6
Onthullingen die een hele wereld op zijn kop zetten kunnen ook een mens veranderen. John voelde zich radicaal veranderd door de bekentenis van Mark Simms en door diens motieven voor zijn daad. Hij besefte dat hij zijn hele leven - ondanks Cherry’s dood - had geleefd alsof de wereld een rustige, alledaagse omgeving was waarin mensen vanzelfsprekend hun werk en hun plicht deden, zich aan regels hielden, elkaar liefhadden en huwelijken sloten die standhielden en waarin op zijn best opgewekte aanvaarding en op zijn slechtst stoïcijnse gelatenheid heerste. Nu had hij het gevoel dat hij de wereld anders bezag. Als een gevaarlijk oord waarin de schijnbaar alledaagse personen die hij tegenkwam in werkelijkheid gevaarlijk waren en hijzelf dat ook zou kunnen worden. Hij had de gebeurtenissen van die avond in Marks appartement vele malen opnieuw doorgemaakt, had Marks woorden keer op keer opnieuw overpeinsd. Aanvankelijk had hij geprobeerd alles uit zijn hoofd te zetten, nergens aan te denken, zich alleen met onschuldige dingen bezig te houden, bijvoorbeeld zijn eigen bloemen in dit mooiste seizoen van het tuinmansjaar. Maar de ware gebeurtenissen, de echte woorden, boorden zich als maden, als termieten door de muur die hij in zijn geest had opgetrokken.
Ook had hij de aandrang gevoeld met deze kennis naar de politie te gaan, maar die was gaandeweg afgenomen. Hij wist inmiddels vrijwel zeker dat hij de politie niet op de hoogte zou brengen, hij zag niet in wat voor nut dat zou hebben. Alle mensen die Cherry na hadden gestaan waren dood, behalve hijzelf, en Mark, als je die ook meetelde. Hij kon zich niet voorstellen dat het hem voldoening zou schenken Mark gearresteerd en veroordeeld te weten, hoewel hij daar op het moment van de bekentenis heel anders over had gedacht. Heel even had hij zelfs de opwelling gevoeld Mark te vermoorden.
Mark had die ongelooflijke bekentenis afgelegd terwijl hij op de grond zat met zijn rug tegen de poten van een stoel, zijn ogen strak op John gericht. Zijn gezicht was in duister gehuld, maar zijn ogen fonkelden. Uit zijn mondhoek liep een straaltje wijn.
‘Ik heb haar vermoord. Ik heb Cherry vermoord.’
‘Bedoel je,’ zei John, ogen wijd opengesperd van afschuw, snel ademend, ‘dat je haar lichamelijk hebt vermoord? Dat je haar met je eigen handen hebt gedood?’
‘Zijn er soms nog andere manieren om iemand dood te maken?’ Maar toen scheen het tot Mark door te dringen wat John bedoelde, dat hij haar misschien enkel in overdrachtelijke zin had vermoord, bijvoorbeeld door onaardig tegen haar te zijn, of door haar te verwaarlozen. ‘Nee, ik bedoel dat ik haar heb vermoord, ik heb haar gewurgd.’
‘Maar waarom?’ riep John uit. Hij wachtte niet op het antwoord. ‘Ach, ik geloof er geen woord van. Dat verzin je.’
‘Serieus, ik heb Cherry vermoord. Ik heb haar gewurgd op de Beckgate Steps.’
‘Was je gek of zo? Was je gek geworden?’
Mark zei niets, bewoog zich niet. Het was inmiddels bijna donker in de kamer. Hij veegde het straaltje wijn van zijn kin. John zei:
‘Wil je serieus beweren dat je mijn zuster hebt vermoord?’
‘Hoeveel keer moet ik dat nog herhalen?’
‘Dus jij was de dader en niemand die het wist.’ John had het gevoel dat zijn ogen uit hun kassen puilden. Hij keek naar Mark met starre, wijd opengesperde ogen. Het was net alsof hij hem voor het eerst zag. Op schorre fluistertoon zei hij: ‘Begrijp je wel wat je gedaan hebt? Je hebt niet alleen Cherry vermoord, maar mijn ouders ook. En je hebt ons allemaal verschrikkelijk ongelukkig gemaakt. Je zei dat ons gezinsleven zo fantastisch was en wat het voor je betekende, maar toch heb je het helemaal vernietigd…’
‘Ik was er zelf ook niet bepaald gelukkig mee, weet je wel.’
