden aan het begin van een hittegolf. Vreemd dat je dat altijd voelde, dat je altijd wist of een mooie dag een eenling was, een toevalstreffer, of de aanzet tot een periode van heet weer. Hij wandelde langs de rivier en over de Randolphbrug naar Feverton. Jennifer had hem verteld dat ze werkte bij Albright-Craven in het zakencomplex aan Feverton Square. Albright-Craven was een aannemersbedrijf van ongeveer vijftig keer de omvang van Maitlands bedrijfje destijds, maar de parallel met Cherry was onmiskenbaar. Zijn leven scheen vol te zitten met overeenkomsten en voortekenen.

Daar zou ze op dit moment aan het werk zijn. Vier ochtenden per week, maandag tot en met donderdag, had ze hem verteld. Hij keek omhoog naar de talrijke ramen en vroeg zich af op welk kantoor ze zat, precies zoals hij in het verleden voor Peter Morans huisje had gestaan om een glimp van haar op te vangen. De hemel was stralend donkerblauw en de zon schitterde zo fel op al dat glas en blinkend metaal dat zijn ogen er pijn van deden. Hij overwoog naar Rostock te wandelen, naar de poesta, maar bedacht dat hij beter de bus kon nemen. De afgelopen weken was hij daar diverse keren geweest en had er niets gevonden. Het leek erop dat de mini-mafia opnieuw ondergronds was gegaan.

Nevin Square was vol mensen. Net een piazza in een buitenlandse stad, dacht hij, barstensvol toeristen. De zon had hen naar buiten gebracht. De gemeente had de bloemperken volgezet met siernetels in felle, gevlamde kleuren, oranje en bruin en hardgroen, met daartussen hanekam, rode en goudkleurige pluimen en Amaranthus caudatus, ook wel kattenstaart genoemd. John ging op het lage muurtje rondom het standbeeld van Lysander Douglas zitten en keek naar de lange rode bloesemtrossen, met erachter de fonteinen waar de zon regenbogen in maakte. Op een hete dag heel lang geleden, toen hij een groot kind en Cherry een klein kind was, had ze hem uitgedaagd in het bassin onder een van de fonteinen te springen. Hij was evenwel niet zo’n avontuurlijk type en had het niet aangedurfd. Om zijn aandacht af te leiden vouwde hij de krant open en zijn oog viel meteen op een bericht over het terechtstaan van de leden van een afpersersbende.

Twee van de mannen werden beschuldigd van afpersing onder bedreiging met geweld. Het was een oud verhaal, hoewel John het beter kende uit politieromans dan uit eigen ervaring. De bende, als het een bende was, had verscheidene winkeliers en caféhouders beloofd hen te vrijwaren tegen vandalisme à raison van een wekelijkse bijdrage. Een van de getuigen was de vergunninghouder van de Beckgate, en er stond een foto van het café in het artikel waarop de hangende bloembak boven de deur, afkomstig van het tuincentrum en door John zelf uitgekozen en geadviseerd, zichtbaar was.

De vergunninghouder getuigde dat hij, na wekenlang het armzalige bedrag dat van hem was geëist te hebben betaald, op een gegeven moment had geweigerd, en dat de telefoon in het gangetje achter kapot was geslagen en de zittingen van de stoelen in de bar opengesneden. Er waren nog een stuk of zes andere getuigen en het zag ernaar uit dat de zaak verscheidene dagen in beslag zou nemen. John keerde terug naar de voorpagina en zag dat de vermiste schooljongen, James Harvill, in een meer ergens in Midden-Engeland was gevonden, verdronken. Het was al meer dan twee maanden na zijn verdwijning. John huiverde even in de hitte.