50
‘We moeten gaan, Gloria,’ zei Tatiana.
De apparaten bleven sissen en pompen, Graham bleef in de ruimte zweven. Gloria bukte zich en gaf Graham een zoen op zijn voorhoofd. Een zegening of een vloek, of allebei, want alles kon worden omvat door de synthese van de werkelijkheid. Zwart en wit, goed en kwaad. Zijn vlees voelde al aan als klei.
Wat waren de ware misdaden? Kapitalisme, religie, seks? Moord – over het algemeen maar niet per se. Diefstal – idem dito. Maar wreedheid en onverschilligheid waren ook misdaden. Net als slechte manieren en oppervlakkigheid. Het ergste van alles was onverschilligheid.
Vrij kort nadat Gloria met Graham was getrouwd, gingen ze op een zondag naar zijn ouders, Beryl en Jock, om ’s middags bij hen te eten. Een magere gebraden eend, zoals Gloria zich herinnerde, gecompenseerd door een machtige pruimentaart. Het bleef Gloria hogelijk verbazen dat ze zich nauwelijks kon herinneren wat er afgelopen vrijdag was gebeurd, maar dat ze zich maaltijden die ze ruim veertig jaar geleden had genuttigd tot in de kleinste details voor de geest kon halen.
Om een of andere reden was hun auto die dag in de garage (Graham had een Triumph Herald meegebracht in hun huwelijk) en daarom bracht Grahams vader hen terug naar hun bescheiden Hatterhuis (het oude Pencaitlandmodel, dat al lang niet meer werd gebouwd), een huwelijkscadeau van Jock en Beryl. Het stond bekend als een ‘eerste woning’. Maar niemand verkocht ‘een laatste woning’, hè?
Onderweg reden ze even om via ‘de opslag’ omdat vader en zoon nog iets te doen hadden wat inmiddels allang was vergeten. Destijds had Hatter Homes nog gewoon uit een opslagterrein van een aannemer bestaan met een gammel kantoortje in een hoek. Gloria stapte uit. Ze was nog nooit op de opslag of in het kantoor geweest en ze nam aan dat ze er belangstelling voor moest tonen nu ze zelf een Hatter was. Ze had haar meisjesnaam, Lewis, natuurlijk nooit moeten opgeven. Dit zou een goed moment zijn om dat terug te draaien, nu ze een vogelvrije weduwe was. Er waren doorlopend massa’s mensen die hun identiteit veranderden; haar eigen opa had zijn naam in Lewis veranderd nadat hij met niet meer dan een kartonnen koffer en een achternaam die niemand kon uitspreken vanuit Polen in Leeds was aangekomen.
De twee mannelijke Hatters gingen het kantoor in en Gloria dwaalde over de opslag met zijn geheimzinnige pallets en zakken. Ze had geen flauw idee hoe je het moest aanpakken om een huis te bouwen. Ze vroeg zich af wat er met de mensheid zou zijn gebeurd als alles aan haar had gelegen op het moment waarop de mens voor het eerst de ene vuursteen tegen de andere vuursteen had geslagen en een instrument had gemaakt. Het zou haar nooit zijn gelukt zoiets ingewikkelds als een plank te maken, alles zou nu vermoedelijk worden bewaard in hangmatten en zakken. Ze was een verzamelaar, Graham was een jager die een schroevendraaier hanteerde. Hij zou erop uittrekken om dingen te bouwen en zij zou binnen blijven om dingen tot wasdom te laten komen. Dit was pas een maand na hun huwelijk, toen de vonk nog in hun verbintenis zat en Gloria vol vervoering in de weer was om bijpassende ontbijtbordjes en zwabbers te kopen.
Op dat moment hoorde Gloria een zacht mauwend geluidje dat na nader onderzoek afkomstig bleek te zijn van – wat een vreugde – een nest jonge katjes, nog blind, net kleine molletjes, opgerold bij hun moeder in een hoekje van de opslag, achter een stapel oud hout.
De Hatters, senior en junior, kwamen het kantoor uit en haar nieuwe schoonvader riep naar haar: ‘Je hebt die vervloekte katten dus gevonden, hè Gloria?’ Gloria, die al plannen maakte voor een met schapenvacht beklede mand die ze zou verschaffen voor ten minste twee en wellicht alle katjes, een Hatterhuis in een Hatterhuis, zei: ‘O, ze zijn snoezig, meneer Hatter.’ Gloria wriemelde met haar tenen omdat de katjes zo schattig waren. Ze kon nog steeds niet het familiaire ‘Jock’ uitbrengen en dat zou haar ook nooit lukken in de drie jaar dat ze zijn schoondochter was, voor hij door een zware hartaanval dood op een bouwterrein zou neervallen in de modder binnen het door cementblokken opgetrokken geraamte van een van zijn huizen, terwijl zijn mannen zich om hem heen verzamelden en verbaasd op zijn levenloze lichaam neerkeken. De titan had het pand verladen. De olympiër bevond zich ondertussen in de nog niet voltooide keuken, waar hij zich afvroeg of hij er ongestraft een kleiner raam in zou kunnen zetten.
‘Graham,’ zei Jock, ‘haal die rotbeesten even op, wil je?’