Mark beefde niet meer en zijn gezicht, althans wat John ervan kon zien, leek zich te hebben ontspannen. Hij kwam overeind, liep naar het raam, rekte zich uit. John voelde nu pas ten volle de uitwerking van wat hem was verteld, en zijn hoofd suisde, zijn hart bonkte. Hij vroeg het opnieuw, met overslaande stem van verdriet: ‘Was je tijdelijk jezelf niet, een vlaag van waanzin?’
Mark zat op de stoel, op het randje, voorovergebogen. ‘Ik moet gek zijn geweest op het moment dat ik het deed. Maar er was niets waanzinnigs aan mijn redenen.’
‘Waarom deed je het?’
‘Jaloezie. Razernij. Gekwetstheid.’
‘Maar je had geen enkele reden om jaloers te zijn op Cherry. Ze hield van je. Ze had voor geen enkele man oog behalve voor jou en ik weet zeker dat geen enkele man ooit naar haar keek.’
Mark stootte zijn scherpe lachje uit. ‘Meen je dat?’ vroeg hij heel overdreven, als een acteur in een slechte film. ‘Cherry was de grootste hoer in de hele stad.’
Voor de eerste keer in zijn leven ervoer John wat het betekende om alle beheersing te verliezen. Zijn lichaam handelde zonder opdracht te hebben gekregen van zijn verstand. Een rode gloed, het soort dat je ziet als je met gesloten ogen naar een lamp kijkt, kwam voor zijn ogen. Hij sprong overeind en sloeg met beide vuisten naar Mark. Maar Mark ontweek hem en kreeg enkel een zwakke stomp tegen zijn nek. Hij deed een stapje opzij en toen John zich opnieuw op hem wilde werpen vonden zijn vuisten enkel de bekleding van de stoel. Mark knipte de schemerlamp op tafel aan en draaide de schakelaar bij de deur om en het hele vertrek baadde in verblindend wit licht. John liet zijn hoofd in de stoel vallen en bleef in stille ellende op de grond geknield zitten.
‘Jij en je ouders,’ zei Mark, ‘jullie moeten hebben geleefd met je hoofd in het zand. AI sinds haar vijftiende, lang voordat ze van school kwam, legde ze het met iedereen aan. En het was heus geen verkapte onzekerheid, heus niet omdat ze het nodig had voor haar ego of zoiets. Ze deed het omdat ze er gek op was. Ze was dol op seks, dat was het hoofddoel van haar leven. Waarschijnlijk maakte dat haar zo aantrekkelijk.’
‘Aantrekkelijk?’ zei John. ‘Cherry aantrekkelijk?’ Hij vond het vreselijk om te zeggen, gemeen en verraderlijk tegenover haar, maar tegelijkertijd voelde hij dat het niets meer uitmaakte wat hij zei, dat zulke dingen onbelangrijk waren en voortaan altijd onbelangrijk zouden zijn. ‘Ze was een van de lelijkste meisjes die ik ooit heb gezien.’
Dat hatelijke lachje van Mark deed hem ineenkrimpen. ‘Die ogen,’ zei hij. ‘Dat haar. En ze had een heerlijk lichaam. Een adembenemend lichaam.’
John zei stamelend: ‘Bedoel je dat je dat hebt gezien…’
‘Natuurlijk heb ik dat gezien. Dacht je dat ze met al die anderen naar bed zou gaan en met mij niet? Ze zou met mij gaan trouwen. Ze wilde me in elk geval wel… alleen wilde ze al die anderen ook. Iedereen, jong, oud. Waarschijnlijk kon ze er niks aan doen. Dat denk ik echt. Alleen jammer dat ik er niet tegen kon, niet? Jammer dat ik niet tegen mezelf kon zeggen: dit is de meest fantastische vrouw die ik ooit zal kennen en de beste seks die ik ooit zal krijgen, ik kan me toch wel neerleggen bij haar promiscuïteit als ze discreet te werk gaat, als ze het niet over de daken uitschreeuwt. En ik had gelijk, ik kon niet beter krijgen. Mijn huwelijk was een farce vergeleken met dat. Maar ik kon er niet tegen, John. Ik kon het niet verkroppen. Zeker niet toen ze beloofde haar leven te beteren en ik erachter kwam dat ze sliep met de oude Maitland.’
‘Onmogelijk, dat geloof ik niet!’
‘Ik wéét het. En het is precies zoals ik zei. Een zestig jaar oude metselaar met metselaarshanden. Die naar bier stonk. Witte stoppels op zijn gezicht had.’
‘Maar wanneer deed ze dat allemaal? Waar haalde ze de tijd vandaan?’
‘Om te beginnen waren die bezoeken aan mevrouw Chambers de halve tijd verzonnen. En al die keren dat ze zogenaamd naar je tante ging, daar klopte meestal ook niets van. Het kwam Cherry heel goed uit dat je ouders geen telefoon hadden. En met de oude Maitland, op haar werk natuurlijk. Ik kwam er op een avond onverwacht binnen… ik was een half uurtje vroeger dan normaal… en ze zat bij hem op schoot.’
‘Misschien was ze ziek,’ zei John. ‘Ze leed ergens aan.’
‘Nymfomanie? Laat me niet lachen. Een man noemen we ook niet ziek als hij gek is op seks, als hij niet genoeg van seks kan krijgen. Waarom zou een vrouw anders zijn? Jij bent degene die zegt dat vrouwen hetzelfde zijn als wij. Cherry mankeerde niks. Het schortte ’m bij mij, ik schoot tekort, zou je kunnen zeggen. Ik vermoordde haar omdat ze toegaf dat ze met andere mannen naar bed ging en zei dat ze daar niet mee op kon houden, dat het nutteloos was om te doen alsof.’
‘Je had weg kunnen gaan. Je had de verloving kunnen verbreken en weg kunnen gaan.’
‘Dat weet ik, maar dat deed ik niet. Ik zal je vertellen wat er gebeurde. Ik ging haar die avond ophalen. Nou ja, om een uur of vijf. Het was al donker. We liepen langs de rivier en maakten ruzie. Ze gaf ruiterlijk toe dat de oude Maitland haar elke dag naaide, of zo dikwijls als hij hem omhoog kon krijgen. Ze zei dat ze het nut niet inzag van liegen, en ze zou ook niet hebben gelogen tegen haar ouders of tegen jou, als jullie het haar hadden gevraagd, maar jullie vroegen haar nooit. We kwamen bij de Beckgate Steps. Ik pakte haar beet. Ik pakte haar bij haar keel en toen ik haar eenmaal vasthad, John, kon ik niet meer loslaten. Het was net of mijn handen daar waren vastgegroeid. Ik kneep en kneep en ik hoorde iets knappen en meteen was het gebeurd. Ze werd slap en zakte in elkaar, ze viel uit mijn handen en lag op de stenen…’
Hij zweeg, sloot zijn mond en boog zijn hoofd. John voelde zich hol en versleten, alsof hij al heel lang niet had gegeten of geslapen. Op datzelfde moment besefte hij ook dat de wereld veranderd was.
‘Waarom heb je me dit verteld?’ vroeg hij met een stem die hij zelf niet herkende.
‘Ik moest het tegen iemand vertellen. Weet je wel hoe het voelt om met zoiets op je geweten rond te lopen? Het is net een loodzwaar gewicht dat je naar beneden trekt…’
John stond op. De stad lag beneden hem, geborduurd met lichtjes en beschenen door de maan. Een volstrekt irrelevante gedachte kwam in zijn hoofd op: hoeveel keer was die maan gegroeid en afgenomen sinds Cherry was gestorven, zeker een paar honderd keer, en al die tijd had Mark zijn stomme wrede geheim vóór zich gehouden. Nog steeds diep geschokt zei hij met moeite: ‘Ik ga. Ik wil je niet meer zien.’
‘Ik kan je beter even brengen.’
‘Nee, dank je. Je bent dronken.’