‘Natuurlijk,’ zei Graham, die de vijf warme lijfjes van de katjes allemaal tegelijk oppakte en ze in één soepele beweging onderdompelde in een waterton die naast het kantoor stond. Gloria was zo verbaasd dat ze gedurende een vreselijke seconde alleen maar toekeek, stom en roerloos, alsof ze was betoverd. Toen slaakte ze een gil en wilde ze op Graham afrennen om de katjes te redden, maar Jock hield haar tegen. Hij was een kleine maar verbazend sterke man, en hoe ze ook kronkelde en draaide om bij hem weg te komen, ze kon niet aan zijn greep ontsnappen. ‘Het moet gebeuren, meidje,’ zei hij zachtjes toen ze het ten slotte opgaf. ‘Zo gaat dat nu eenmaal.’ Graham haalde de vijf slappe lijfjes uit de waterton en smeet ze in een oud olievat dat voor afval werd gebruikt.
‘Verdomde katten,’ zei hij toen ze later in de bijkeuken van hun eerste woning hysterisch tegen hem was geworden. ‘Je moet het afleren om zo verdomd sentimenteel te zijn, Gloria. Het zijn gewoon stomme rotbeesten.’
Vermóórd. Het woord had vreemd geklonken uit Tatiana’s mond. Het rommelde als de donder, scheurde de hemel. Gloria vroeg zich af of de gescheurde hemel in stukken zou breken en aan haar voeten zou neervallen. Haar maag voelde warm en vloeibaar aan en haar hart klopte sneller dan gezond was voor een vrouw die bijna een bejaardenpas kreeg. Tatiana’s vriendin was vermoord. Lena. Een goed mens.
Gloria wist wat Tatiana ging zeggen. En het ergste was dat ze het al had geloofd voor de naam zelfs maar werd genoemd, dus zei zij het als eerste.
‘Graham,’ zei ze ronduit.
‘Ja,’ stemde Tatiana met haar in. ‘Graham. Hij is heel slechte man. Hij heeft Terry gezegd dat hij haar moet doden. Is hetzelfde als wanneer hij het zelf doet. Geen verschil.’
‘Nee,’ stemde Gloria met haar in. ‘Geen verschil. Geen enkel verschil.’
‘Lena zou naar smerissen gaan, alles vertellen wat ze wist.’
‘Wat wist ze precies? Van de fraude?’
Tatiana lachte. ‘Fraude is niets, Gloria. Veel ergere dingen dan fraude. Graham doet zaken met zeer, zeer slechte mannen. Dat wil je niet weten, ze komen achter je aan. We moeten nu echt weg.’
Gloria leunde dichter naar haar man toe en fluisterde in zijn oor: ‘Look upon my works, ye Mighty, and despair!’
Ze hadden het plaats delict van de moord verlaten. Ze waren echt de benen aan het nemen. Gloria overtrad regels, al waren die niet van haarzelf. Ze had de zwarte plastic zak met contant geld en de geheugenstick gered, maar verder vluchtten Tatiana en zij met niets anders dan de kleren die ze aanhadden. Tatiana had gebeld en er was een grote zwarte auto naar de achterdeur gereden en daar waren ze in gestapt. Het was, als Gloria zich niet vergiste, dezelfde auto die Tatiana na Grahams hartaanval bij het ziekenhuis had opgehaald. De chauffeur bleef gedurende de hele rit zwijgen en Gloria vroeg niet van wie de zwarte auto was. Grote zwarte auto’s met geblindeerde ramen waren over het algemeen van slechte mensen. Van slechte mensen zoals Graham.
Ze reden naar het zuiden, naar het vliegveld, maar Gloria had verzocht om ‘een kleine omweg’.
‘Waarom?’ vroeg Tatiana.
‘Zaken,’ zei Gloria toen de stomme chauffeur haar aanwijzingen volgde, de hoofdweg verliet en een woonwijk in reed. ‘Wat onafgeronde zaken.’
‘Glencrest Way,’ deelde Tatiana mee, die het straatbordje las. Glencrest Way werd gevolgd door Glencrest Close, Glencrest Avenue, Glencrest Road, Glencrest Gardens en Glencrest Wynd, waarvan Tatiana alle namen beslist wilde opnoemen, als een exotische vervangster voor de satellietnavigatie van de zwarte auto, die het weigerde te doen te midden van de verbijsterende complexiteit van de straten in de nieuwbouwwijk, afgeschermd door de talmende mist van Grahams aanwezigheid, de wolk der kennis.
‘De Glencrestwijk,’ zei Gloria nogal overbodig toen de zwarte auto bij de stoep tot stilstand kwam. ‘Echte huizen voor echte mensen. Gebouwd in een oude mijngroeve.’ Ze zeulde de zwarte plastic vuilniszak met drieënzeventigduizend vijfhonderd pond in twintigpondbiljetten de auto uit.
Tatiana leunde tegen de zijkant van de auto en rookte terwijl Gloria de plastic zak van huis naar huis sleepte om overal bundels bankbiljetten op de stoep achter te laten. Niet genoeg voor iedereen, maar het leven was nu eenmaal een loterij.
‘Is tragedie,’ zei Tatiana hoofdschuddend. ‘Je bent gek mens, Gloria.’
Ze stapten weer in de zwarte auto en reden weg. De bundels geld waren niet samengebonden en de avondwind begon bankbiljetten op te tillen en als enorme asvlokken rond te strooien. In het achteruitkijkspiegeltje ving Gloria een glimp op van iemand die uit een van Grahams armzalige huizen kwam – een Braecroft – en verbaasd keek bij de aanblik van geld dat door de lucht vloog.
Gevreesd door de schurken, geliefd bij goede mensen. Ze waren bandietenleidsters, ze waren vrouwelijke rovers. Ze waren vogelvrij.