‘Ik rijd beter als ik dronken ben,’ zei Mark, en John vond dat hij er beter uitzag dan hij de laatste weken had gedaan, gelukkiger. Zonder nog iets te zeggen liep hij het appartement uit. Het moest diep in de nacht zijn geweest. Om de een of andere reden was zijn horloge stil blijven staan. Soms kon je hier een taxi krijgen die op de terugweg was naar het centrum na een vrachtje bij Fonthill te hebben bezorgd. Maar die nacht waren er geen taxi’s. Hij begon aan de lange afdaling, in de war, in een shocktoestand, nog steeds duizelend van wat hij had gehoord, maar onder het lopen besloot hij naar de politie te gaan. Een soort woedende afschuw nam bezit van hem toen hij dacht aan die opgeluchte, gelukkige uitdrukking op Marks gezicht toen hij wegging.
De weg voerde langs de grote huizen van Hartlands. Een paar laatste lichtjes gloeiden tussen de bomen in tuinen die meer weg hadden van open plekken in een bos. Hij zag niemand, kwam niemand tegen. Van tijd tot tijd zag hij het licht van de koplampen van een auto over de weg beneden over de grasveldjes in het voetpad glijden. In Feverton, bij de Randolphbrug, was een politiebureau. Ze zouden denken dat hij gek was dat hij op dit uur van de nacht met zo’n verhaal aanklopte. Want op dit moment doemde de toren van het CitWest-gebouw voor hem op, zeker nog anderhalve kilometer van hem vandaan, maar heel duidelijk. Het was achttien minuten voor een en elf graden Celsius. Hij kon beter morgenvroeg naar de politie gaan…
Die vrijdag was de eerste keer dat John zijn werk verzuimde zonder legitieme reden, ziekte bijvoorbeeld of een begrafenis. Hij had een ochtend vrij genomen voor de begrafenis van zijn moeder, en een middag voor die van zijn vader. Maar voordat hij naar bed ging, wist hij dat hij de volgende dag vrij zou nemen. En de zaterdagochtend, waarop hij moest werken, zou hij ook thuisblijven. Toen hij een uur wakker in zijn bed had gelegen, begreep hij dat hij enkel naar bed was gegaan omdat je dat ’s avonds nu eenmaal deed. Dat was een regel, een conventie, en daar liet hij zijn leven door bepalen. Maar de wereld was veranderd.
Daarom stond hij op, kleedde zich weer aan en ging in de huiskamer zitten, en een poosje later ging hij naar zijn tuin. Hij begroef zijn gezicht in de koele blaadjes van een roze roos. Hij ging op het stenen bankje zitten en sloot zijn ogen en was verbaasd over de leegheid van zijn hoofd, zijn onvermogen om te denken. Maar daar kon hij de slaap evenmin vatten en om vier uur begonnen de vogels te zingen. Ik zal nooit meer rust kunnen vinden, wat zal er van me worden? vroeg een stem in zijn binnenste, en toen het licht werd liep hij doelloos het huis in en uit om te wachten op een redelijke tijd om Gavin op te bellen…
Dat was drie weken geleden geweest. Hij was niet naar de politie gegaan en de volgende maandag ging hij weer naar zijn werk. Herboren zijn, bedacht hij, werd meestal geïnterpreteerd als zijnde beter geworden, maar waarom kon het ook niet betekenen dat je opnieuw wordt geboren in een grimmiger wereld, belast met de wetenschap dat het leven hard en afschuwelijk was? Hij had ook een paar merkwaardige inzichten gekregen in wat verdriet in je kan aanrichten. Misschien kon dat doordringen in en schade aanbrengen aan het deel van de hersenen dat we ons verstand noemen. Misschien kon het je op die manier veranderen in een minder gewetensvol, minder timide persoon. Hij had in elk geval de indruk dat de oude John niet op scherpe toon tegen Gavin zou hebben gezegd: ‘Houd op met kletsen tegen die verrekte vogel, alsjeblieft. Er staat een hele rij klanten bij de goudvisvijver.’
De oude John zou Jennifers brief geen week in huis hebben laten liggen, alvorens hem te beantwoorden, zou het antwoord ook niet hebben gesteld in die korte koele bewoordingen. Hij stemde in met de voorgestelde ontmoeting, eiste alleen dat die in zijn huis zou plaatsvinden. En de oude John zou zeker niet tegen Mark hebben gezegd, toen deze opbelde met het voorstel het hele onderwerp nog eens goed door te praten: ‘Ik heb niets te bepraten met jou,’ en de hoorn op de haak hebben gelegd.